Tijdbeeld

Wijnhuis / Raadhuis

beschrijving

exterieur
Het wijnhuis en het raadhuis zijn gelegen op de hoek van de Roggestraat en Philippus Gastelaarsstraat / Koepoortstraat. Deze bouwdelen grenzen aan elkaar en zijn op alle niveaus via doorbraken in de gemeenschappelijke scheidingsmuur met elkaar verbonden. Beide bouwdelen zijn gebouwd op een vrijwel vierkante plattegrond en tellen boven een kelder één bouwlaag en een zolder (raadhuis met vliering) onder een met leien gedekt zadeldak. In de zuidelijke dakvlakken zijn dakkapellen opgenomen. 
De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk in handvorm baksteen en zijn voorzien van tufstenen kloostervensters en zesdelige ‘kruiskozijnen’ met dubbele kalven. Beide venstertypen zijn voorzien van glas-in-loodramen en luiken. 
De voorgevel van het raadhuis aan de Koepoortstraat is uitgevoerd als trapgevel met overhoeks geplaatste pinakels, cordonlijst en een torentje met uivormige bekroning. De voorgevel en zijgevel van dit bouwdeel worden verder geleed door verdiept aangebrachte, hoge korfboognissen. Op de afgeschuinde hoek is op een kraagsteen een beeld van St. Maarten geplaatst. Daarvoor is op de stoep een ronde steen aanwezig, hierop heeft voorheen een zogenaamde drilkooi gestaan. De vierde korfboognis van de zijgevel bevat de entree tot de hal, uitgevoerd met een zandstenen poortje met jaartal 1663. 
Het wijnhuis heeft aan de Ph. Gastelaarsstraat een topgevel in de vorm van een trapgevel met ezelsruggen die op zolderniveau voorzien is van verdiepte boognissen met bakstenen traceringen en blinde kruisvensters. Boven de kloostervensters en nissen op de begane grond is een cordonlijst aangebracht. De beide zijgevels van het wijnhuis zijn voorzien van kelderlichten zesdelige kruisvensters. 
De gemeenschappelijke scheidingsmuur tussen wijnhuis en raadhuis is buitendaks uitgevoerd als geschouderde tuitgevel. Het ingebouwde deel is gepleisterd en heeft op de zolder van het schepenhuis een geleding met verdiepte nissen. 

kelders
De kelder onder het wijnhuis is voorzien van gepleisterde bakstenen kruisgewelven die in het midden ondersteund worden door vier zandstenen pijlers die geprofileerd zijn met biljoenen en kapellen. In de kelder ligt een vloer van keramische tegels. 
Onder het raadhuis bevindt zich een kelder met tongewelf. 

balklagen en kapconstructies
De zolderbalklagen van het wijnhuis en raadhuis worden gevormd door eiken moer- en kinderbinten. De moerbalken zijn opgelegd in de zijgevels. In het raadhuis wordt de samengestelde balklaag nog extra ondersteund door onderslagen. Alle moerbalken en onderslagen zijn voorzien van peerkraalconsoles. Op de kinderbinten liggen houten vloerplanken. 

Beide daken worden gedragen door beschoten eiken sporenkappen die ondersteund worden door sets van drie gestapelde dekbalkgebinten. De onderste gebinten van het wijnhuis zijn aan de zuidzijde uitgevoerd met kromstijlen, voor het overige zijn schaargebinten toegepast. In beide kappen is midden over de dekbalken een balk in langsrichting aangebracht. 

10 afbeeldingen.

indeling
De begane grond van het wijnhuis is door een binnenwand ingedeeld in een smal vertrek met kantoren aan de zuidzijde en de grote raadzaal aan de noordzijde. Beide vertrekken zijn voorzien van houten paneeldeuren. In de raadzaal staat tegen de westgevel een grote gemarmerde schouw op Toscaanse zuilen. De schouwboezem is voorzien van decoratief stucwerk met aan de voorzijde een verbeelding van Salomo’s Eerste Recht tussen zuilen en een gebogen fronton. De achterwand van de schouw is bedekt met wit-blauwe keramische tegels, haardstenen en een ijzeren haardplaat. 

De begane grond van het raadhuis wordt ingenomen door een dwarshal en twee vertrekken (kantoor burgemeester en bode) aan de voorzijde. In de hal ligt een vloer van ledesteen. Een doorgang onder een korfboog verbindt de hal met de achtergelegen nieuwbouw uit 1995. De burgemeesters- en bodekamer hebben houten paneeldeuren, de bodekamer bevat tevens een loket. 
De zolderverdieping is toegankelijk via het trappenhuis in de nieuwbouw. Het achterste deel bestaat uit een overloop, een bergruimte en een uitgebouwde keuken. Het voorste deel is niet ingedeeld. Beide delen zijn via een houten paneeldeur in de scheidingsmuur met elkaar verbonden. 

9 afbeeldingen.

bouwgeschiedenis

late middeleeuwen
Het wijnhuis is zeer waarschijnlijk in de veertiende-eeuws gebouwd. Hergebruikte onderdelen van de gebinten van de kapconstructie zijn dendrochronologisch gedateerd tussen 1391 en 1396. De oorspronkelijke kapvorm heeft er echter heel anders uit gezien. Adolph Mulder documenteerde in 1899 in de doorsnede een sporenkap waarbij de daksporen met driedubbele haanhouten met elkaar waren verbonden. Het onderste haanhout rustte op de fliering van een kromstijlgebint. In het midden werd de kap in de langsrichting extra ondersteund door een makelaarconstructie. Het ging hierbij dus om een mengvorm tussen een gebintenkap en een zuivere makelaarkap. De kelder heeft mogelijk een laatmiddeleeuwse oorsprong, maar de kruisgewelven met zandstenen pijlers zijn vermoedelijk pas later aangebracht. Een datering in de zeventiende eeuw is hierbij niet uitgesloten. 

Kort na 1455 werd de oostgevel van het wijnhuis vrijwel geheel ingebouwd (en verhoogd) door de bouw van het nieuwe, hogere schepenhuis. De kapconstructie van het schepenhuis dateert grotendeels nog uit de bouwtijd, de bovenste dekbalkgebinten zijn bij de restauratie in 1938-1940 toegevoegd. De kelder met tongewelf behoort mogelijk nog tot de oorspronkelijke opzet. Ook hier is echter een latere datering nog denkbaar. 

zeventiende eeuw
In 1660 werd besloten om het wijnhuis met het schepenhuis samen te voegen tot één raadhuis. Er volgde een ingrijpende verbouwing die gepaard ging met het dichtmetselen van de bestaande entrees van het wijnhuis en het schepenhuis in de beide kopgevels en het maken van enkele nieuwe vensteropeningen. In de zijgevel aan de Roggestraat kwam de nieuwe hoofdentree van het raadhuis in de vorm van een zandstenen poortje. Op de begane grond van het voormalige wijnhuis richtte men een nieuwe raadzaal in. De huidige schouw met stucwerk in de raadzaal, weliswaar gerestaureerd en iets aangepast, dateert nog uit 1665. Ook constructief zal er in deze periode het nodige aangepast zijn. Mulder merkte in 1899 op: ‘Aan de bindten en sleutelstukken [in de voormalige bodekamer in het schepenhuis] herkent men den stijl dr 2den helft der 17de eeuw’.[1]

achttiende- en negentiende eeuw
De opeenvolgende veranderingen in de achttiende- en negentiende eeuw zijn deels gedocumenteerd via archiefbronnen, waaronder meerdere bestekken. De pentekening van Jan de Beijer uit 1743 laat zien dat het gotische exterieur, in 1663 samengevoegd en op enkele punten gewijzigd, nog grotendeels intact was. In 1756 werden de trappen van de topgevel van het voormalige wijnhuis afgebroken. In 1794 volgde de vervanging van de leien dakbedekking door pannen. In de negentiende eeuw waren de veranderingen ingrijpender. In de periode 1822-’26 werden de kruisvensters vervangen door nieuwe vensters met schuiframen. Ook werden alle gevels - eerst de topgevels, later ook de zijgevel - gepleisterd. Eind negentiende eeuw had men - na het inwinnen van advies bij Rijksambtenaar Victor de Stuers - de bestaande classicistische dakkapellen vervangen door een reeks nieuwe exemplaren in gotische stijl. 

Footnotes

  1. ^ Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg, A. Mulder, Het raadhuis te Doesburg, Den Haag 1899.

restauratie 1938-1940
De algehele reconstructie van het laatmiddeleeuwse, gotische wijnhuis en raadhuis vond plaats in de periode 1938-1940 naar ontwerp van architect Nico de Wolf. In materiële zin dateert een belangrijk deel van de gevels, de constructie en het interieur uit deze periode. Bij de restauratie werden beide bouwdelen ontdaan van hun pleisterlaag, reconstrueerde men de topgevels en kwamen op de daken weer leien te liggen. De drie laat negentiende-eeuwse dakkapellen op het wijnhuis maakten weer plaats voor nieuwe dakkapellen. Alle schuiframen werden vervangen door tufstenen klooster- en kruisvensters. Bij de restauratie van het poortje in de zijgevel wijzigde men de vorm van het bovenste deel. Het muurwerk van de gevels werd deels hersteld en deels vernieuwd. Zo werd bij het slopen van de voormalige hoofdwacht geconstateerd ‘dat de noordgevel over een lengte van 5,50 m dusdanig door schoorsteenen was doorbroken, dat geheele vernieuwing over deze lengte noodzakelijk is’.[1] Uiteindelijk bleek ook het westelijk deel van de noordgevel zeer bouwvallig, waardoor deze integraal opnieuw moest worden opgetrokken. Aan de zuidzijde werd alleen de borstwering geheel vernieuwd. De top tussen schepenhuis en wijnhuis werd hersteld en afgesloten met een ezelsrug. Rondom het gebouw kwam op de stoep een bestrating met keitjes. 

Uit de Omschrijving en verklaring van meerder werk valt verder op te maken dat alle moerbalken (en vermoedelijk ook de kinderbinten) het resultaat van vernieuwing en reconstructie zijn. ‘Nadat plafonds en vloeren waren verwijderd, werd de ontstellende ontdekking gedaan, dat alle trekbalken vernieuwd moesten worden. Balken, welke oogenschijnlijk nog in goede staat waren, bleken nu alles in het volle licht kwam, aangetast door zwam of andere ernstige gebreken’. (…) Het vervangen van alle bestaande eiken trekbalken en onderslagen werd noodig geoordeeld’.[2] Uit de beschrijving van het meerwerk en de maandrapporten van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg blijkt tevens dat in de pilasters/muurdammen van het schepenhuis betonkernen gestort werden, gekoppeld aan een betonnen ringbalk ter hoogte van de moerbalken. Deze constructie kon gedurende het bouwhistorisch veldwerk niet waargenomen worden. 

Met betrekking tot de kapconstructies werd de kap boven het schepenhuis ‘versterkt’, met toevoeging van het bovenste dekbalkgebint. De Rijkscommissie voor de Monumentenzorg meldde in april 1939 dat de ‘geheele achterkap  [boven het voormalige wijnhuis] met trekbalken’ vernieuwd moest worden.[3] Men plaatste een strijkspant ter versterking en verankering van de westelijke topgevel en ‘daar in deze kap toch groote herstellingen moeten plaats hebben, werd besloten tot een betere verdeeling van de spanten en deze boven de tusschenpenanten van de kruisramen te plaatsen’.[4] Het eindresultaat was een ingrijpend vernieuwde kap met gestapelde gebinten, waarbij zowel materiaal uit de late veertiende eeuw, als uit ca. 1630 werd hergebruikt. 

In het interieur werd de raadzaal weer teruggebracht in het wijnhuis. Aan de voorzijde van het schepenhuis werden de nieuwe kamers van de burgemeester en de ontvanger gescheiden door een drijfsteen binnenmuur. Vanuit de hal leidde een nieuwe opening onder een korfboog naar het in 1939 gerealiseerde trappenhuis achter de voormalige hoofdwacht. In deze periode kwam ook de binnenmuur op zolder tot stand tussen het voorste en achterste deel van het schepenhuis. 

Het restauratieplan voorzag tevens in een nieuwe, historiserende afwerking van het interieur. Zo maakten de oude Bremer zandstenen tegels in de hal plaats voor een tegelvloer van oude ledesteen en werden alle overige ruimten voorzien van nieuwe houten vloeren: vloeren van oud eikenhout in de raadzaal en de burgemeesterskamer, grenen vloer in de secretarie, een eiken parketvloer in de kamer van de ontvanger en vurenhouten vloeren op zolder. Men verdiepte de keldervloer en bedekte deze met keramische tegels. In het gehele gebouw werden verder nieuwe eiken paneeldeuren geplaatst. Het Rijksbureau voor de Monumentenzorg maakte in 1940 een ontwerp voor de restauratie van de schouw in de raadzaal, architect De Wolf ontwierp zelf nieuw bijpassend meubilair voor de verschillende vertrekken. ‘(…) de zware eikenhouten meubels, ontworpen door den heer De Wolf en in stijl met de omgeving en de geheel daarbij passende fraaie smeedijzeren lichtkronen, eveneens ontworpen door den heer De Wolf, verleenen deze [raad]zaal een apart cachet’. ‘Onder dit schoorsteenstuk bevindt zich een prachtige schouw, waarvoor de oude haardplaat, voorstellende “Weduwe van Sarepda” werd geschonken door den architect (…)’.[5]

1995-heden
De latere veranderingen van het raadhuis zijn relatief beperkt. In 1995 kwamen nieuwe verbindingen tot stand naar het trappenhuis van de nieuwbouw en naar de voormalige hoofdwacht. De zolder van het schepenhuis kreeg een iets gewijzigde indeling met keuken/overloop en de keldertoegang van het wijnhuis werd veranderd. Verder had deze verbouwing hoofdzakelijk het karakter van onderhoud en herstel. 
In 2015 is de huidige kamerindeling met glaspuien naast de raadzaal ontstaan. Het glazen tochtportaal in de hal zal in dezelfde periode gemaakt zijn. 


waardering

algemene historische waarden en waarden vanuit de gebruikshistorie

  • Het gebouw is van algemeen historisch belang als behuizing van de stedelijke overheid vanaf de late middeleeuwen, waarbij het achterste deel oorspronkelijk als wijnhuis dienst deed. 
  • Het historische gebruik als raadhuis is zeer herkenbaar vanwege de prominente situering en de representatieve uitstraling van zowel het exterieur als het interieur. 

ensemblewaarden en stedenbouwkundige waarden

  • Het wijnhuis en raadhuis/schepenhuis vormen samen een belangrijk historisch ensemble als stedelijk bestuurscentrum uit de late middeleeuwen. De bouwdelen zijn verder van belang vanwege de ruimtelijke en historisch-stedenbouwkundige samenhang met de naastgelegen voormalige hoofdwacht en Hof Gelria. 
  • De bouwdelen zijn tevens van belang als onderdeel van het straatbeeld dat op deze plek tot stand kwam na de restauraties van het stadhuis in 1938-1940, de voormalige waag in 1947-1949 en Hof Gelria in 1952 door architect Nico de Wolf. 

architectuurhistorische waarden

  • Het wijnhuis/raadhuis is van architectuurhistorisch belang vanwege het gaaf bewaard gebleven gereconstrueerde en historiserende exterieur en interieur uit 1938-1940. Binnen deze context is het gebouw een belangrijk onderdeel van het uitgebreide oeuvre van restauraties van architect Nico de Wolf in Doesburg. De wens tot reconstructie van de vermeende ‘oorspronkelijke’ toestand en het creëren van een ideaalbeeld - weliswaar onder streng toezicht van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg - is typerend voor de restauratiemethodiek van De Wolf in deze periode.
  • In het interieur zijn de architectuurhistorische waarden hoofdzakelijk gelegen in de in 1938-1940 gerealiseerde indeling en interieurafwerking, waaronder de gereconstrueerde balklagen, de schouw in de raadzaal, eiken paneeldeuren, het loket in de hal en de diverse historische vloerafwerkingen. In het historische beeld spelen ook de (niet nader onderzochte) roerende interieuronderdelen een rol. 

bouwhistorische waarden

  • Het wijnhuis/raadhuis is van bouwhistorisch belang vanwege de bewaard gebleven onderdelen van beide casco’s uit de late middeleeuwen en zeventiende eeuw. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om de gewelfkelders, de kapconstructie van het raadhuis, de hergebruikte onderdelen in de kapconstructie van het wijnhuis en de oorspronkelijke oostelijke topgevel met boognissen van het wijnhuis. 
  • De ingrijpende restauratie van het wijnhuis/raadhuis in 1938-1940 is weliswaar met name voor wat betreft de gevels grotendeels gebaseerd op bouwhistorisch onderzoek (avant la lettre) van Adolph Mulder, maar het eindresultaat heeft geleid tot het verdwijnen van een groot deel van de historische gelaagdheid. De complexe bouwgeschiedenis van het wijnhuis/raadhuis is daardoor in het huidige gebouw nog maar beperkt afleesbaar. 

aanbevelingen voor nader onderzoek
Het is aan te bevelen om de kapconstructie van het wijnhuis nader te onderzoeken en de mate van hergebruik van oudere kaponderdelen te documenteren. Hetzelfde geldt voor de zolderbalklagen van wijnhuis en raadhuis, mogelijk zijn bij de vernieuwing in 1938-1940 nog oude onderdelen secundair toegepast. 

Het is verder aan te bevelen om bij gelegenheid vast te stellen of onder de vloerbedekking van de voormalige kamer van de ontvanger (later bodekamer) nog een historische vloerafwerking aanwezig is. 

Tot slot verdient het de aanbeveling om nader archiefonderzoek te doen in het Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg. Dit kan zorgen voor een meer gedetailleerd beeld van de bouwkundige ontwikkeling van het raadhuis vanaf de zeventiende eeuw. 

Footnotes

  1. ^ Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg, Collectie restauratie Stadhuis Doesburg 1938-1940, inv.nr. 6, Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, Rapport no. 1, 12-31 januari 1939.
  2. ^ Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg, Collectie restauratie Stadhuis Doesburg 1938-1940, inv.nr. 6, Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, Omschrijving en verklaring van meerder werk.
  3. ^ Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg, Collectie restauratie Stadhuis Doesburg 1938-1940, inv.nr. 6, Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, Rapport no. 4, april 1939.
  4. ^ Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg, Collectie restauratie Stadhuis Doesburg 1938-1940, inv.nr. 6, Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, Omschrijving en verklaring van meerder werk.
  5. ^ ‘Het gerestaureerde raadhuis te Doesburg’, bijlage bij De Graafschap Bode, 28 juni 1940.