Tijdbeeld
3 afbeeldingen.

Waardering

Samenvatting van de bouwgeschiedenis
Na de verplaatsing in 1918 van het christelijk gymnasium van Zetten naar Zeist, vond aan de Lindenlaan in 1920-1922 nieuwbouw plaats van het Christelijk Lyceum Zeist. Voor de bouw van de school had de 'Vereniging voor Christelijk Hooger en Middelbaar Onderwijs' grond aangekocht in Villapark Schaerweijde. De nieuwbouw bestond uit een H-vormige gangschool met een aangebouwde gymnastiekzaal met bovengelegen aula. De aan de voorzijde van de middenvleugel en buitenzijde van de zijvleugels gelegen klaslokalen werden ontsloten door een gangstructuur langs de achtergevel en langs de binnenzijde van de zijvleugels. Het hart van het Christelijk Lyceum werd op de begane grond en verdieping gevormd door een kruisvormige hal met representatieve bordestrap. 

In 1954 verhoogde men het achterste deel van beide zijvleugels. Op de verdieping ontstond hierdoor ruimte voor vier extra lokalen die nodig waren vanwege de toename van het aantal leerlingen. In hetzelfde jaar werd tegen de bestaande gymnastiekzaal en aula een 'toneeltoren' gebouwd en in 1962 volgde een uitbreiding in de vorm van twee aanbouwen tegen de achtergevel van de middenvleugel. 

Na de verkoop van het internaatsgebouw aan de Krakelingweg (1981) en het tweede schoolgebouw uit 1941 aan de Socrateslaan (1983) breidde het Christelijk Lyceum in de jaren '1984-'85 uit met nieuwbouw aan de achterzijde (linksachter en rechtsachter) van het bestaande lyceumgebouw. Hierdoor werden voormalige buitengevels ingebouwd en verdween de achtergevel vrijwel geheel uit het zicht. Na een tweetal fusies in 1994 en 1996 volgde in 1998-'99 de meest recente uitbreiding aan de achterzijde (rechtsachter). De oorspronkelijke gymnastiekzaal verloor vanwege de uitbreiding van een vrijstaande gymzaal op het terrein haar functie en werd in gebruik genomen als kantine. De aula op de verdieping kreeg een bestemming als studiezaal. 

De afgebeelde faseringsplattegronden zijn tevens in hogere resolutie te downloaden

Karakteristiek van het Christelijk Lyceum
De hoofdstructuur van het Christelijk Lyceum uit 1920-'22 wordt bepaald door de ordening van de bouwvolumes, het vrij gaaf bewaard gebleven exterieur en de relatief gaaf bewaard gebleven indeling. De hoofdstructuur wordt in het interieur gevormd door een centrale hal met aansluitend de H-vormige gangstructuur. Dit gegeven wordt versterkt door de bewaard gebleven interieurafwerking in de vorm van lambriseringen, plafonds en deurkozijnen. De uitbouw uit 1920-'22 (voormalig gymnastieklokaal en bovengelegen aula) presenteert zich nog altijd als historisch en zelfstandig bouwvolume dat in directe verbinding staat met de centrale hal. 

De verhoging van het achterste deel van de zijvleugels uit 1954 voegt zich binnen de hoofdstructuur uit 1920-'22. De toneeltoren uit 1954 is door de nieuwbouw uit 1985 volledig ingebouwd en is daardoor zowel in exterieur als interieur moeizaam als zelfstandig bouwvolume herkenbaar. De oorspronkelijke functie is in het interieur op de verdieping en tussenverdieping nog beleefbaar. 

De uitbreidingen uit 1985 (en 1998-'99) hebben bijna volledig het zicht op de historische achtergevel van het lyceumgebouw ontnomen. De hoofdstructuur is zowel in het exterieur als interieur aan de achterzijde 'verwaterd' vanwege forse doorbraken in de achtergevel van de middengang en doordat oorspronkelijke buitengevels vrijwel geheel zijn ingebouwd en gepleisterd. 

3 afbeeldingen.

Waardering
De cultuurhistorische waardering van het Christelijk Lyceum Zeist is volgens de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek onderverdeeld in een aantal deelwaarderingen: algemene historische waarden en waarden vanuit de gebruikshistorie; ensemblewaarden en stedenbouwkundige waarden; architectuurhistorische waarden; bouwhistorische waarden. Daarnaast zijn zowel de fasering als de waardering visueel gepresenteerd op ingekleurde plattegronden. De afgebeelde waarderingsplattegronden zijn tevens in hogere resolutie te downloaden

algemene historische waarden en waarden vanuit de gebruikshistorie

  • Het gebouw is van belang als herkenbaar en gaaf bewaard voorbeeld van een christelijk lyceum uit het eerste kwart van de twintigste eeuw, waarin oorspronkelijk HBS en gymnasium werden gecombineerd. Het Christelijk Lyceum verzorgde aanvankelijk onderwijs aan de sociale elite uit Zeist en ver daarbuiten en kreeg landelijke bekendheid, mede vanwege het bijbehorende internaat. 
  • Het historische en continue gebruik van het pand als school is zeer herkenbaar vanwege de uiterlijke verschijningsvorm en de traditionele onderverdeling van klaslokalen aan de voorzijde en buitenzijde, ontsloten door een H-vormige gangstructuur. Bijzonder is ook de toneeltoren uit 1954 die tot op heden zorgt voor een zeer ruime toneelvoorziening met podium en tussenverdieping. 
  • Het schoolgebouw vormt een tastbare herinnering aan de ontwikkeling van christelijk hoger en middelbaar onderwijs in Zeist. Bijzonder binnen dit kader is de historische relatie tussen het Christelijk Lyceum aan de Lindenlaan, het internaatsgebouw aan de Krakelingweg en het tweede schoolgebouw aan de Socrateslaan. 
  • In meer algemene zin herinnert de bouw van het Christelijk Lyceum in 1920-’22 tevens aan het einde van de Schoolstrijd, waarbij de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs meer mogelijkheden bood voor de bouw van christelijke scholen. 

ensemblewaarden en stedenbouwkundige waarden

  • Het schoolgebouw is het historisch ijkpunt, de katalysator en naamgever van het Lyceumkwartier. De school voegt zich dan ook in de historisch-stedenbouwkundige structuur van de wijk. 
  • Het Christelijk Lyceum uit 1920-’22 heeft een historisch-stedenbouwkundig relatie met het voormalige internaatsgebouw aan de Krakelingweg uit 1920-’22 en het tweede schoolgebouw uit 1941 aan de Socrateslaan.
  • Het schoolgebouw is van beeldbepalende betekenis vanwege het volume, de uiterlijke verschijningsvorm en de situering, terugliggend ten opzichte van de Lindenlaan op een zeer ruim schoolterrein. De nieuwbouw van eind twintigste eeuw heeft aan de achterzijde onvermijdelijk tot een aantasting van de historische beeld geleid. 
  • Het gebouw is verder van belang vanwege de inrichting van de buitenruimte, met aan de voorzijde een halfcirkelvormige padenstructuur, groenstroken met bomen, borders langs de gevels en een lage heg ter afscheiding van de openbare weg. De oorspronkelijke inrichting met een ‘groene entree’ aan de voorzijde, fietsenstallingen aan de linkerzijde en een groot sportveld aan de achterzijde bleef op hoofdlijnen gaaf bewaard. 

architectuurhistorische waarden

  • Het Christelijk Lyceum is van belang als gaaf bewaard voorbeeld van een gangschool op H-vormige grondslag met aangebouwde gymnastiekzaal en bovengelegen aula uit het eerste kwart van de twintigste eeuw. 
  • Het Christelijk Lyceum vormt een belangrijk onderdeel van het oeuvre van het bekende architectenbureau van Jan en Theo Stuivinga. 
  • Het gebouw is van belang vanwege de vrij gaaf bewaarde oorspronkelijke architectuur uit 1920-’22, met in Vlaams verband gemetselde buitengevels - voorzien van grotendeels de oorspronkelijke gevelindeling - en met gesmoorde dakpannen gedekte daken en klokkentoren met uurwerk en klok. De nieuwbouw van 1985 heeft aan de achterzijde geresulteerd in een zekere aantasting van het oorspronkelijke ontwerp. De achtergevels zijn grotendeels ingebouwd, gepleisterd en oorspronkelijke deur- en vensteropeningen zijn dichtgezet of vernieuwd. 
  • De oorspronkelijke hoofdstructuur, indeling en routing van de school uit 1920-’22 bleef relatief gaaf bewaard, met klaslokalen aan de voorzijde en buitenzijde van de zijvleugels die ontsloten worden door een H-vormige gangstructuur. Ter plaatse van de centrale hal met trappenhuis kruist de gangstructuur de route van de hoofdentree/vestibule naar de uitbouw. De hoofdstructuur is in 1985 op de begane grond en verdieping aan de achterzijde deels ‘verwaterd’ vanwege forse doorbraken in de achtergevel van de middengang op de begane grond en verdieping. De voormalige gesloten gangen lopen hier over in de nieuwbouw. 
  • De hoge waarde van de oorspronkelijke hoofdstructuur uit 1920-’22 op de begane grond en verdieping wordt verder versterkt door de bewaard gebleven interieurafwerking uit de bouwtijd in de vorm van lambriseringen, cassetteplafonds, deurkozijnen, enkele paneeldeuren, fonteinbekkens, fresco’s en glas-in-loodramen. Op zolder bleef de oorspronkelijke indeling met zoldertrap, houten wanden en paneeldeuren grotendeels intact. 
  • De verhoging van het achterste deel van de zijvleugels uit 1954 voegt zich binnen de hoofdstructuur en het gevelbeeld uit 1920-’22 en vertegenwoordigt een positieve monumentwaarde. 
  • De toneeltoren uit 1954 is door de nieuwbouw uit 1985 weliswaar vrijwel volledig ingebouwd, maar is met name vanwege de herkenbaarheid van de oorspronkelijke (en huidige) functie van hoge waarde. Van belang hierbij is het torenvormige volume, de indeling met toneelpodium op de verdieping en het kunstwerk boven het toneel. De indeling van de tussenverdieping vertegenwoordigt een positieve waarde. 
  • De uitbreidingen uit 1962 aan de achterzijde zijn vrijwel onherkenbaar vanwege hun opname in de nieuwbouw van 1985. Uit deze periode bleef alleen het entreeportaal rechtsachter tegen de middengang vrij gaaf bewaard. Het portaal met pui, trap en ramen vertegenwoordigt een positieve waarde vanwege de afleesbaarheid van de bouwgeschiedenis. 

bouwhistorische waarden

  • De bouwhistorische waarden van het Christelijk Lyceum zijn hoofdzakelijk gelegen in de gaaf bewaard gebleven constructieve opzet uit 1920-’22, met gevels, trappen, houten balklagen, betonvloeren (deels uitgevoerd als cassetteplafonds) en kapconstructies uit de bouwtijd. De kapconstructie met hangwerken in de aula verdient hierbij speciale vermelding. 

vensters en dakkapellen
Hieronder wordt specifiek ingegaan op de bouwhistorische waarde van de aanwezige vensters en dakkapellen. 

  • De vensters met (stalen, houten en glas-in-lood) ramen, kozijnen en lekdorpels uit 1920-’22 vertegenwoordigen een hoge monumentwaarde. 
  • Van de grote gekoppelde vensters uit 1920-’22 ter plaatse van de klaslokalen en vertrekken zijn de kozijnen en lekdorpels van hoge waarde in het kader van de oorspronkelijke gevelindeling. De aluminium ramen volgen de roedeverdeling uit de bouwtijd, maar hebben vanwege hun grovere detaillering voor een versobering van de architectuur gezorgd. De ramen hebben een indifferente waarde.
  • Het oorspronkelijke deel van de ingekorte vensters met glas-in-loodramen op de verdieping van de toneeltoren uit 1954 vertegenwoordigt een hoge monumentwaarde. 
  • De dakkapellen met kozijnen en ramen uit de bouwtijd op het hoofddak, op het hoge dak boven het middenrisaliet en links op de overloop van de zolder zijn van hoge waarde. 
  • Van de dakkapel rechts op de overloop van de zolder zijn de ramen zeer waarschijnlijk later aangepast, deze vertegenwoordigt een positieve waarde. 
  • De dakkapellen van het in 1954 verhoogde deel van de zijvleugels hebben een positieve monumentwaarde. 
  • Van een aantal kleine dakkapellen op het hoofddak zijn de ramen omstreeks 1985 vernieuwd. Hierbij is met name de hoofdvorm van de dakkapel van belang, de waarde van de ramen zelf is indifferent. 

Aanbevelingen

  • Het is vanuit cultuurhistorisch perspectief aan te bevelen om bij toekomstige ingrepen de hoofdstructuur uit de bouwtijd en uitbreiding uit 1954 als vertrekpunt te nemen. Met name bij de overgang op de nieuwbouw uit 1985 aan de achterzijde liggen er kansen om deze hoofdstructuur te versterken of te herstellen.
  • Bij de verduurzaming van de vensters verdient het de aanbeveling om bij de gekoppelde vensters met aluminium ramen te kiezen voor ramen met een slanker profiel, geïnspireerd op de oorspronkelijke detaillering. 
  • Bij eventueel vrij leggen en/of ontpleisteren van voormalige buitengevels aan de achterzijde komen waarschijnlijk diverse bouwsporen van voormalige deuren en vensters in het zicht. Het gaat hierbij naar verwachting om sporen van vensters in de linker zijgevel van de toneeltoren (begane grond), een voormalige deur in de achtergevel van de toneeltoren (begane grond) en om liggende vensters ter plaatse van de tussenverdieping van de toneeltoren. Daarnaast zijn aan de achterzijde sporen van voormalige vensters te verwachten aan de binnenzijde van de zijvleugels. In het grand café is reeds een dichtgezette toegang in de achtergevel van de uitbouw in het zicht. Het is aan te bevelen om nieuw aangetroffen bouwsporen te documenteren.