Tijdbeeld

Tijdlijn

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Historische en ruimtelijke context

De locatie van het pand op de hoek van het Grote Kerkplein en de Praubstraat bevond zich in de veertiende eeuw binnen de stadsgrenzen. De ruimte ten zuiden van de St. Michaëlskerk was destijds al in gebruik als kerkhof. Op basis van historische bronnen lijkt het erop dat de zuidelijke begrenzing van het kerkhof met twee bouwblokken aan de Papendwarsstraat al in de vijftiende eeuw bestond. (Lees verder...)

 

Slideshow
Tekst

Handelsnederzetting aan de Aa
De nederzetting Zwolle is ontstaan op de hogere dekzandrug op de zuidoever van de Grote Aa. Deze rivier stroomde op de plek van het huidige tracé Melkmarkt - Grote Markt - Oude Vismarkt. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze nederzetting zich in de tiende eeuw tot een belangrijke handelsplaats ontwikkelde. De vroegste schriftelijke bron van de nederzetting Swolla dateert uit 1040. Het gaat om een akte die betrekking heeft op de schenking van de voorganger van de St. Michaëlskerk door de bisschop van Utrecht aan het kapittel van Lebuïnus in Deventer. Zwolle was in deze fase waarschijnlijk nog een langgerekte nederzetting langs de Aa. De huizen stonden op de top van de dekzandrug en de diepe percelen strekten zich uit tot aan het water, waar werven en werkplaatsen waren ingericht. De Diezerstraat was een belangrijke oude landweg en volgde de dekzandrug op de noordoever richting Dieze. Deze weg sloot via een brug over de Grote Aa vermoedelijk aan op de Korte Luttekestraat.[1] De Voorstraat, die nu min of meer doodloopt tegen de bebouwing van de Korte Kamperstraat, sloot oorspronkelijk aan op de Mussenhage en verder op de Hoogstraat in de richting van Mastenbroek, Kampen en het Katerveer over de IJssel.[2] 

Footnotes

  1. ^ F. Inklaar, H. Kranenborg en H. Reezigt (red.), Historische atlas van Zwolle. Ster in de IJssel-Vechtdelta, Bussum 2023, p. 12-13.
    Zie ook M. Klomp en H. Clevis, ‘De stedelijke ontwikkeling van Zwolle tot 1400. Een schets van de oorsprong van de stad vanuit archeologisch perspectief, in: D.J. de Vries en H. Kranenborg (red.), Onzichtbaar Zwolle. Archeologie en bouwhistorie van de stad, Zwolle 2015, p. 33-70.  ​​​​
  2. ^ P. Boer, Stadsmuur Koestraat Zwolle, bouwhistorische verkenning, ARCX-rapport 1000, Doesburg 2022.
Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

Binnen de muren en palissade van de middeleeuwse stad
Als beloning voor hun loyaliteit en financiële steun aan de bisschop van Utrecht in de strijd tegen de opstandige Drenten, ontvingen de bewoners van Zwolle in 1230 het stadsrecht. Eén van de belangrijkste bepalingen van het stadsrecht was het recht om de nederzetting te mogen beschermen door de aanleg van grachten en het bouwen van een omwalling van planken of muren.[1] De vroegste verdedigingswerken bestonden waarschijnlijk uit een aarden wal en een houten palissade. Het noordelijk deel van de stad was echter zeer waarschijnlijk al voor 1300 omgeven met een stenen stadsmuur, waarvan op de locatie Achter de Broeren bij archeologisch onderzoek een deel is teruggevonden. Vanaf het begin van de veertiende eeuw stond langs de Korte Kamperstraat een stadsmuur met daarin twee stadspoorten: de Hanenpoort ter hoogte van de Voorstraat en de Kamperpoort aan het eind van de Kamperstraat.

Op grond van een vermelding in het Markeboek van Middelwijk en Assendorp kan aangenomen worden dat het gebied van de Kamperstraat, Blijmarkt en Koestraat aanvankelijk nog buiten de stad lag en onbebouwd bleef. Pas in het begin van de veertiende eeuw werd deze zone, die langs de rand van de dekzandhoogte waar de stad op gesitueerd is loopt, binnen de stad getrokken. Het is aannemelijk dat de stad aanvankelijk aan de zuidzijde al wel een fysieke begrenzing kende die verdedigbaar geweest moet zijn. Waar deze verdedigingswerken precies lagen en over de wijze waarop deze verdedigingswerken waren vormgegeven zijn door onderzoekers verschillende ideeën geopperd, maar concreet bewijs daarvoor ontbreekt vooralsnog.[2] J. Ten Hove denkt dat de wal ter hoogte van de Schoutenstraat-Bredeteeg liep.[3] W. Bloemink projecteert deze een stuk noordelijker langs het Grote Kerkplein. Het kaarsrechte verloop van de scheiding tussen de percelen/huizen aan het Grote Kerkplein en de Papendwarsstraat zou binnen deze hypothese voortkomen uit een dertiende-eeuwse stadsmuur of palissade met gracht op deze plek.[4] Op basis van het huidige bouwhistorisch onderzoek moet deze hypothese vooralsnog als onaannemelijk worden beschouwd. 

De locatie van het pand op de hoek van het Grote Kerkplein en de Praubstraat bevond zich in ieder geval in de veertiende eeuw binnen de stadsgrenzen. Er zijn aanwijzingen dat de stadsverdediging aan de zuidzijde langs de Koestraat nog in de veertiende eeuw (deels) uit een houten palissade bestond, in bronnen aangeduid met de term ‘schiltramen’.[5]

Ten zuiden van het Grote Kerkplein
In het derde kwart van de veertiende eeuw, al vóór de voltooiing van de driebeukige St. Michaëlskerk als vervanger van een ouder romaans kerkgebouw, was de ruimte ten zuiden van de kerk in gebruik als kerkhof. Op het kerkhof sloten aan de zuidzijde de Korte Luttekestraat, Papenstraat en Praubstraat aan. Deze stedenbouwkundige structuur is reeds zichtbaar op de stadsplattegrond van Jacob van Deventer uit omstreeks 1560, maar kent een oudere oorsprong. De straatnamen duiken al op in historische bronnen uit het derde kwart van de veertiende eeuw. Destijds heette de Praubstraat nog Begijnenstraat en werd de Papenstraat Costerssteeg genoemd. Zo verkochten Johan Witrock en zijn vrouw Alijd in 1385 hun huis dat ‘tussen het huis van Werner Berndessoen en het huis van Rykeland de Grote bij het kerkhof in des Costersstege gelegen is’.[6] Uit de Zwolse regesten van F.C. Berkenvelder blijkt dat een korte periode naast Costerssteeg voor de Papenstraat ook de straatnaam Keyserssteeg gebruikt werd. In 1390 stond het huis van Herman ten Oever en Fyen, zijn vrouw, ‘tegenover het kerkhof in de Keyserssteghe (…)’.[7]

De religieus getinte straatnamen verwezen naar de religieuze instellingen die dit stadsdeel domineerden en de vele geestelijken die hier woonden. Op een terrein tussen de Blijmarkt en de Praubstraat was voor 1367 het Begijnhof of Olde Convent gesticht. Tegen het einde van de veertiende eeuw kochten Johan van Ommen, Witte Coep Maeszoon en Wychman Ruering een erf aan de Praubstraat (nr. 14), waarop zij een huis bouwden om in gemeenschap te gaan leven naar de ideeën van Geert Grote (Moderne Devotie). Dit pand stond naast het Terminariushuis van de Minderbroeders van Kampen. In de loop van de late veertiende en vijftiende eeuw kregen de Broeders van het gemene leven meer bezittingen aan de Praubstraat en ontstond een complex wat ook wel bekend kwam te staan als de Fraterhuizen.[8] 

Uit de bronnen wordt niet helemaal duidelijk of de zuidelijke begrenzing van het kerkhof in de vorm van de twee bouwblokken aan de Papendwarsstraat eind veertiende eeuw al bestond. Het is goed denkbaar dat de Papendwarsstraat niet met een aparte straatnaam werd aangeduid, zoals deze in latere tijden ook nog gewoon Papenstraat genoemd werd. Vijftiende-eeuwse bronnen lijken wel wat meer inzicht te geven. In 1450 verkochten Goessen Johanssoen en zijn vrouw hun huis ‘dat tussen het huis van Dirck Bouman en het huis, dat van Dirck Castunius was, in de [wijk] Zassingstrate gelegen is en dat zich voor van de straat bij het sunte Michielskerchoff tot achter aan een steeg uitstrekt’.[9] In 1476 werd melding gemaakt van ‘(…) het huis van Johan Sticker, priester, de Roesenkrans genaamd, dat in een steeg bij het sante Michielskerckhoff gelegen is’.[10]

 

Footnotes

  1. ^ J. ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, Zwolle 2005, p. 71.
  2. ^ M. Klomp en H. Clevis, ‘De stedelijke ontwikkeling van Zwolle tot 1400. Een schets van de oorsprong van de stad vanuit archeologisch perspectief, in: D.J. de Vries en H. Kranenborg (red.), Onzichtbaar Zwolle. Archeologie en bouwhistorie van de stad, Zwolle 2015, p. 51.
  3. ^ J. ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, Zwolle 2005, p. 80.
  4. ^ W. Bloemink, ’Enkele ideeën over de oudste stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad Zwolle’, in: D.J. de Vries en H. Kranenborg. Onzichtbaar Zwolle, Archeologie en bouwhistorie van de stad, Zwolle 2015, p. 70-82.
  5. ^ P. Boer, Stadsmuur Koestraat Zwolle, bouwhistorische verkenning, ARCX-rapport 1000, Doesburg 2022. https://www.tijdbeeld.com/project/stadsmuur-koestraat.
  6. ^ F.C. Berkenvelder, Zwolse regesten I 1350-1399, 248, 11 september 1385, Zwolle 1980, p. 183.
  7. ^ F.C. Berkenvelder, Zwolse regesten I 1350-1399, 320, 12 maart 1390, Zwolle 1980, p. 227.
  8. ^ Zie onder meer: ARCX, Praubstraat 14, 16, 17 en 18 in Zwolle: bouwhistorische verkenning, arcx-rapport 0707, Doesburg 2007 en Berends, G., ‘De gebouwen van het Fraterhuis in Zwolle’, in: Bulletin KNOB 73 (1974), p. 88-98.
  9. ^ F.C. Berkenvelder, Zwolse regesten III 1426-1450, 2085, 11 mei 1450, Zwolle 1986, p. 482.
  10. ^ F.C. Berkenvelder, Zwolse regesten V 1476-1490, 2890, 25 maart 1476, Zwolle 1994, p. 28.
Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

1400-1700  Restanten van drie oudere huizen

Het complex op de hoek van het Grote Kerkplein, de Praubstraat en de Papendwarsstraat bestaat in hoofdopzet uit drie historische casco’s die na 1860 zijn samengevoegd. Het gaat om twee huizen die oorspronkelijk georiënteerd waren op de Praubstraat en een derde huis aan de Papendwarsstraat. Achter de negentiende-eeuwse gevels gaan nog casco-onderdelen schuil uit de late middeleeuwen en zeventiende eeuw. (Lees verder...)

 

Slideshow
5 afbeeldingen.
Tekst

Huis ‘De Pelgrim’ aan de Praubstraat
Het huis aan de Praubstraat (B) is met zekerheid in de late middeleeuwen ontstaan en stond van 1585 tot 1774 bekend onder de huisnaam ‘De Pelgrim’. Materiële overblijfselen uit deze periode zijn echter schaars. Onder het pand bevindt zich een kelder die voorzien is van anderhalf kruisgewelf. De constructie en de aangetroffen ruimte/nis achter de westelijke kelderwand van ca. 90 cm tonen aan dat de kelder en het bijbehorende huis oorspronkelijk dieper was met in ieder geval twee volledige kruisgewelven. Balklagen en opgaand muurwerk (metselwerk) zijn afgewerkt en niet in het zicht. In de later vernieuwde kapconstructie zijn eiken daksporen hergebruikt die zeer waarschijnlijk afkomstig zijn van de oorspronkelijke, laatmiddeleeuwse kap. 

Slideshow
7 afbeeldingen.
Tekst

Huis van Arnold Voltelen aan het Grote Kerkplein
Ook op de plek van het huidige pand aan het Grote Kerkplein (A) stond zeer waarschijnlijk in de late middeleeuwen al een oudere voorganger. Hiervan bleef mogelijk alleen de kelder bewaard. Het keldergewelf bestaat uit twee troggewelven op centraal geplaatste gordelbogen die rusten op gemetselde kolommen. Dergelijke gewelfconstructies werden volgens D.J. de Vries vanaf de vijftiende eeuw al toegepast.[1] Verder wijst de constructieve opzet van het huis op een ingrijpende vernieuwing of nieuwbouw in de zeventiende eeuw. In deze periode was dominee Arnold Voltelen (1630-1668) eigenaar, wiens familie maar liefst vijftien predikanten voortbracht.[2] 

Het zeventiende-eeuwse huis bestond in hoofdopzet uit een op de Praubstraat georiënteerd, hoog voorhuis met daarachter een achterhuis met insteek. Deze verdeling is nog altijd zichtbaar in de gevelindeling van de huidige voorgevel aan het Grote Kerkplein. Boven het verlaagde balkenplafond van de winkel bleef de zeventiende-eeuwse zolderbalklaag (nu verdiepingsbalklaag) bewaard. Deze is bij de oplegging in de voorgevel en centrale scheidingsmuur voorzien van consoles met ojiefprofiel. De profilering past bij een datering in het eerste kwart van de zeventiende eeuw.[3] De balklaag van de insteek en de zolderbalklaag van het achterhuis zijn in respectievelijk de achttiende- en negentiende eeuw vernieuwd. 

Footnotes

  1. ^ D.J. de Vries, De konstructieve ontwikkeling van het stadswoonhuis te Zwolle van 1300-1700, vergeleken met voorbeelden uit de IJsselstreek en de stad Utrecht. Een methode tot systematisering en datering, deel 2, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zwolle 1979, p. 7 en 35.
  2. ^ https://erfgoedstem.nl/zwolse-balletjeshuis-open-monument-vd-maand-februari/.
  3. ^ Restauratievademecum, Zeist (RdMz) 1986. DOCblad ‘Houtconstructie’ 20-2,  21-2 en 23-1.
Slideshow
5 afbeeldingen.
Tekst

Huis aan de Papendwarsstraat
Het is onduidelijk of de ruimte achter ‘De Pelgrim’ al in de late middeleeuwen bebouwd was. Concrete bewijzen hiervoor ontbreken. De verdiepings- en zoldervloer van het huis aan de Papendwarsstraat zijn opgebouwd met enkelvoudige, ongeprofileerde balklagen. De houtsoort kon niet vastgesteld worden. Het lijkt er sterk op dat het huidige pand tot stand is gekomen na nieuwbouw in de zeventiende eeuw. Het buurpand Papendwarsstraat 11 vormt vanuit dat oogpunt een interessante referentie. Dit huis is blijkens de gevelsteen gebouwd in 1663. Tussen de daken van beide huizen tekent zich een voormalige daklijn af van het steilere dak van het zeventiende-eeuwse huis. De gescheiden ontwikkeling van de twee huizen aan de Papendwarsstraat en Praubstraat is in het interieur duidelijk voelbaar vanwege de verschillende vloerniveaus. 

Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

Centrale scheidingsmuur
Het huis aan het Grote Kerkplein en de huizen aan de Praubstraat en Papendwarsstraat worden tot op zolderniveau van elkaar gescheiden door een muur. Deze centrale scheidingsmuur is in de kelder 60 cm dik. Ter hoogte van de tussenverdieping en verdieping is de muur omtimmerd. Via een kijkgat in de betimmering kon vastgesteld worden dat de scheidingsmuur op de tussenverdieping een stuk minder dik is dan in de kelder. Het zichtbare muurwerk is vrijwel geheel gepleisterd. Alleen aan de kopse zijde, ter plaatse van de later gerealiseerde doorbraak, is een klein deel van het metselwerk in het zicht. Dit bestaat grotendeels uit rode handvorm baksteen met een 5-lagenmaat van 33 cm (10 lagen = 66 cm). Daar tegenaan zijn direct achter de betimmering gele handvorm IJsselsteentjes gemetseld. 

Hoewel op basis van de beperkte waarnemingen geen sluitende conclusies getrokken kunnen worden, vormde de scheidingsmuur (gezien de relatief beperkte dikte en het gemeten baksteenformaat) zeer waarschijnlijk geen onderdeel van de middeleeuwse verdedigingswerken van Zwolle. Het is aannemelijker dat de scheidingsmuur, die op het kadastrale minuutplan van 1832 nog over beide bouwblokken doorloopt, wijst op een planmatige aanleg aan de zuidzijde van het voormalige kerkhof in de late middeleeuwen. Mogelijk gaven de bouw van de nieuwe driebeukige St. Michaëlskerk in de periode ca. 1370-1450 en de herinrichting van het bijbehorende kerkhof hiertoe aanleiding. 

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

1845-1875  Vestiging stekenbakkerij en samenvoeging huizen

In 1845 startte Jan van der Kolk aan het Grote Kerkplein een kruidenierswinkel, later omgevormd tot stekenbakkerij. In 1860 verwierf hij tevens de huizen aan de Praubstraat en Papendwarsstraat en werden delen van de drie historische panden samengevoegd. Er volgde een ingrijpende verbouwing omstreeks 1870 waarbij de huidige verschijningsvorm tot stand kwam en een nieuwe routing ontstond binnen de drie historische casco's. (Lees verder...)

 

 

 

Slideshow
5 afbeeldingen.
Tekst

Kruidenierswinkel aan het Grote Kerkplein
In het huis aan het Grote Kerkplein was al in het begin van de negentiende eeuw een winkel gevestigd. In 1812 woonden hier winkelier Lucas Pals en zijn vrouw en dochter. Op 18 mei 1815 werd dit pand gekocht door Anthony (Teunis) van der Kolk en zijn vrouw Aaltje Rupsina van Magteld van der Baan. Het echtpaar had een kruidenierswinkel, die in 1831 failliet werd verklaard. Behalve hun huizen aan het Grote Kerkplein en buiten de Sassenpoort, werd ook de winkelinventaris, waaronder een toonbank met vaste koffiemolen, zes paar koperen winkelschalen, diverse trechters, tinnen en blikken maten, strooptrommen, theekistjes, een vijzel en stamper, bussen, een olietrom en een zeef, via executoriale veiling verkocht. Het pand werd omschreven als ‘Een Huis en Where te Zwolle, bij het Groote Kerkhof, op den hoek der Praauwenstraat, zeer geschikt tot het doen van Winkel Affaire (…)’. Anthony en Aaltje verhuisden vervolgens naar de Diezerstraat. De winkel aan het Grote Kerkplein werd overgenomen door Pieter Reijnders en zijn vrouw Johanna van Santen.[1] 

Stekenbakkerij
Na het overlijden van Johanna van Santen in 1844 verkochten de erfgenamen het huis aan het Grote Kerkplein en de bijbehorende winkel in 1845 aan Jan van der Kolk.[2] Jan was in 1840 getrouwd met Elsje Arink en had sinds 1841 een kruidenierswinkel aan de Drietrommeltjessteeg. Mogelijk nam Van der Kolk een deel van de bestaande winkelinventaris over.[3] De familie Arink was een uit Kampen afkomstige bakkersfamilie, schoonvader Gerhardus Arink en zwagers Jan en Lambertus stonden te boek als stekenbakkers. Deze ‘steken’, later ook wel ‘Zwolse balletjes’ genoemd, werden gemaakt van suikerdeeg en waren oorspronkelijk bedoeld om de koffie te zoeten. De steek werd achter een kies geklemd en de koffie er langs gespoeld. Het was de bedoeling dat het snoepje meerdere kopjes meeging. Tegenwoordig kunnen de balletjes allerlei kleuren en smaak hebben, vroeger werden alleen zwarte steken gebakken. 

Waarschijnlijk leverde Gerhardus Arink steken aan diverse (kruideniers)winkels in Zwolle, waaronder aan die van zijn schoonzoon Jan van der Kolk. Jan en Elsje werden vanaf 1860 ook eigenaar van de beide achtergelegen huizen aan de Papendwarsstraat. Zij kochten de panden van Cornelia Plattel, weduwe van Jan Vredeveld. Deze huizen werden destijds ‘bewoond door Teerink en meerdere huisgezinnen’.[4] Vermoedelijk werden pas na 1860 op deze locatie zelf steken gebakken en kreeg het pand uiteindelijk de naam ‘Het Zwolse Balletjeshuis’. 

Verbouwing van het complex omstreeks 1870
De samenvoeging van de drie bouwvolumes in 1860 markeerde het startpunt voor een ingrijpende verbouwing van het complex die mogelijk gefaseerd plaatsvond. Tussen 1860 en 1872 werden maar liefst vier hypotheken afgesloten.[5] Hierbij kwam kwam niet alleen de huidige verschijningsvorm tot stand, maar ontstond tevens een nieuwe routing binnen de drie historische casco’s. Hoewel de drie huizen in eigendom werden samengevoegd, bleven er drie zelfstandige wooneenheden bestaan. 

Neoclassicistische architectuur aan het Grote Kerkplein en de Praubstraat
De gevels aan het Grote Kerkplein en aan de Praubstraat werden na de samenvoeging van de huizen aangepast aan de destijds nog altijd populaire, neoclassicistische stijl. De gevels werden gepleisterd en na verhoging afgesloten met een kroonlijst. Ter plaatse van het huis aan de Praubstraat werd de gevel uitgevoerd als ‘leugenaar’. 'De verhoging' diende puur om aan de voorzijde en linkerzijde één architectonisch beeld te creëren. Op meerdere plekken werden vanuit dit oogpunt tevens schijnvensters aangebracht. De vensters werden merendeels uitgevoerd met getoogde kozijnen en T-schuiframen om de uniformiteit te versterken. Het dak en de kapconstructie van het huis aan het Grote Kerkplein werden met de verhoging geheel vernieuwd. Centraal kwam aan de voorzijde een neoclassicistische dakkapel met fronton en op de nok werden twee gemetselde schoorstenen geplaatst. 

De verbouwing van het pand omstreeks 1870 past in een bredere tendens. In de laatste decennia van de negentiende eeuw werden vrijwel alle panden aan de zuidzijde van het Grote Kerkplein in meer of mindere mate vernieuwd en in enkele gevallen verhoogd. Alle huizen werden voorzien van gepleisterde lijstgevels. Al deze verbouwingen kunnen waarschijnlijk in verband gebracht worden met de toenemende bedrijvigheid rond het Grote Kerkplein in de loop van de negentiende eeuw. In 1829 kwam er bij Koninklijk Besluit een landelijk verbod op het begraven in en rond kerkgebouwen in de stad. Hierop voorsorterend was men in 1823 al begonnen met de aanleg van de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerstraatweg. Het oude kerkhof ten zuiden van de Grote Kerk kreeg een marktfunctie. Vanaf 1840 werd de oostelijke doorgang tussen het nieuwe marktplein en de Grote Markt in fasen verbreed door de afbraak van het Wijnhuis, de Raadstoren en de Latijnse School.[6] De ruimte werd in 1867-’68 slechts deels ingevuld door de bouw van een lagere school, de Brouwerschool, die in 1936 weer werd gesloopt. Rond het Grote Kerkplein vestigden zich diverse nieuwe winkeliers en bedrijven.

 

Footnotes

  1. ^ A. Boukes-Okkels, ‘Als een balletje rollen gaat…’, in: Zwols Historisch Tijdschrift 30 (2013), nr. 3, 124-134.
  2. ^ Jan van der Kolk had geen familieband met de eerder genoemde Anthony van der Kolk.
  3. ^ Het hypotheekbedrag was namelijk hoger dan het winnende veilingbod.
  4. ^ Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 16-03-1860.
  5. ^ A. Boukes-Okkels, ‘Als een balletje rollen gaat…’, in: Zwols Historisch Tijdschrift 30 (2013), nr. 3, 129.
  6. ^ J. ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, Zwolle 2005, p. 436.
Slideshow
10 afbeeldingen.
Tekst

Winkel met bakkerij en woning op de begane grond
De ruimtelijke structuur van de begane grond van het huis aan het Grote Kerkplein - met een hoog voorhuis en een achterhuis met insteek - bleef op hoofdlijnen ongewijzigd. Het voorhuis was ingericht als kruidenierswinkel, de binnenhaard en insteekverdieping dienden als woon- en slaapkamer(s). De scheidingswand tussen winkel en woning werd vermoedelijk iets naar achter verplaatst en voorzien van een nieuwe deur met geëtst glas. Een belangrijk deel van het winkelinterieur - natuurstenen vloertegels, winkelkasten, toonbank en trap naar de tussenverdieping - dateert zeer waarschijnlijk nog uit de tweede helft van de negentiende eeuw. De winkel had in 1870 nog geen verlaagd plafond (en tussenverdieping). Het neoclassicistische boogje bovenaan de trap naar de insteek was aanvankelijk dus nog zichtbaar vanaf de begane grond.

De winkelruimte werd via een doorbraak in de centrale scheidingsmuur verbonden met de begane grond van het huis aan de Papendwarsstraat. Hier werd na 1860 vermoedelijk de (steken)bakkerij ondergebracht. De bakkerij fungeerde tevens tot 1923 als keuken voor de woning aan het Grote Kerkplein. De kamer bevat nog een vlakhouten plafond en een schouw met pilasters en betegelde achterwand uit deze periode. De bakkerij was (bleef) van buitenaf toegankelijk via een nieuwe deur in de gevel aan de Papendwarsstraat. Het venster daarnaast met roedeverdeling dateert waarschijnlijk nog van voor 1870. 

Slideshow
Tekst

Een nieuwe bovenwoning 
Het huis aan het Grote Kerkplein werd omstreeks 1870 met een verdieping verhoogd. Dit bood ruimte voor een afzonderlijke bovenwoning die toegankelijk was via de nieuwe deur centraal in de voorgevel. Hierachter plaatste men een nieuwe verdiepingstrap. Deze leidde via een overloop naar twee woon- en/of slaapvertrekken aan de zijde van het Grote Kerkhof. Beide kamers aan de voorzijde op de verdieping werden voorzien van gedecoreerde stucplafonds. Het plafond met zwaar gedetailleerd middenornament in de kamer linksvoor lijkt via een kijkgat nog redelijk compleet te zijn. In de kamer rechtsvoor resteert alleen nog de profiellijst. Verder dateert de indeling met trappen en paneeldeuren nog uit ca. 1870. Het is onduidelijk of de zolder destijds al ingedeeld was. De huidige indeling met afgetimmerde zolderkamers is - gezien het gebruik van draadnagels - vermoedelijk omstreeks 1900 tot stand gekomen. 

Door middel van een doorbraak in de centrale scheidingsmuur werd ook de verdieping van het huis Papendwarsstraat bij de bovenwoning getrokken. Hier kwam een privaat en een keuken. Omdat de verschillende hoogte van de verdiepingsbalklagen gehandhaafd werd, moest een trapje het niveauverschil overbruggen. De vensters op de verdieping van het huis Papendwarsstraat waren oorspronkelijk uitgevoerd met vierruits draairamen. 

Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

Modernisering van de woning aan de Praubstraat
Het huis aan de Praubstraat bleef in de negentiende eeuw nog verhuurd als zelfstandige woning. Zeer waarschijnlijk kwam de huidige indeling op de begane grond en verdieping grotendeels rond 1870 tot stand. Op de begane grond ontsloot de gang achter de voordeur aan de Praubstraat de woonkamer. De woning deelde op de begane grond een privaat met de achtergelegen bakkerij aan de Papendwarsstraat. In de gang stond tot 1923 de trap naar de verdieping. 

De kamer op de verdieping kreeg licht via twee T-schuifvensters en bevat nog een stucplafond met rond middenornament en een schouwboezem met kroonlijst. De historische scheidingswand op de verdieping tussen de huizen aan de Praubstraat en Papendwarsstraat werd omstreeks 1870 (op dezelfde plek) vernieuwd. Via een kijkgat is te zien dat deze uitgevoerd is als een houten ‘Brabantse’ wand. 

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

1900-heden  Latere verbouwingen en modernisering

Rond 1900 werd de Zwolse balletjeswinkel gemoderniseerd en kwam er een nieuwe 'winkelpui'. In 1923 volgde een nieuwe verbouwing, waarbij men de woning aan de Praubstraat bij die op de begane grond en tussenverdieping aan het Grote Kerkplein voegde. De stekenbakkerij verhuisde pas in de tweede helft van de twintigste eeuw naar de kelder. In deze periode werd tevens een deel van de interieurafwerking gefaseerd vernieuwd. (Lees verder...)

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

Modernisering winkel
Na het overlijden van Elsje (1882) en Jan van der Kolk (1886) erfde Jan van der Kolk jr. de stekenbakkerij met toebehoren. Na zijn dood in 1918 werd het winkelpand inclusief de inventaris verkocht aan Albertus Worst, winkelier in Meppel en getrouwd met Margje van Werven. Van der Kolk jr. liet waarschijnlijk kort na 1900 de winkelruimte verbouwen, met hergebruik van delen van het oude winkelinterieur. Het pand kreeg aan het Grote Kerkplein en aan de Praubstraat een nieuwe ‘winkelpui’, met twee winkeldeuren en drie etalagevensters. De getoogde bovenlichten met roedeverdeling werden uitgevoerd met een subtiel zweepslagmotief. De winkelruimte zelf kreeg zeer waarschijnlijk in deze periode een verlaagd balkenplafond. De hierboven ontstane tussenverdieping kwam zodoende op dezelfde hoogte te liggen als de oude insteek. Om iets meer stahoogte te creëren op de nieuwe tussenverdieping, werd van de bestaande zeventiende-eeuwse balklaag aan de onderzijde een stukje afgezaagd. Aan de voorzijde werd een ruimte afgetimmerd. 

Slideshow
9 afbeeldingen.
Tekst

Samenvoeging van de woningen aan de Praubstraat en het Grote Kerkplein in 1923
In 1923 kwam de zelfstandige woning in het huis aan de Praubstraat te vervallen. De kamer op de begane grond werd na een verbouwing als nieuwe keuken bij de woning aan het Grote Kerkplein gevoegd. Zeer waarschijnlijk woonden hier toen winkelier Worst met zijn gezin. Een beperkt deel van het interieur van de keuken uit 1923 bleef bewaard, waaronder de keukenschouw en een hoekkastje. Boven het huidige plafond bleef een ouder zachtboardplafond bewaard dat goed uit 1923 kan dateren. Via een kijkgat kon vastgesteld worden dat het plafond in de gang ter plaatse van het in 1923 dichtgezette trapgat is afgewerkt met stucwerk, wellicht in aansluiting op een bestaand stucplafond. Het zachtboardplafond daaronder moet dus later zijn aangebracht, mogelijk in 1943. 

De kamer op de verdieping werd via een doorbraak in de centrale scheidingsmuur bereikbaar via de trap in de winkel naar de tussenverdieping. Men sloopte de overbodig geworden verdiepingstrap in het huis aan de Praubstraat en verbond de bestaande gangstructuur met de bakkerij en de woonkamer aan het Grote Kerkplein.

In de loop van de eerste helft van de twintigste eeuw vernieuwde men ook de inrichting en afwerking van de keuken op de verdieping van het huis aan de Papendwarsstraat. 
 

Slideshow
5 afbeeldingen.
Tekst

Verplaatsing stekenbakkerij
In 1943 werd bij een bescheiden verbouwing het oude privaat op de begane grond aan de achterzijde omgewisseld met een kast en gemoderniseerd tot w.c. Op de bouwtekening behorend bij deze vergunningaanvraag, is te zien dat de ruimte rechtsachter aan de Papendwarsstraat nog altijd als bakkerij in gebruik was. Na maar liefst 39 jaar de winkel te hebben gedreven, verkocht het echtpaar Worst-Van Werven het pand in 1958 aan bakker Wolter Vaartjes. Die liet in een krantenartikel in 1959 nog optekenen dat hij voor de definitieve overname ‘vrijmoedig mocht rondneuzen in het bakkerijtje achter de winkel’.[1] De stekenbakkerij zou naar verluid pas in 1969 naar de kelder zijn verplaatst. De exacte ouderdom van de inrichting en machines is onbekend.[2] 

​Latere veranderingen: interieurafwerking en ramen
De erfgenamen van Vaartjes droegen de Zwolse balletjeswinkel in 1985 over aan Klaas Kappers. Sinds 1999 was het echtpaar Van Wegen eigenaar. De ruimtelijke structuur van het gebouw is na 1943 niet meer gewijzigd. Wel vonden er vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw nog diverse veranderingen plaats, die hoofdzakelijk betrekking hadden op het vernieuwen van de vloer-, wand- en plafondafwerkingen. Verder werden het interieur en de inrichting van de keuken en het toilet op de begane grond gemoderniseerd. In de aangrenzende kast installeerde men een douche. De historische schouwen in de woonvertrekken op de begane grond en verdieping werden ontmanteld of vervangen door een modern exemplaar.

Uiteindelijk raakten de twee resterende woningen in het complex buiten gebruik en trok men voormalige woonruimten bij de winkel (verkoop, keuken en opslag). Op enig moment werd de winkeldeur aan de Praubstraat buiten gebruik gesteld. Tot slot zijn in de loop van de twintigste eeuw in meerdere fasen verschillende ramen gemoderniseerd of vernieuwd. Zo verwijderde men de verticale middenroede van de T-schuiframen bij het huis aan het Grote Kerkplein, verving men de ramen op de verdieping van het huis aan de Papendwarsstraat en plaatste men nieuwe ramen bij de keuken (begane grond) en in het smalle vertrek (verdieping) van het huis aan de Praubstraat. Ook het vensterglas werd bijgevolg op veel plaatsen vernieuwd. Enkele ramen, op de verdiepingen van het huis aan de Praubstraat en het huis aan het Grote Kerkplein, bevatten echter nog historisch glas. 

Footnotes

  1. ^ Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 24-10-1959.
  2. ^ https://erfgoedstem.nl/zwolse-balletjeshuis-open-monument-vd-maand-februari/. De bron van deze aanname is onduidelijk en kon niet geverifieerd worden.
Slideshow
Tekst