Tijdbeeld

Tijdlijn

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Ontwikkeling van Zwolle

De wijk Wipstrik is eind jaren twintig van de twintigste eeuw gerealiseerd en bevindt zich buiten de middeleeuwse stadsmuren van Zwolle. Lees meer…

Slideshow
Tekst

Ontstaan van Zwolle
Zwolle is ontstaan langs de oevers van de Grote Aa. Dit riviertje stroomde ter hoogte van de huidige Oude Vismarkt en Melkmarkt. Zwolle was voornamelijk een agrarische nederzetting, maar vanaf de elfde eeuw richtten de bewoners zich ook in toenemende mate op handels- en transportactiviteiten. De meeste bebouwing in Zwolle concentreerde zich in deze tijd aan de zuidzijde van de Grote Aa, nadat Zwolle in 1230 stadsrechten kreeg zal de bebouwing verder uitgebreid zijn. [1]

 

 

Footnotes

  1. ^ P. Boer (ARCX), Melkmarkt 10, 2023. www.Tijdbeeld.com
Slideshow
Tekst

Ontwikkeling van de Nieuwe Vecht
In de loop van de middeleeuwen ontstond er een hevige concurrentiestrijd tussen de steden Deventer, Kampen, Hasselt en Zwolle. Ieder stadsbestuur wilde zo veel mogelijk tol heffen over de verschillende waterwegen zoals de IJssel, het Zwarte Water en de Vecht. In de zomer van 1480 besloot het stadsbestuur van Zwolle over te gaan tot het deels hergraven van een vaarverbinding naar de Vecht. In het oosten passeerde de Vecht de stad. Met de nieuwe waterweg zou de Vecht verbonden worden met de Stadsgracht en zo een deel van de vaarroute afsnijden. Uiteindelijk groeven de Zwollenaren tien jaar later een verbindingskanaal dwars door Dieze en Berkum tussen de Nieuwe Wetering en de Vecht. De in 1497 aangelegde waterweg, ofwel de Nieuwe Vecht, voerde het scheepsvaartverkeer rechtstreeks naar de Stadsgracht en sneed zo de omweg via het Zwarte Water af.[1]

Footnotes

  1. ^ J. ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, 198.
Slideshow
1 afbeelding.
Tekst

Ontwikkeling van de Turfmarkt
De huidige Turfmarkt was tot ver in de negentiende eeuw nog een leeg en onbebouwd terrein, gelegen net buiten de stadswallen aan de rand van de voorstad Dieze. In het begin van de negentiende eeuw was het westelijke deel van de Bagijneweide in het bezit van de Waalse gemeente, de aangrenzende weilanden aan de oostzijde waren van de gemeente Zwolle. In een poging om de locale economie te stimuleren, besloot de gemeente Zwolle in 1848 om de gronden op de hoek van de Nieuwe Vecht en de Nieuwe Wetering in te richten voor het laden en lossen van turf. De gemeente Zwolle verwierf de weilanden van de Waalse gemeente en hoogde het terrein een stukje op. Om het marktterrein voor schepen goed toegankelijk te maken, werd dwars op de Nieuwe Vecht over de Turfmarkt een havenkanaal gegraven. Deze handel is echter nooit groots van de grond gekomen, het plein werd voor diverse doeleinden gebruikt, als exercitieterrein van de stedelijke schutterij en bij evenementen als circussen, feesten en sportmanifestaties. In 1853 wordt het Overijssels Kanaal gegraven. Dit kanaal loopt van Almelo naar Zwolle en sluit daar aan op de Nieuwe Wetering, die vanaf dat moment omgedoopt wordt in Almelose Kanaal.[1]

Footnotes

  1. ^ P.Boer (ARCX), Watertoren op de Turfmarkt in Zwolle, 2009.
Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw verdwijnt het landelijke karakter van de Bagijneweide en worden de randen ingevuld met bebouwing. In 1867 verrijst op de hoek van de Rhijnvis Feithlaan de nieuwbouw van de Rijks Hogere Burgerschool en in 1887 bouwt de Nederduitsch Gereformeerde gemeente ter plaatse van een dan leegstaande looierij een nieuw kerkgebouw, de huidige Oosterkerk. Vijf jaar eerder is aan de noordzijde van de Bagijneweide het nieuwe gemeentelijke Sophia Ziekenhuis in gebruik genomen, dat later nog een aantal keren fors uitgebreid zal worden. 
Vanaf de Turfmarkt langs de Nieuwe Vecht richting het noorden ontstond in de loop van de negentiende eeuw een industriegebied, met onder andere de in 1776 gebouwde oliemolen de Passiebloem, die in 1896 verbonden werd aan de firma Reinders & Co. Het industriegebied was daar gunstig gelegen, met transportmogelijkheden over water via de Nieuwe Vecht, maar ook over land via de drukke Wipstrikkerallee. Deze eeuwenoude uitvalsweg die vanaf de Diezerpoort in oostelijke richting de stad uitvoerde, kreeg in de negentiende en vroege twintigste eeuw een voornaam karakter vanwege villa’s en buitens die de weg flankeerden.[1]

Footnotes

  1. ^ P.Boer (ARCX), Watertoren op de Turfmarkt in Zwolle, 2009.
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Sociale woningbouw en de ontwikkeling van de Wipstrik

In het midden van de jaren twintig van de vorige eeuw ontstonden er in Zwolle verschillende initiatieven voor de uitbreiding van de stad. Eén van de uitbreidingen zou ingesloten worden door de Nieuwe Vecht en de Wipstrikkerallee. Lees meer...

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

Tuindorpen 
In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstonden in West-Europa de eerste sociale hervormingsgedachten die de negatieve gevolgen van de industrialisatie tegen zouden moeten gaan. In het kader van die sociale ontwikkelingen ontstonden de eerste tuindorpen en fabriekskoloniën in het Verenigd Koninkrijk. In 1898 introduceerde  Ebenezer Howard de term ‘tuinstad’ in zijn boek waarin hij zijn ideeën over de aanleg van nieuwe steden uiteenzette. Tuinsteden dienden aangelegd te worden op het platteland, op die manier werden de overbevolkte steden ontlast. Door tevens de industrieën naar het platteland te halen en kregen de arbeiders een betere leefomgeving. Het tuinstadmodel zoals Howard beschrijft in zijn boek is in Nederland nooit uitgevoerd. Toch heeft de tuinstadgedachte belangrijke invloed gehad op de Nederlandse volkshuisvesting. [1]

Footnotes

  1. ^ Wassenaar, Droom van Howard, 9.
Slideshow
Tekst

In Nederland uitte de tuinstadidee zich met name in het streven om de stad als een sociaal-culturele eenheid te zien. De architectuur van de woonhuizen die in Nederlandse tuindorpwijken gebouwd zijn, werd niet zoals in het Verenigd Koninkrijk beïnvloed door een middeleeuwse idealisering. Nederlandse architecten waren met name gericht op het Duitse Nieuwe Bouwen, de Amsterdamse School, het expressionisme en de architectuur van de Amerikaan Frank Lloyd Wright. Het tuinstadidee beïnvloedde dus niet zozeer de architectuur van de woningen, maar oefende vooral invloed uit op de stedenbouwkundige schaal. Met name na de invoering van de woningwet in 1901 stonden de Nederlandse gemeenten, net zoals elders in Europa, voor een grote stedenbouwkundige opgave. Het idee van Howard ondersteunde hen in een schematische en georganiseerde stadsuitbreiding, die tegelijkertijd een fijne leefomgeving voor de arbeiders bood en uiteindelijk ook het aanzicht van de binnenstad verbeterde. In Nederlande kwam dat in de parktijk tot uitting in de aanleg van een wijk met plantsoenen, ruime tuinen en de wijk als sociaal geheel met eigen voorzieningen zoals een school en een lokale bakker. Het bevorderen van de gemeenschapszin van een dergelijke wijk stond daarbij centraal. [1]

Footnotes

  1. ^ Wassenaar, Droom van Howard, 14.
Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

Aanleg van de Schrijversbuurt
Verschillende woningbouwverenigingen organiseerden de aanleg van Zwolse wijken zoals Assendorp en Wipstrik. De Wipstrik bestaat uit een zuidelijk en een noordelijk deel. Ten zuiden van de Wipstrikkerallee bevindt zich de zeeheldenbuurt, en ten noorden de schrijversbuurt. De schrijversbuurt ontstond in twee fasen en werd door drie verschillende woningbouworganisaties gefinancierd. De bouw van de twee woningblokken tussen de Vondelkade en de Brederostraat startte in 1928.[1] Deze werden ontworpen door Mannes Meijerink. Hij ontwierp ook, samen met zijn zoon Harm, de Koningin Emmaschool die in 1929 gerealiseerd werd. Vanwege de sterke groei van een aantal stadsdelen, was er noodzaak ontstaan voor de bouw van vier nieuwe scholen.  De twee woningblokken ten noorden van de school werden kort na 1930 gebouwd naar ontwerp van de architect Schoenmaker. 
Het is onduidelijk of Meijerink zich bewust bezighield met de sociale tuindorp idealen tijdens het maken van zijn ontwerp voor het deel van de wijk rondom de Koningin Emmaschool. Maar de centrale ligging van de school als middelpunt van de wijk met op de verticale assen plantsoenen en ruimte voor groen, getuigen van een doorwerking van de tuindorp gedachte. 

Footnotes

  1. ^ De Standaard, 28-04-1928.
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Scholenbouw in Nederland

Na de onderwijshervormingen van rond 1800 werd in 1811 het eerste standaardontwerp gemaakt voor een klassikale lagere school. Lees meer...

Slideshow
Tekst

Ten midden van de wijk Wipstrik werd in 1929 gestart met de bouw van de Koningin Emmaschool. Eeuwenlang werd het onderwijs in Nederland verzorgd door gemeentebesturen, kerken en particulieren. Er werd vooral het zogeheten hoofdelijk onderwijs gegeven. Hierbij dienden kinderen één voor één bij de onderwijzer te komen voor een les. De overige leerlingen zaten aan lange tafels, te wachten op hun beurt. Nadat de zeven gewesten in 1795 werden verenigd in de Bataafse Republiek, ging de nieuw ontstane landelijke overheid zich structureel bemoeien met de regelgeving omtrent scholen. De onderwijswet van 1806 leidde tot de afschaffing van het hoofdelijk onderricht en de invoering van het klassikaal onderwijs. [1]

Footnotes

  1. ^ [1] J.Vromen (Belfort), Hoenderparkweg 61 Apeldoorn, 2018, Tijdbeeld.com
Slideshow
Tekst

Na deze onderwijshervormingen werden leerlingen in het lager onderwijs verdeeld over drie niveaus en ontstond het klassikale onderwijs. In 1811 werd een standaardontwerp gemaakt voor een klassikale lagere school: een vrijstaand rechthoekig gebouw met in het midden de entree. In dit modelontwerp, de zogenaamde zaalschool kregen leerlingen nog altijd in één ruimte les van één onderwijzer. Vernieuwend was de introductie van een blinde werkmuur met schoolborden. Daarnaast besteedden de opeenvolgende negentiende-eeuwse schoolwetten aandacht aan voorschriften voor voldoende lucht, ruimte en lichtinval en beter meubilair. [1]

Footnotes

  1. ^ J.Vromen (Belfort), Hoenderparkweg 61 Apeldoorn, 2018, Tijdbeeld.com
Slideshow
Tekst

In de loop van de 19e eeuw kwamen er aangescherpte voorschriften voor de bouw van scholen en uitgebreidere onderwijsprogramma’s, die vanaf 1878 door het Rijk gestimuleerd werden met subsidies. De introductie van meer verplichte vakken voor het lager onderwijs in de schoolwet van 1857 maakte de verdeling van de school in meerdere lokalen noodzakelijk en had zo direct invloed op de ontwikkeling van het schoolgebouw. Er ontstond een nieuw schooltype, de gangschool, dat tot ver in de 20e eeuw de norm zou blijven. Het schoolgebouw bleef rechthoekig van opzet en werd opgedeeld door fysiek gescheiden, naast elkaar gesitueerde klaslokalen. De oriëntatie in het lokaal werd een kwartslag gedraaid. Leerlingen keken niet meer naar de brede, maar naar de smalle muurzijde met bij voorkeur links invallend zijlicht. Een gang langs de achtergevel van het gebouw zorgde voor de ontsluiting van de lokalen aan de voorzijde.  [1]

Footnotes

  1. ^ J.Vromen (Belfort), Hoenderparkweg 61 Apeldoorn, 2018, Tijdbeeld.com
Slideshow
Tekst

Een andere ontwikkeling die mede door de schoolwet van 1857 in een stroomversnelling kwam, was de ontwikkeling en de opkomst van de bijzondere scholen. Voor 1857 was in principe iedere school een openbare door de gemeente aangestuurde school. Onder de noemer ‘bijzondere school’ viel in die tijd een katholieke of gereformeerde school. In 1843 werd de eerste Christelijke school gesticht te Nijmegen en in Zwolle volgde de stichting van de eerste Christelijke school in 1850. Het stichten van een bijzondere school ging echter niet vanzelf en kon een lange tijd duren. Vanaf 1857 werd het oprichten van een school veel eenvoudiger, hetgeen ontaarde in de bekende scholenstrijd. [1]
Met de Wet op het Lager Onderwijs in 1920 kwam er een einde aan de schoolstrijd; er kwam financiële gelijkstelling van het openbaar en bijzonder (confessioneel) onderwijs, waardoor ook de diversiteit enorm toe nam. Daarnaast werd vastgesteld dat iedere lagere school ingedeeld werd in zes jaarklassen. In de architectuur van de scholen verschoof de aandacht van hygiëne naar de onderwijskundige eisen. Ook werden het gymnastiek- en het handarbeidlokaal gangbaar. [2]

Footnotes

  1. ^ A.E. Hofman, Het ontstaan der Eerste Christelijke School te Zwolle, 1925.
  2. ^ Bosma, Bouwen in Nederland, 560.
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Architectenbureau Meijerink

In 1928-1929 ontwierp architectenbureau Meijerink  twee woningblokken tussen de Vondelkade en de Brederostraat en de Koningin Emmaschool. Lees meer…

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

Bureau Meijerink werd opgericht door Mannes Meijerink. Mannes Meijerink vervolgde na een technische middelbare school, zijn opleiding aan de Teekenacademie van Zwolle aan de Melkmarkt en vanaf 1901 was hij werkzaam bij een aannemer. Hier heeft hij zich kunnen ontwikkelen tot autodidact architect en later stichtte hij Architectenbureau Meijerink. Naast zijn werk als architect, was Mannes ook betrokken bij schoonheidscommissie ‘het Oversticht’ en het Oranjecommité. [1] 
In 1901 kreeg Mannes Meijerink een zoon, Harm. Harm bezocht in Zwolle de HBS en behaalde in 1925 zijn diploma als bouwkundig ingenieur aan de Polytechnische Hogeschool te Delft, waarna hij tot 1936 werkzaam was bij het bureau van zijn vader. In 1950 werd Harm eigenaar van het bureau van zijn vader, waarna hij in 1951 werd benoemd tot inspecteur van de volkshuisvesting te Zwolle. Later werd hij hoofdingenieur-directeur van de wederopbouw en de volkshuisvesting in Noord-Holland. Vanwege zijn werkzaamheden elders, droeg Harm de regie over het architectenbureau over aan zijn compagnon J. Witpaard. [2]

Footnotes

  1. ^ Meijerink.nl, Architecten bureau Meijerink, 3 generaties.
  2. ^ Bonas.nl, Harm Meijerink, geraadpleegd op 16-10-2023.
Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

Het oeuvre van Mannes en Harm Meijerink is zeer divers. Mannes Meijerink werkte in de beginjaren van het bureau in de destijds populaire stijlen zoals de Nederlandse Art Nouveau en het traditionalisme. Hierdoor heeft bureau Meijerink geen ‘eigen’ stilistische kenmerken ontwikkeld. Dat wil echter niet zeggen dat de ontwerpen van Meijerink kwalitatief ondergeschikt waren, het bureau specialiseerde zich eenvoudigweg in de populaire architectuur van die tijd en volgde de snel opeenvolgde modes. In de jaren twintig van de vorige eeuw specialiseerde het bureau zich in het ontwerpen van woonhuizen, villa’s, scholen en fabrieken. Voorbeelden uit hun oeuvre zijn de Industrie- en Huishoudschool voor meisjes uit 1906, het kantoor van de Eerste Onderlinge Aannemers Verzekeringsmaatschappij uit 1914 en de Da Costaschool uit 1929.

Slideshow
Tekst

In de jaren twintig van de vorige eeuw bepaalden verschillende factoren de destijds populaire architectuur. Een van de invloedrijkste architecten in de eerste helft van de twintigste eeuw was Frank Lloyd Wright. Zijn invloeden zijn in grote delen van de wereld te herkennen, maar met name in Nederland heeft hij duidelijk zijn stempel achtergelaten. 

Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

Frank Lloyd Wright
Frank Lloyd Wright was een Amerikaans architect. Kenmerkend voor het werk van Wright zijn de overstekende kappen van zijn prairie houses, het ‘natuurlijke’ in materiaalgebruik en de grote gevelvlakken die het horizontale karakter van de architectuur versterken. De architectuur van Frank Lloyd Wright werd in Nederland geïntroduceerd door H.P. Berlage. Na de Eerste Wereldoorlog publiceerden verschillende architectonische tijdschriften architectonische platen en essays over het werk van Wright. Met name de Haagse Kunstkring, Wendingen, de Stijl en Architectura publiceerden de ontwerpen van Wright. De Haagse Kunstkring wijdde in 1925 een album over Volkswoningbouw waarin enkele speerpunten van Wright aan bod kwamen. Met name de  jonge ‘gewone’ architecten in Nederland zouden via deze weg door het werk van Wright zijn beïnvloed. [1]
Als jonge, onlangs afgestudeerde bouwkundige van de Polytechnische Hogeschool te Delft had Harm ongetwijfeld kennis genomen van de architectuur van Wright.

Footnotes

  1. ^ H. van Bergeijk, Amerikaanse dromen: Frank Lloyd Wright en Nederland, 9-15.
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Bouw van een school

In 1929 werd gestart met de bouw van de Prinses Emmaschool aan de Jacob Catsstraat. Lees meer...

Slideshow
5 afbeeldingen.
Tekst

Het ontwerp van architectenbureau Meijerink uit 1929 bleef bewaard en is nog grotendeels in het huidige gebouw te herkennen. Het in donkerpaarse bakstenen opgetrokken gebouw verrees op de westelijke helft van een langgerekt rechthoekig perceel, de oostelijke helft werd ingericht als schoolplein. Het gehele perceel werd omheind door een gemetseld muurtje met daarboven een ijzeren hekwerk
De achtklassige gangenschool werd op een U-vormige plattegrond gebouwd. De twee zijvleugels bevatten in de oorspronkelijke opzet één bouwlaag en de middenvleugel telde twee bouwlagen. Het horizontale karakter van de architectuur werd geaccentueerd door schilddaken met grote dakoverstekken. Vijf klassen waren op de begane grond gelegen en drie op de verdieping. In de rechtervleugel van het U-vormige gebouw werd de gymzaal gesitueerd. 

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

Exterieur
De gevels van de linker zijvleugel, oorspronkelijk bestaand uit slechts één bouwlaag, hadden een verschillende vensterindeling. De gevel, grenzend aan de Jacob Catsstraat, was blind. De gevel aan de binnenplaatszijde had grote vensterpartijen die verdeeld waren in twee groepen van drie, met elk groepje gescheiden door een muurdam. Deze vensterpartijen, die nog steeds in hun oorspronkelijke staat verkeren, bestaan uit drie samengestelde vensters met draairamen aan de onderzijde en vaste ramen en een valraam daar boven. In de achtergevel was een rij vierkante vensters aangebracht.

De twee bouwlagen van de hoofdvleugel kregen in de voorgevel dezelfde grote vensterpartijen als de zijgevel van de linker vleugel. De achtergevel van de hoofdvleugel werd op de begane grond ingedeeld met rechthoekige en vierkante vensters die elkaar afwisselden. Op de verdieping werd de gevel ingedeeld met een rij vierkante vensters.
Het formaat van de vensterpartijen weerspiegelt de heersende opvattingen van die tijd over het belang van licht en lucht voor de leerprestaties van de kinderen. 

De rechter zijvleugel, waar de gymzaal gevestigd is, had in de gevel aan de Jacob Catsstraat een zesdelige raampartij. De gevels aan de zijde van de binnenplaats als de zijde grenzend aan het schoolplein, waren ingedeeld met een rij vierkante vensters kort onder de dakgoot. Aan de zijde van de binnenplaats bevonden zich nog drie dubbele deuren onder de rij vensters.

De hoofdingang van het gebouw bevond zich in de uiterste linkerhoek van de hoofdvleugel, onder een overstekende bakgoot. Aan de uiterste rechterzijde was nog een ingang die toegang bood tot de gymzaal.

Slideshow
7 afbeeldingen.
Tekst

Constructie
De kapconstructie van de hoofdvleugel werd opgebouwd als een naaldhouten gordingenkap met verbeterde Hollandse spanten, die werden voorzien van kreupele stijlen, makelaars en hanebalken. De kapconstructie van de linker zijgevel was hieraan identiek en is waarschijnlijk bij de verbouwing in 1956 hergebruikt. De kapconstructie van de rechter zijvleugel, waar de gymzaal is gevestigd, was tijdens het onderzoek niet volledig in het zicht. Het deel dat in het zicht was, bestond uit afgetimmerde houten vakwerkspanten. Dit type kap was in de jaren twintig van de vorige eeuw kortstondig populair. 

Indeling
De indeling van de begane grond is grotendeels intact gebleven. Op de begane grond bevond zich de centrale hal, gelegen in de hoek tussen de hoofdvleugel en de linker zijvleugel. In deze hal bevond zich ook het trappenhuis dat toegang gaf tot de verdieping. Vanuit de hal waren twee gangen bereikbaar; één die de lokalen in de hoofdvleugel ontsloot en één die toegang gaf tot de lokalen in de linker zijvleugel. Deze gangen bevonden zich aan de achterzijde van het gebouw en ontsloten tevens de toiletten en garderobes. De linker zijvleugel werd ingedeeld met twee lokalen, de hoofdvleugel met drie. Aan het einde van de gang in de hoofdvleugel was de rechter zijvleugel bereikbaar, waar zich de kleedkamers, een gymzaal en nog een trappenhuis bevonden.

De indeling van de verdieping volgde dezelfde gangstructuur als die in de hoofdvleugel. Boven de linker en rechter zijvleugel bevonden zich zolders. Boven de centrale hal, op het scharnierpunt bij het centrale trappenhuis, werd een overloop, een zolder en een kamer voor het ‘kamerhoofd’ gerealiseerd.

Slideshow
9 afbeeldingen.
Tekst

Interieurafwerking
De nog intacte interieurafwerking uit 1929 bestaat uit de rode keramische tegels in de halpartij en in de gangen, zowel op de begane grond als op de verdieping, met een ingelegd patroon in zwarte tegels. De gangwanden werden in 1929 tevens opgebouwd met een lambrisering van geglazuurde bakstenen in bruin en groen. De deuren bevatten een smal rechthoekig venster met glas-in-lood, en de toiletten werden waarschijnlijk voorzien van een terrazzo vloer met een tegellambrisering. Nog één toilet bevat deze oorspronkelijke afwerking. 
De oorspronkelijke trap werd opgebouwd met treden van graniet, ijzeren balusters in een geometrisch patroon en een houten trapleuning met een afwerkingen in eenzelfde stilistische afwerking. Ten slotte bevatten de vensters van het trappenhuis en de hal nog het oorspronkelijke glas-in-lood, gemaakt door de glasschilder Willem Bogtman (1882-1955). Hij was afkomstig uit Haarlem en was onder andere de maker van de glas-in-lood invulling van de overkapping van het Scheepvaarthuis in Amsterdam, de vensters van de Kapelkerk in Alkmaar en de Agnietenkapel in Amsterdam.[1]

Footnotes

  1. ^ J. de Bruijn, Willem Bogtman, Vereniging Vrienden Nieuwe Kunst. www.vvnk.nl/mongrafiën/bogtman-willem/ 
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Veranderingen in de periode 1956-2007

In de tweede helft van de twintigste eeuw en aan het begin van de eenentwintigste eeuw, wordt het schoolgebouw een aantal keer verbouwd. Lees meer...

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

1956
De eerste grote, ingrijpende verbouwing van het schoolgebouw vond plaats in 1956. Uit de onderwijsinspectie van het jaar ervoor, bleek dat de school te weinig ruimte had, en dienden er twee lokalen bijgebouwd te worden. Het ontwerp voor deze uitbreiding werd gemaakt door de heer Stegeman. Mogelijk gaat het hier om de uit Zwolle afkomstige Benno Stegenman (1930-2014), de architect die later bekend werd van de koepelwoningen in de Aa-landen in Zwolle en in Meerzicht in Zoetermeer. 
De uitbreiding in 1956 omvatte het verhogen van de linker vleugel met een extra bouwlaag. Tijdens deze uitbreiding werd het schilddak op hetzelfde niveau gebracht als dat van de hoofdvleugel, en de uitspringende hoek tussen de twee vleugels werd eveneens verhoogd. De symmetrie in het gevelbeeld werd daardoor verstoord, de nieuwe vensters op de verdieping van de linker vleugel vertonen enige afwijkingen ten opzichte van de vensters uit 1929. Waar de vensterpartijen uit 1929 gescheiden werden door muurdammen, werden de vensterpartijen uit 1956 voorzien van een extra kolom smalle vensters. Hierdoor bleef de driedeling behouden, maar was er niet langer sprake van drie afzonderlijke vensterpartijen per lokaal.

Slideshow
6 afbeeldingen.
Tekst

In de gevel aan de achterzijde van de linker zijvleugel werd het ritme van afwisselende vierkante en rechthoekige vensters voortgezet, zoals dat ook aanwezig was in de achtergevel van de hoofdvleugel. De overgang van de bestaande hoek naar de verhoogde vleugel werd opgelost met twee inspringende rechthoekige vensters. De blinde gevel aan de Jacob Catsstraat kreeg op de tweede bouwlaag twee smalle vensters..
De indeling van de toegevoegde bouwlaag bestond uit een voortzetting van de gangstructuur met twee lokalen, die overeenkwam met de indeling op de begane grond. Dezelfde deuren als in de rest van het schoolgebouw werden gebruikt, evenals dezelfde rode en zwarte keramische tegels. De geglazuurde bakstenen in groen en bruin werden niet toegepast tijdens deze verbouwing.

Slideshow
5 afbeeldingen.
Tekst

1974-1983
In 1974 werden de gymzaal en het voormalige inpandige fietsenhok, dat zich aan de achtergevel van de rechter zijvleugel bevond, verbouwd. Tijdens deze verbouwing werden kleedkamers met doucheruimte ingericht, de opslagruimte en de entree in de achtergevel werden aangepast. Ook werden de drie dubbele deuren in de linker zijgevel dichtgemetseld, evenals de vensters in de voorgevel richting de Jacob Catsstraat en de entree naar de gymzaal, die zich vlak achter de tweede entree in de hoofdvleugel bevond. Bovendien werd een aanbouw gerealiseerd die dienstdeed als berging voor gymnastiektoestellen.
In 1983 werden enkele toiletten uitgebreid op de begane grond en op de verdieping, waardoor het oorspronkelijke ritme, dat overeenkwam met de vensterindeling in de achtergevel, doorbroken werd. Ten slotte werd tijdens deze verbouwing het middelste lokaal in de hoofdvleugel op de begane grond opgesplitst. De lokalen aan weerszijden kregen ruimte voor een kleuterblok en een deel van het oude middelste lokaal werd ingericht als personeelsruimte en berging. Daarvoor werd tevens een nieuwe doorgang gemaakt in de gangmuur.

Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

2007
De laatste grote verbouwing vond plaats in 2007. Opnieuw was er behoefte aan meer onderwijsruimte, waarvoor de zolder werd ingericht. Tijdens deze verbouwing werd het trappenhuis verhoogd en werd er een trap naar de zolder toegevoegd. De zolder werd vervolgens ingedeeld met een aantal lokalen, een overloop en een koffieruimte. Boven de linker zijvleugel werd één lokaal ingericht, met een ontsluitingsroute via een externe brandtrap. In de zolder boven de hoofdvleugel werd eveneens één lokaal gerealiseerd, met daarnaast een vergaderruimte voor het personeel, grenzend aan het tweede trappenhuis in de rechter zijvleugel.
In het laatste kwart van de twintigste eeuw werden ook algemene moderniseringen doorgevoerd, zoals de installatie van systeemplafonds en branddeuren, deze zijn niet te dateren in een bepaald jaar. Voor een gedetailleerde weergave van de verschillende bouwfases wordt verwezen naar de faseringstekeningen.