Tijdbeeld

Tijdlijn

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Historische en ruimtelijke context

Het gebied waar het onderzochte huis staat werd aan het eind van de veertiende eeuw bij de stad getrokken. Op het terrein ten noorden van het Spui werd het St.-Agnietenklooster gebouwd, dat na de reformatie in particuliere handen overging. Lees verder...

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

stadsuitbreidingen
Amersfoort is als nederzetting ontstaan bij een voorde (oversteekplaats) in de rivier de Eem en wordt in 1028 voor het eerst in schriftelijke bronnen genoemd. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw werden op initiatief van de bisschop van Utrecht grote delen van Eemland ontgonnen. Deze ontginningen werden georganiseerd vanuit een bisschoppelijk hof dat rond de Sint-Joriskerk lag. Ten westen hiervan ontwikkelde zich een handelsnederzetting die in de dertiende eeuw zou uitgroeien tot de stad Amersfoort, met vermoedelijk het water van het Havik als (natuurlijke) noordelijke grens en haven.

In 1259 kreeg Amersfoort stadsrechten. Aanvankelijk kreeg de stad alleen een aarden wal met palissaden als bescherming. Aan het einde van de dertiende eeuw begon men met de bouw van een stadsmuur, met drie landpoorten en twee waterpoorten over de Eem. Omdat de Eem dichtslibde liet de stad rond 1300 het Spui en de Nieuwe Eem graven om de problemen met de bevaarbaarheid van de rivier op te lossen.

Gestimuleerd door de economische voorspoed besloot men rond 1380 om de stad uit te breiden en een tweede stadsmuur aan te leggen, waarmee de stad driemaal zo groot moest worden en het Spui binnen de stad kwam te liggen. De bouw van de Koppelpoort rond 1425 voltooide deze nieuwe stadsring.
Deze stadsuitbreiding bleef voor een belangrijk deel onbebouwd met een concentratie van huizen langs de hoofdstraten. In het nieuwe gebied vestigden zich veel kloosters. Op een groot terrein op de hoek van het Zand en het Spui begon men kort voor 1400 met de bouw van het Sint-Aagtenklooster. Dit terrein tussen de eerste stadsgracht en de tweede omwalling was bijna twee hectare groot. De hoofdgebouwen met o.a. een kapel en een gasthuis lagen aan het Zand.   
Na de reformatie vervielen alle kerkelijke goederen aan de stad  en mochten geen nieuwe kloosterlingen worden opgenomen. In 1637 kwam de laatste non van het Agnietenklooster te overlijden waarmee het klooster formeel ophield te bestaan.[1]

Footnotes

  1. ^ Abrahamse, J.E., 2019, Historische atlas van Amersfoort, Nijmegen, pp 10-23.
Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

eigenaren
Waarschijnlijk hoorden de huizen die aan de oostzijde van het Spui stonden in de late middeleeuwen ook bij het klooster, helemaal zeker is dit niet.
In 1640 kochten Maarten en Rudolph Codde samen met hun zwager Willem de Leeuw een groot deel van het voormalige klooster. In 1642 verwierven zij twee huizen aan het Spui en in 1646 nog eens vier. Spui nummer 19 was als onderdeel van het klooster al in 1640 in hun bezit gekomen.
De broers Codde en Willem de Leeuw waren handelaren en ondernemers en actief in de lakennijverheid. Bij de productie van laken werden wollen garens tot een stof geweven die vervolgens vervilt moest worden. Dat gebeurde meestal met een volmolen. De volmolen van Codde stond achter het huidige huis Grote Spui 17 en bleef tot op heden als ruïne bewaard. Deze molen werkte op waterkracht en stond aan een smalle watergang, de zogenaamde ‘sloot van Codde’. Dit kanaal liep van de gracht aan het Zand achter de bebouwing van het Grote Spui naar de molen en boog daarna af naar het Spui. Zowel ter plaatse van de huizen aan het Zand als aan het Grote Spui werd de sloot overkluisd.[1]

Na het overlijden van Maarten Codde werd Grote Spui 19 in 1654 of ’55 verkocht aan wolwever Jan Withuijsen. Historische transportacten geven daarna geen absolute zekerheid over de eigenaar van dit huis of het hier uitgevoerde beroep.
Gedurende de negentiende eeuw was het onderzochte huis in handen van de familie Houtzager. De schipper Jan Houtzager verhuisde in 1790 van Westzaan naar Amersfoort en ging aan het Grote Spui wonen. Zijn zoon Sikke was ook schipper, in 1832 stond hij als eigenaar vermeld van Grote Spui 17 en 19, inclusief de achter nummer 17 gelegen watermolen. Sikke richtte op 24 november 1856 samen met zijn kinderen Jacobus, Dirk en Jacoba Maris een vennootschap op voor ‘het drijven van handel’. De panden aan het Spui gingen later over naar de vennootschap en kwamen op naam van Dirk te staan.[2]
Samen met Pieter van Veen waren verschillende leden van de familie Houtzager tussen 1879 en 1910 de eigenaren van de firma Houtzaager & Van Veen die een stoombootdienst op Amsterdam onderhield. In 1912 werd de Schroefstoom- en Motorbootdienst Houtzaager & Heineman opgericht, waartoe later ook Dirk Vliek en zijn zoon Johan Gerrit toetraden. Na 1940 breidde dit bedrijf uit met een transportdienst met vrachtauto’s. Het bedrijf bleef tot 1969 aan het Grote Spui gevestigd.[3]

Footnotes

  1. ^ Schut, P.A.C., zj, De bewonersgeschiedenis van het Grote Spui 1, 19, 21 en 27 Amersfoort, CH Advies in Lagen rapport 5.
  2. ^ Archief Eemland, notariele acte 13248 1856-11-24, acte van vennootschap 24-11-1856 Js. de Louter AT055/026 rep 3126.
  3. ^ Schut, P.A.C., zj, De bewonersgeschiedenis van het Grote Spui 1, 19, 21 en 27 Amersfoort, CH Advies in Lagen rapport 5. 
Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Het huis in 1832

Van de laat middeleeuwse bebouwing bleef ter plaatse van het huis Grote Spui 19 niets bewaard. De huidige bebouwing ontstond door nieuwbouw en de uitbreiding daarvan in de negentiende eeuw. Lees verder...

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

Wat betreft de verschijningsvorm van Grote Spui 19 in de achttiende eeuw en de periode daarvoor zijn er vrijwel geen aanknopingspunten. Door nieuwbouw en een grote verbouwing in de negentiende eeuw bleef van de historische bouwsubstantie van voor 1800 weinig tot niets bewaard. Historische bronnen of betrouwbare afbeeldingen uit deze periode ontbreken ook. Op de bekende vogelvlucht stadsplattegrond van Blaeu uit het midden van de zeventiende eeuw is ter plaatse een gesloten rij huizen weergegeven. Aan de betrouwbaarheid van de weergave van de individuele huizen op deze kaart kan echter getwijfeld worden.
Ook de in verschillende bronnen genoemde ‘sloot van Codde’ en met name de overkluizing daarvan ter hoogte van de huizen aan de Grote Spui kan bovengronds nu niet meer gelocaliseerd worden. In 1933 kwam bij de aanleg van een riool in de kademuur ter hoogte van nummer 19 de contour van het overkluisde molenkanaal in het zicht en Schut maakt in zijn rapport over de bewoningsgeschiedenis van Grote Spui 1, 19, 21 en 27 melding van een door middel van geofysisch onderzoek op dezelfde locatie ontdekte boogvormige structuur. Het is dus denkbaar dat de bebouwing van Grote Spui 19 ter plaatse van de uitloop van deze sloot opgetrokken werd.

 

Slideshow
1 afbeelding.
Tekst

kadastraal minuutplan
De vroegste betrouwbare weergave van Grote Spui 19 is op het kadastrale minuutplan van 1832. Deze kaart laat aan de oostzijde van het Spui een aaneengesloten gevelwand zien. Het onderzochte huis is weergegeven onder nummer 857 en was destijds in eigendom van schipper Sikke Houtzager. Aan de straatzijde stond ter hoogte van het huidige pand een ondiep huis met een trapeziumvormige plattegrond met op het achterterrein een vrijstaand bijgebouw. Ook de voormalige volmolen van Codde die achter de bebouwing van de buurpanden aan de zuidzijde getekend is en het linker buurpand, het huidige huisnummer 21, behoorden tot het bezit van Sikke. Aan de oostzijde van de molen is het toenmalige verloop van de molensloot ingetekend. 

Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Nieuwbouw in 1854

In 1854 werd het voorste deel van het huis vernieuwd, daarbij werd ook de huidige voorgevel opgetrokken. Lees verder...

Slideshow
6 afbeeldingen.
Tekst

In 1854 werd een aantal ruimtelijke veranderingen op een kadastrale hulpkaart vastgelegd. Het voorhuis van nummer 19 kreeg een nieuw nummer (2617) en werd ten opzichte van de situatie van 1832 een stuk dieper getekend. De achtergevel sloot nu aan op het bestaande bijgebouw op het achterterrein. Dit bijgebouw was aan de zuidzijde uitgebreid tot aan het molenhuis zodat aan deze kant een binnenplaats ontstond. De voormalige watermolen was destijds in gebruik als pakhuis. Op de kadastrale legger van Dirk Sikke staat bij nummer 2617 ‘Stichting’ vermeld. Het is zeer waarschijnlijk dat de veranderingen die kort voor 1854 plaatsvonden betrekking hadden op de vernieuwing van het voorhuis aan het Spui.

nieuwbouw voorhuis
Zowel de verschijningsvorm van de voorgevel als de opbouw van de verdiepingsbalklaag van het voorste deel van het huis wijzen op een datering in de eerste helft van de negentiende eeuw.
De voorgevel is opgetrokken in zeer verzorgd uitgevoerd schoon metselwerk in kruisverband. De asymmetrisch ingedeelde gevel heeft op de begane grond links twee schuifvensters en rechts daarvan twee voordeuren. Op de verdieping zijn drie schuifvensters aangebracht. De kozijnen van deze gevelopeningen zijn vrij zwaar uitgevoerd en alle gevelopeningen worden afgesloten met strekken. De gevel wordt beëindigd met een eenvoudige kroonlijst. Op historische foto’s van de voorgevel is te zien dat het middelste venster op de verdieping oorspronkelijk een hijsopening betrof die afgesloten kon worden met dubbele luiken.
De vensters op de begane grond waren oorspronkelijk voorzien van een roedeverdeling  (2 x (3 + 1)). Aan de binnenzijde bleven de bijbehorende vouwblinden bewaard en ook de eenvoudige vensterbanken zouden nog uit deze periode kunnen dateren. Aan de buitenzijde waren persiennes aangebracht. De beide voordeuren werden bij een latere verbouwing vervangen.

Vanwege de dubbele voordeur ligt de veronderstelling voor de hand dat bij de verbouwing omstreeks het midden van de negentiende eeuw een boven- en een benedenwoning gerealiseerd werden, ieder met een eigen toegang. Er kunnen echter een aantal argumenten aangevoerd worden die mogelijk in een andere richting wijzen.
Allereerst is van belang dat de gehele huidige zolderbalklaag en de bijbehorende kapconstructie pas tot stand kwamen bij een grote verbouwing later in de negentiende eeuw. Het is daarom zeer de vraag of het voorhuis in 1854 voorzien werd van een verdieping. De muurdammen geheel links en rechts van de drie vensters op de verdieping zijn vrij breed. Een verdiepingloos huis met een zolderverdieping met een vrij hoge borstwering is dan ook denkbaar. De voorgevel stond op de verdieping dan als een schermgevel voor de zolder, waarmee het huis zich een stuk groter en voornamer presenteerde dan het feitelijk was. In het voorste dakschild zou in dat geval alleen de hijskast, zonder dakkapel, boven de kroonlijst uitsteken.
Aan het Grote spui staan en stonden meerdere panden met op de zolder of de verdieping een pakhuisfunctie en in de voorgevel een hijsvoorziening. Op een foto uit het begin van de vorige eeuw is de voorganger van het in 1932 gebouwde buurpand Grote Spui 21 te zien. Ook dit was een verdiepingloos huis met op de verdieping een pakhuisdeur en in de gemetselde topgevel een hijsbalk. Het huidige dwarshuis Grote Spui 11 heeft centraal op de verdieping een hijsdeur, geflankeerd door schuifvensters en bij dit pand bleef boven de kroonlijst ook een hijsbalk bewaard.

Bij het veldwerk van het bouwhistorische onderzoek van Grote Spui 19 is als onderbouwing van deze hypothese op de huidige verdieping naar bouwsporen gezocht die wijzen op een gewezen zolderborstwering, de eventuele verhoging van het huis, een verdwenen kapconstructie of de aftekening van een lagere daklijn tegen de binnenzijde van de voorgevel. Op alle genoemde punten helaas zonder resultaat, waarmee het vooralsnog onopgehelderd blijft of kort voor 1854 een verdieping gemaakt werd of niet.

Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

balklaag
De kort voor 1854 opgetrokken achtergevel zal ongeveer op dezelfde hoogte als de huidige scheidingswand op de begane grond gestaan hebben. Het gedeelte aan de voorzijde daarvan kreeg een verdiepingsbalklaag die evenwijdig aan de voorgevel loopt en enkelvoudig uitgevoerd is met naaldhouten balken met een rechthoekige doorsnede. De balken zijn ongedecoreerd, hebben geen consoles of sleutelstukken bij de opleggingen en zijn niet voorzien van een gekleurde afwerking. Aangenomen mag worden dat deze vloer oorspronkelijk ook al door een plafond aan het zicht onttrokken was.

indeling
Van de indeling van het huis bleef vrijwel niets bewaard dat met zekerheid aan de bouwfase omstreeks 1850 toegeschreven kan worden. De mogelijkheid dat de beide voordeuren dienden als toegangen tot een boven- en een benedenwoning is hier boven al aan de orde geweest. In dit verband is het ook denkbaar dat de rechter deur de ingang was naar een overdekte gang of poort die, afgescheiden van de woning, tot aan de achtergevel doorliep en uitkwam op de binnenplaats rechts achter het huis. De voormalige volmolen op het achterterrein was in gebruik als pakhuis en mogelijk hadden de bijgebouwen achter Grote Spui 19 ook een opslagfunctie. Zonder de bewoners te hinderen en hun privacy te verstoren konden dan langs deze weg goederen van en naar de kade vervoerd worden.
In dezelfde context dient ook een in de vloer boven deze gang aangetroffen luik genoemd te worden. Hoewel dit luik mogelijk pas (veel) later aangebracht werd, zou deze opening bedoeld kunnen zijn als toegang tot de bergzolder of -verdieping. Om de weg naar achteren niet permanent te versperren zal dit luik, dat een stuk smaller is dan de gang, waarschijnlijk via een losse ladder bereikbaar geweest zijn.
De linker deur zal toegang gegeven hebben tot de woning, waarschijnlijk via een achterliggende gang.

Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Uitbreiding in 1882

In 1882 werd het huis naar achteren uitgebreid en kreeg het de huidige hoogte. Lees verder...

Slideshow
6 afbeeldingen.
Tekst

Het huis kreeg zijn huidige hoofdvorm bij een ingrijpende verbouwing kort voor 1882, die op een kadastrale hulpkaart vastgelegd werd. Bij deze bouwcampagne werd de bestaande bebouwing aan de achterzijde gesloopt, om plaats te maken voor een uitbreiding van het hoofdgebouw. Bij deze gelegenheid realiseerde men over de gehele diepte van het nieuwe huis een verdieping en een zolder. De bestaande achtergevel moest hiervoor over de gehele hoogte gesloopt worden. De uitbreiding aan de achterzijde werd onderkelderd.
De voorgevel bleef voor deze aanpassing ongewijzigd, het voorste dakschild van het verhoogde huis vormde de overgang tussen de nieuwe zolder en de bestaande voorgevel. Geheel links en rechts moest bij de aansluiting op de lagere zijgoten het voorste schild naar achteren geknikt worden. Deze ongebruikelijke en onlogische oplossing illustreert dat bij de verhoging geïmproviseerd moest worden in verband met de bestaande voorgevel. In de dakkapel in het voorste dakschild kwamen hijsdeuren en werd een hijsrad aangebracht. De uitbreiding kreeg aan de tuinzijde een geheel nieuwe gevel die uitgevoerd werd in schoon metselwerk in kruisverband.

achtergevel
De nieuwe achtergevel kreeg een indeling met op de verdieping drie schuifvensters met ramen met een roedeverdeling (2 x (2 + 1)). Op de begane grond kwamen twee fenetres-a-terre met een vast kalf en een bovenlicht. Deze vensters kregen een roedeverdeling (2 x (3 + 1)) en werden aan de binnenzijde voorzien van vouwblinden. Oorspronkelijk waren aan de buitenzijde persiennes aangebracht. De achterdeur kwam geheel links en werd vormgegeven met een glasdeur met een borstweringpaneel en een bovenlicht voorzien van een roedeverdeling (langs de rand). Alle gevelopeningen werden afgesloten met een rollaag.
De gevel wordt in de huidige situatie beëindigd met een boeiboord en een bakgoot. Centraal staat boven de goot een dakkapel met een plat dak. Net zoals aan de voorzijde moest bij de aansluiting op de lagere zijgoten het achterste dakschild naar achteren geknikt worden.

De hoogte-breedte verhouding van de glasruiten werd op de begane grond en de verdieping consequent gelijk gehouden. Op de begane grond resulteerde dit vanwege de breedte van de naald van de deuren in een iets grotere dagmaat van de kozijnen.

Slideshow
8 afbeeldingen.
Tekst

constructie
De nieuwe zolderbalklaag werd van over de gehele diepte van het nieuwe huis enkelvoudig uitgevoerd met naaldhouten balken die aan de onderkant gedecoreerd werden met een duivejager profiel. De beschoten kapconstructie werd opgebouwd uit gordingen, ondersteund  door naaldhouten A-spanten. Deze spanten kregen een traditionele opbouw met korbelen en verbindingen met pen-en-gat.
De bestaande verdiepingsbalklaag van het voorste gedeelte bleef bestaan en werd op hetzelfde niveau naar achteren uitgebreid. Deze uitbreiding kon bij het veldwerk niet waargenomen worden, maar van de balkankers in de linker zijgevel kan afgeleid worden dat de toegevoegde balken in hetzelfde ritme en verdeling als de zolderbalklaag gelegd zijn.
A-spanten werden vanaf de zeventiende eeuw tot ver in de negentiende eeuw toegepast. Aanvankelijk als onderdeel van sporenkappen en in de negentiende eeuw ook met gordingen.[1]

De uitbreiding aan de achterzijde werd niet over de volle breedte van het perceel uitgevoerd. Aan de linker zijde liet men over de volledige hoogte een smalle strook vrij. Deze steeg werd later op de begane grond dichtgezet.  Behoudens een voormalige luikopening op de verdieping is de zijgevel aan deze steeg blind. De aan de linkerzijde verspringende plattegrond wordt in de kapconstructie opgevangen door een smaller spant ter plaatse van de versmalling en een wat steilere dakhelling van het achterste linker dakschild.

Bij de verbouwing van 1882 bleef de voormalige watermolen op het achterterrein in eigendom van de familie Sikke, die destijds ook het buurpand aan de linker zijde (Grote Spui 21) in bezit had. De watermolen werd waarschijnlijk verhuurd aan de twee huizen verder aan het Grote Spui gevestigde  Stoomgrutterij-Beschuitgeleifabriek van A. Bast en Zonen. Op de kadastrale hulpkaart van 1882 is de molen met een nieuw tussenlid verbonden met het fabrieksgebouw van Bast aan de straat.
Ook aan de achterzijde van Grote Spui 21 staat op dezelfde kadastrale hulpkaart een nieuwe aanbouw getekend. De smalle steeg tussen nummer 19 en 21 bleef onbebouwd om de tuin en de achterzijde van nummer 21 buitenom te ontsluiten. Deze grond behoorde daarvoor nog tot Grote Spui 19 en werd in 1882 bij nummer 21 gevoegd.

Footnotes

  1. ^ Zie ook ARCX, klooster Marienhof in Amersfoort, ARCX-rapport 0957, www.tijdbeeld.comDe kap van de in 1734 gebouwde burgerweeshuiswoning werd uitgevoerd met een grenenhouten sporenkap waarin A-spanten opgenomen zijn die ondersteund worden door schaargebinten.
Slideshow
10 afbeeldingen.
Tekst

indeling
Bij de verbouwing van 1882 zal het huis op de begane grond en de verdieping opnieuw ingedeeld zijn. Daarbij bleef de indeling van de voorgevel ongewijzigd, wel werden de beide voordeuren vervangen door deuren met grote vensters die aan de buitenzijde afgesloten werden met gietijzeren roosters.

begane grond
De begane grond kreeg een indeling met een voorkamer, een tussenvertrek en een tuinkamer. In de huidige situatie is de scheidingsmuur tussen voorkamer en tussenvertrek uitgebroken, mogelijk waren deze vertrekken met dubbele schuifdeuren verbonden. Aan de achterzijde kwam aan de rechter zijde de keuken. Deze vertrekken werden ontsloten via een gang die vanaf de linker voordeur tot aan de keuken liep. Het voorste deel van de linker gangwand was tijdens het onderzoek niet meer aanwezig.
De gang achter de rechter voordeur gaf toegang tot de verdiepingstrap ongeveer halverwege het huis, waardoor een eventuele verbinding met het achterterrein langs deze weg niet meer mogelijk was. Onder de trap realiseerde men een toilet en een trapkast.
Onder de tuinkamer werd een kelder aangelegd die afgesloten werd met een sterk gedrukt tongewelf. Deze kelder had een deur in de gang en was via een gedraaide gemetselde trap te bereiken. Tijdens het onderzoek kon de kelder vanwege een hoge waterstand niet betreden worden.

afwerking begane grond
De voorkamer van het vertrek op de begane grond kreeg tegen de linker bouwmuur een schouw met rechts daarvan een inbouwkast met beneden en boven dubbele deuren. De gehele kast was inclusief de deuren oorspronkelijk afgewerkt met behang. De stijlen links en rechts werden over de volledige hoogte halfrond verdiept vormgegeven. De oplegscharnieren volgden deze vorm die ook meebehangen geweest zal zijn. De linker wand van de tuinkamer werd ook voorzien van een drieledige inbouwkast die op dezelfde wijze als de kast in de voorkamer vormgegeven werd. Van alle kasten zijn de deuren van het onderste deel niet meer aanwezig. De achterkamer heeft een vlak ongedecoreerd stucplafond, de plafonds van de voorkamer en het tussenvertrek zijn niet meer aanwezig.
De gang van de woning op de begane grond werd afgewerkt met zwarte en gele vloertegels in een diagonaal patroon met een zwarte randstrook. De deuren aan de gang zijn uitgevoerd als paneeldeuren met een boven- en onderpaneel en de kozijnen zijn afgetimmerd met rijk geprofileerde platstukken. Het geheel is aan de gangzijde afgewerkt met houtnerfschilderwerk van hoge kwaliteit.

De tegelvloer van de gang werd doorgelegd in de keuken. In de keuken kwam tegen tegen de buitenhoek een keukenschouw met aansluitend tegen de buitengevel een verdiepingshoge keukenkast opgebouwd uit een onder- en bovenkast en aan de andere zijde een laag aanrecht met gootsteen. Aan de gangzijde staat een lage keukenkast. Al het houtwerk van kasten en schouw was oorspronkelijk afgewerkt met vergelijkbaar houtnerfschilderwerk als in de gang. De keuken kreeg een vlak houten plafond.

De afwerking van de rechter gang is veel eenvoudiger en soberder uitgevoerd dan de linker gang. Op de vloer liggen betontegels 30x30, de verdiepingsbalklaag is afgewerkt met een vlak houten plafond en het kozijn van de verbindingsdeur tussen de gangen is aan de rechter zijde niet voorzien van lijstwerk en ook niet afgewerkt met houtnerfschilderwerk. De rechter gang was in representatieve zin duidelijk minder van belang.

 

Slideshow
5 afbeeldingen.
Tekst

verdieping
De verdieping kreeg alleen in de uitbreiding aan de achterzijde een indeling met twee kleine vertrekken aan een overloop. Via deze overloop was ook de ongedeelde ruimte aan de voorzijde toegankelijk.
Voor zover bekend was de zolder aanvankelijk alleen via een luik te bereiken en verder niet ingedeeld.

afwerking verdieping
Het voorste deel van het huis bleef aanvankelijk op de verdieping waarschijnlijk in gebruik als opslagruimte. De balklaag werd aan de onderzijde niet afgewerkt met schilderwerk of een plafond. Er konden tijdens het onderzoek geen afdrukken van rietlatten of plafonddragers waargenomen worden. Op de gestucte wanden is op een aantal plaatsen nog een afwerking in kleur waarneembaar.
Ook in de vertrekken aan de achterzijde waren geen plafonds aangebracht. De balklaag werd aan de onderzijde geschilderd en/of voorzien van behang. Het lijkt er op dat vertrekken op de verdieping oorspronkelijk als slaapvertrekken bij de woning op de begane grond behoorden. Tussen de gangen op de begane grond was daarvoor een tussendeur aangebracht. De voor zelfstandige bewoning noodzakelijke keuken en een privaatruimte ontbraken op de verdieping.
De scheidingswanden zijn uitgevoerd als stijl-en-regelwerk. De in deze wanden opgenomen deurkozijnen zijn gedecoreerd met een duivejager profiel en een toegevoegde halfronde lijst. De paneeldeuren zijn afgehangen met knieren. De restruimte naast de trap werd ingenomen door een eenvoudige ingetimmerde kast. Ook daar tegenover aan de andere zijde van de overloop werd een kast gemaakt.
Het traphek is op de overloop afgezet met een eenvoudige balustrade met gietijzeren balusters en een met een granaatappel bekroonde gedraaide trappaal.

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Latere veranderingen

In de eerste helft van de vorige eeuw werd het huis samengevoegd met het linker buurpand en gedeeltelijk gemoderniseerd. Lees verder...

Slideshow
6 afbeeldingen.
Tekst

Uit 1932 dateert een plan voor de bouw van een nieuwe garage met bovenwoning ter plaatse van nummer 21. Op de nummers 19 en 21 was destijds de Schroefstoom- en Motorbootdienst Houtzager & Heineman gevestigd. Beide panden waren voor deze verbouwing op de begane grond waarschijnlijk al met elkaar verbonden. De buitendeur naar de smalle steeg tussen de beide huizen kwam waarschijnlijk in nummer 19 uit. Bij de nieuwbouw kreeg de steeg een nieuwe invulling en werd deze op de begane grond overkapt met in de hoek tussen de achtergevel van nummer 19 en de zijgevel van nummer 21 een klein vertrek met een plat dak.
Bij deze verandering werd de steeg op de begane grond een stuk ingekort en het voorste deel van de zijgevel van het achterhuis van nummer 19 ter plaatse gesloopt. Het bovenliggende deel van de zijgevel inclusief twee balken van de verdiepingsvloer die in dit gesloopte muurdeel opgelegd waren, werden opgevangen met een geschoorde onderslagbalk en balkstroppen.

lichtstraat
De voormalige steeg werd een interne verbindingsgang en overkapt met een licht hellend glasdak opgebouwd uit stalen T-profielen waar tussen oorspronkelijk draadglas aangebracht was. Langs de (lage) rechter zijde steunde het dak op een houten goot op klossen. In de huidige situatie is het glas vervangen door underlayment platen.

Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

keuken, gang en toilet
Zeer waarschijnlijk werden in dezelfde periode de keuken en het toilet onder de verdiepingstrap gemoderniseerd. Het toilet kreeg een vloer van zwarte en gele dhg vloertegels en cremekleurige wandtegels, aan de bovenzijde afgezet met een smalle strook zwarte tegels.
In de keuken bleef de bestaande opstelling gehandhaafd, de kastdeuren werden met triplex platen afgewerkt en voorzien van eenvoudige halfronde profielen. In de lage keukenkast kregen de deuren een bovenlicht met een horizontale roede.
In de huidige situatie is het plafond van de gang afgewerkt met zachtboardplaten die zeer waarschijnlijk ook bij deze bouwcampagne aangebracht werden.

zoldertrap en badkamer
De eenvoudige en afwijkende vormgeving en afwerking van de deur naar de zoldertrap wijst waarschijnlijk op de latere realisatie daarvan. Onduidelijk is of het naastgelegen vertrek, waar nu een badkamer in gerealiseerd is, ouder is of uit dezelfde periode dateert. De achterwand van de badkamer wordt gevormd door een houten wand die tevens de achterzijde vormt van de aan de andere zijde aangebrachte kastenwand. Aan de badkamerzijde is deze wand op zeer ongebruikelijke wijze afgewerkt met een laag stucwerk die gewapend is met een soort vezelmat. Deze onderlaag is met een kam geëgaliseerd, waarna een raaplaag en een pleisterlaag aangebracht werden. Eén en ander houdt waarschijnlijk verband met de realisatie van een badkamer ter plaatse in de periode (kort) na de Tweede Wereldoorlog.

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

woning
Op enig moment - waarschijnlijk in de tweede helft van de vorige eeuw - werd op de verdieping een zelfstandige woning gerealiseerd waarbij de grote berging aan de voorzijde op de verdieping een woonfunctie kreeg en ingedeeld werd. Van deze indeling bleef alleen het toilet bewaard. Bij deze verbouwing werd het hijsluik in de voorgevel aan de onderzijde ingekort en voorzien van een draairaam met een roedeverdeling.
Opvallend is verder dat zowel de deur en het deurkozijn onderaan de trap als de binnendeur naar de voormalige bergplaats aan de voorzijde zwaar uitgevoerd zijn. Op de verdieping werd de sponning in het (bestaande) kozijn een stukje verdiept. Op de begane grond plaatste men een zware strokendeur die met duimgehengen afgehangen is in een zwaar kozijn dat wat betreft de breedte te smal is voor deze gang. Het gaat hier duidelijk om een oudere hergebruikte deur met kozijn waarvan de herkomst onbekend is

Slideshow
Tekst