Tijdbeeld

Tijdlijn

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Wederdopers

Omstreeks 1500 lag de leer van de katholieke kerk behoorlijk onder vuur. Pogingen om de kerk van binnenuit te hervormen werden echter afgewezen en vernieuwers werden bestreden en vervolgd. Maarten Luther liet het in 1517 tot een openlijke breuk komen en gaf met zijn 95 stellingen het formele startschot van de Reformatie. Lees verder...

Slideshow
Tekst

Via handelsrelaties met het oosten en studenten van de Latijnse school - waarvan er veel afkomstig waren uit Duitsland - maakte de stad Zwolle al snel kennis met dit nieuwe gedachtengoed. Als onderdeel van de reformatorische beweging ontstond in de 16e eeuw vanuit Zürich de stroming van de Wederdopers. De Doperse leer keerde zich af van de katholieke kerk door alleen de volwassenendoop te accepteren. De wereldlijke overheid beschouwde de Wederdopers als een grote bedreiging, met name vanwege hun aanvankelijk zeer radicale denkbeelden.
Toen in 1534 een groep wederdopers in Münster de macht greep was men bang dat ook andere steden overvallen konden worden. In Zwolle werd de wacht verscherpt en de poorten en torens kregen een gewapende bezetting. Ook enkele gebouwen in het centrum kregen bewaking. Vele Dopersen die hun geloofsgenoten in Münster wilden helpen werden op weg daar naartoe in de buurt van Zwolle opgepakt en teruggestuurd. Hun leiders werden berecht.
Deze acties leidden er toe dat in de volgende jaren de vervolging van Wederdopers in hevigheid toenam. In 1583 verbood het Zwolse stadsbestuur bijvoorbeeld  het houden van geheime samenkomsten door Doopsgezinden. Toen in de loop van de eeuw het aantal radicale volgelingen afnam koos de meerderheid van de Dopersen voor een gematigde, vreedzame en teruggetrokken levenswijze.[1]
In de 17e eeuw kregen de Dopers meer vrijheden, ze werden gedoogd. Wel bleven ze uitgesloten van alle openbare betrekkingen en mochten ook geen lid zijn van een gilde. Zij richtten zich daarom bij voorkeur op de handel en (internationale) scheepvaart. Velen konden op deze wijze een aanzienlijk vermogen vergaren en zo ontstond een Doopsgezinde elite. Met name in de noordelijke provincies en Holland waren de Doopsgezinden goed vertegenwoordigd.

Footnotes

  1. ^ Ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, Zwolle 2005, p. 230-232
Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

17e eeuw

Zeker wat betreft de huisvesting is de vroegste geschiedenis van de Doopsgezinde Gemeente Zwolle in nevelen gehuld. In januari 1638 verwierf de kerk voor 525 gulden een huis aan de Wolweverstraat. Lees verder...

Slideshow
Tekst

Op de vogelvlucht stadsplattegrond door Joan Blaeu, uitgegeven in 1652, staat in de Wolweverstraat nog geen herkenbaar kerkgebouw weergegeven. Deze kaart was wel actueel, want het kort na 1645 gerealiseerde woningcomplex op de nabijgelegen Nieuwe Markt is wel ingetekend. Er was destijds nog sprake van een echte schuilkerk, de gemeente kwam zeer waarschijnlijk in of achter een bestaand huis samen. 

Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

18e eeuw

Uit het jaar 1706 bleef in het kerkarchief een vrij grote verzameling bouwrekeningen bewaard. Het gaat om declaraties van o.a. timmerwerk, metselwerken, schilderwerk, smeedwerk en kramerijen en glaswerk. Het meeste werk is uitgevoerd in de maanden mei - november. Lees verder...

Slideshow
6 afbeeldingen.
Tekst

nieuwbouw 1706
Tijdens het recent uitgevoerde archiefonderzoek zijn niet alle rekeningen individueel geïnventariseerd, slechts een beperkte selectie opvallende rekeningen is bekeken. Uit de complexiteit van de opgevoerde werkzaamheden en met name de opgevoerde hoeveelheden op deze nota’s valt af te leiden dat het hier niet om een ondergeschikte verbouwing gaat, maar dat in 1706 substantiële nieuwbouw moet hebben plaatsgevonden. De bewaarde documentatie geeft verder wat betreft de toepassing en herkomst van bouwmaterialen en de kosten van het geleverde werk een unieke inkijk in de vroeg 18e eeuwse bouwpraktijk. [1] 

- In de periode april tot aan augustus leverde Albert Greven ‘met de karre’ totaal 36.400 bakstenen, 145 ton kalk en 1 1/2 ton cement. De stenen betreffen ‘grauwe moppen, beste gelesteen, beste bontesteen, klinkert en gele klinkert’ Deze variëren in prijs van 5 tot 8 gulden per duizend stuks. 

- Van het geleverde timmerwerk bleef uit mei een uitgebreide rekening bewaard. De timmerman is begin mei vijf dagen naar Zaandam geweest om hout in te kopen en heeft daarna met vier knechten het hout uit het schip gelost. Kennelijk is het gekochte hout direct verscheept en is de inkoper met het hout mee naar Zwolle gereisd. Daarna is men acht mandagen bezig met het beschrijven van het hout ter voorbereiding op het zagen en het drogen. Vervolgens wordt er zo’n 80 mandagen door de timmerman samen met vier knechten aan de ‘gestoelten’ (= dakstoelen = kapgebinten) gewerkt.

- Smid Harm Baver leverde alleen in mei totaal een kleine 2000 spijkers en nagels en tevens twee kniergehengen.

- Op 6 mei brengt Pieter Claes totaal f 76 - 4 st.  in rekening voor geleverd hout: 127 stuks halfduims wagenschot. Mogelijk betrof deze levering dakbeschot of vloerdelen. 

- Meestermetselaar Van Borch brengt voor 29 september en 27 november een aantal dagen Jan metslaer en Gerrit opperman in rekening.

- Tomas Dooijer ontvangt namens de kerk op 7 juli de rekening voor ‘een goot 9 voet a 5 1/2 St de voet, een water back’ en twee maal ‘een raempien’.

- Hendrick Stinstra brengt ‘door last van Monsior van Cleeff’ op 14 juli de volgende rekening in:
‘In de kerck twee glasen gemaakt van het beste … glas. Elcke van 3 panden de vier panden het stuck van 22 1/2 voet maken samen 90 voet. De twee int rondt het stuck 15 voet is 30 voet. Mackt samen hondert en twintig voet. De voet op het naasten vier en 1/2 stuiver is somma f 27-0-
Noch een oval gemaekt boven den duer 1 gul 10 st.’
Bovenstaande heeft betrekking op twee ruim zes meter hoge rondboogvensters, zeer waarschijnlijk voor de kerkruimte en een ovaal venster voor boven de toegangsdeur. 

- In de toenmalige bouwpraktijk was het gebruikelijk dat de opdrachtgever de bouwvakkers voorzag van drinken in de vorm van bier. Niet als traktatie maar als dagelijkse behoefte omdat het beschikbare water niet veilig was om te drinken. In mei en juni van 1706 heeft Jr. Matheijs van Saenen zeven keer bier voor de werkers laten halen bij Derk Molenbelt. Het ging steeds om een halve tot anderhalve ton van een halve mud (= ongeveer 120 liter.[2]

- In juli en september werd er geschilderd aan het nieuwe kerkgebouw. L. van Rijssen leverde daarvoor aan de ‘Meniste Kerk’ o.a. ‘kwasten, roseroot, best Engels bruijn, bruine oeker, omber en lootwit’. Hij leverde tevens het vensterglas voor ‘3 glasen en 2 ovalen’.

Footnotes

  1. ^ HCO Zwolle, toegang 1152, Doopsgezinde gemeente te Zwolle, inventarisnummer 163 acquitten 1629-1709
  2. ^ http://www.meertens.knaw.nl/mgw/plaats/1312
Slideshow
6 afbeeldingen.
Tekst

het gebouw
Uit bouwsporen in het metselwerk van het huidige gebouw valt af te leiden dat bij deze bouwcampagne de westelijke helft van de huidige kerkruimte tot stand gekomen moet zijn. Zowel in de noord- als de zuidgevel zijn in de huidige situatie acht houten rondboogvensters aanwezig.
De vensterreeks in de noordgevel wordt in het midden onderbroken door een zware steunbeer, het metselwerk links en rechts hiervan is licht afwijkend. In het metselverband van de vensters aan de rechter zijde is de hoekoplossing gerealiseerd met een klezoor in de koppenlaag. Deze oplossing was in de IJsselstreek gebruikelijk tot ongeveer 1730. Daarna werd een hoekoplossing geïntroduceerd met drieklezoren in de strekkenlaag, zoals links van de steunbeer het geval is.
In het metselwerk van de zuidgevel aan de straatzijde is halverwege duidelijk een verticale bouwnaad herkenbaar die later ontstaan zal zijn bij de uitbreiding met het rechter geveldeel. 

Het bouwplan van 1706 had dus betrekking op een kleine kerkzaal, opgetrokken met bakstenen gevels op een vrijwel vierkante plattegrond. De noord- en de zuidgevel bevatten ieder vier rondboogvensters. Het gebouw lag met de gevel niet in de rooilijn van de Wolweverstraat, maar enkele meters terug. Een dergelijke situering is zeker niet ongebruikelijk voor Doopsgezinde schuilkerken. In Friesland en Noord-Holland, provincies met een relatief hoge dichtheid aan Doopsgezinde gebedshuizen, werden in de 17e en 18e eeuw deze schuilkerken om zo min mogelijk op te vallen meestal op enige afstand uit de gevellijn gebouwd.
In de Zwolse situatie bleef de ruimte aan de straat mogelijk eerst ook onbebouwd. Zeker is wel dat in het begin van de 19e eeuw deze ruimte dichtgebouwd was want op het kadastrale minuutplan van 1832 staat het gehele perceel als bebouwd weergegeven. 

Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

19e eeuw

In april 1846 werd in de kerkeraad gesproken over de groei van het aantal kerkgangers en de noodzaak om de kleine kerkzaal uit te breiden en op 25 augustus 1868 schrijft gemeentearchitect B. Reinders een tamelijk alarmerend rapport aan het kerkbestuur over de staat van de kapconstructie. Lees verder...

Slideshow
7 afbeeldingen.
Tekst

uitbreiding in 1846
In april 1846 werd in de kerkeraad gesproken over de groei van het aantal kerkgangers en de noodzaak om de kleine kerkzaal uit te breiden. In 1837 waren twee aangrenzende huisjes aan de oostzijde van de kerk al aangekocht en door deze te slopen ontstond ruimte voor een aanmerkelijke vergroting van de kerkruimte.
Het verbouwingsplan werd opgesteld door een architect uit eigen gelederen, G. Doyer Hzn. De kosten werden geraamd op f 6.000,- [1]

Bestek en tekeningen van deze verbouwing bleven niet bewaard, maar in grote lijn kreeg bij deze ingreep het kerkgebouw haar huidige verschijningsvorm. De bestaande kerkruimte werd twee maal zo lang, de uitbreiding kreeg in de noord- en de zuidgevel vier rondboogvensters. De ruimte werd afgesloten met een gepleisterd plafond in de vorm van een gedrukt rondbooggewelf.
Aan de straatzijde werd de ruimte volgebouwd met een lagere voorbouw met een gepleisterde voorgevel in neo-classicistische bouwstijl met in de middenrisaliet op de begane grond twee entreepartijen. De langgerekte plattegrond werd geheel links ingenomen door de woonkamer van de kosterswoning, in het midden was een vergaderkamer gesitueerd en geheel rechts lag de consistorie met een eigen voordeur aan de straat. Deze kamer werd aangekleed met een gemarmerde schouw, geflankeerd door inbouwkasten.De voorbouw aan de straat was aanvankelijk afgesloten met een geknikt zadeldak dat grotendeels schuil ging achter de voorgevel. 

De decoratie van de kerkruimte was sober en eenvoudig met rondom de aanzet van het plafond een eenvoudige lijst en tegen de langsgevel en boven de preekstoel gepleisterde cartouches. De preekstoel werd geflankeerd door een rij overhuifde (kerkeraads) banken met daar boven  rondboognissen met gestucte tekstborden. Tegen de langsgevels waren rijen banken geplaatst, traditioneel het domein van mannelijke kerkgangers. Uit de bewaard gebleven meerwerknota van aannemers  Stemborg en Doyer kan o.a. afgeleid worden dat bij de werkzaamheden van 1846-’47 bovenop de aanneemsom van f 5.600,- voor f 493,21 aan meerwerk verricht werd. O.a. werden de diakenenbanken en de bestaande preekstoel veranderd en leverde men voor f 120,- vrouwenbanken. [2]

Footnotes

  1. ^ J. Erdtscieck, Geloven zonder confessie, Geschiedenis van de Doopsgezinde Gemeente te Zwolle, 1795-1942, z.j. p. 17
  2. ^ HCO Zwolle, toegang 1152, Doopsgezinde gemeente te Zwolle, inventarisnummer 61
Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

nieuwe kapconstructie in 1868
Op 25 augustus 1868 schrijft gemeentearchitect B. Reinders een tamelijk alarmerend rapport aan het kerkbestuur van de Doopsgezinde gemeente. Dit rapport heeft betrekking op een op verzoek van het bestuur uitgevoerde inspectie van de kapconstructie van het gebouw aan de Wolweverstraat.
Reinders beschrijft dat de kap, in hoofdvorm een onbeschoten mansarde, grotendeels is opgebouwd uit dun jufferhout (=rondhouten sparren). De stijlen van het onderste deel van de kap waren zo dun dat deze hun last niet konden dragen, wat leidde tot instabiliteit, extreme doorbuigingen en breuk van andere delen van de constructie.  Reinders waarschuwt voor de gevolgen hiervan in niet mis te verstane woorden: de constructie is ‘weinig te vertrouwen, de tijd van instorting …grotendeels van bijkomende omstandigheden afhangt’ en dat zeker is dat ‘de kap binnen een betrekkelijk korte tijd … kan vallen’. Zijn advies luidde dan ook om de kap geheel te vernieuwen. Als besparing op de kosten daarvan gaf de architect de mogelijkheid van een variant aan waarbij eventueel het bestaande houten stucgewelf behouden kon blijven. Van deze variant bleef ook een tekening met een lengte- en dwarsdoorsnede bewaard.

Het kerkbestuur liet over deze kwestie geen gras groeien en gaf Reinders opdracht om een bouwbestek op te stellen, uitgaande van vernieuwing van de gehele kap, inclusief het gewelf. Deze werkzaamheden werden op 12 oktober voor f 2.496,- aanbesteed aan Wed. M. de Groot en Zn. uit Zwolle. [1]
Uit het bewaard gebleven bestek volgt dat de ronde schenkelstukken van het bestaande plafond zoveel mogelijk hergebruikt konden worden. De nieuwe kap is uiteindelijk geheel in naaldhout uitgevoerd met gordingen die dragen op zeven kapspanten. Deze spanten werden opgebouwd uit dekbalkgebinten met daarop enkelvoudige hangwerken met enkele stijlen en steekschoren. Dekbalken, spantbenen en stijlen werden met gesmede beugels aan elkaar verbonden.

Footnotes

  1. ^ HCO Zwolle, toegang 1152.1 , Doopsgezinde gemeente te Zwolle, inventarisnummer 81
Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

20e eeuw

Uit 1910 bleef een bestek en tekeningen bewaard van een verbouwing van  het kerkgebouw en de kosterswoning. Deze plannen werden opgesteld door de Zwolse architecten F.C. en J.D.C. Koch.
In 1975 vond er een restauratie van het gebouw plaats waarbij ook de indeling van de voorgevel veranderde. Lees verder...

Slideshow
5 afbeeldingen.
Tekst

1910
Vader (Frederik Christiaan) en zoon (Johan Diederik Conrad) Koch gingen kort na 1900 samenwerken. Daarvoor vormde Frederik Christiaan met zijn broer Willem een bekend en in Zwolle zeer productief architectenduo.[1]

Aanleiding voor de verbouwing in 1910 was mogelijk de aanschaf van een orgel enkele jaren eerder. Jarenlang had de gemeente zich met een harmonium beholpen. Ds Van Gilze nam het initiatief voor het oprichten van een orgelfonds, waaruit men bij de Kamper organist en orgelbouwer Jan Proper een nieuw orgel kon bestellen, dat geplaatst werd op een orgelgalerij tegen de westgevel. Het nieuwe orgel kon op 27 oktober 1907 ingewijd worden. [2]

De verbouwing uit 1910 had hoofdzakelijk betrekking op de verbetering van de kosterswoning. Door de bestaande trap naar het orgel en de zolderverdieping te verplaatsen naar de entree kon de woonkamer vergroot worden. Daarbij kwam tevens de bestaande voordeur naar de woning uiterst links in de gevel te vervallen. Deze deur werd veranderd in een venster. Tussen de woonkamer en de tegen de achterzijde van het gebouw aangebouwde keuken met privaat realiseerde men een nieuwe verbindingsgang. Daarvoor moest onder de orgelgalerij een rij banken weggenomen worden. In de hoek van de galerij kwam tevens een nieuwe trap naar het orgel te staan.
De zolder boven de voorbouw kreeg een nieuwe indeling met drie slaapkamers. Daarvoor werd de kap geheel vernieuwd in de vorm van een geknikt lessenaardak.
Voor de benodigde daglichttoetreding plaatste men in de voorgevel op zolderniveau vijf extra mezzaninovensters. Tot slot kreeg de voorgevel in zijn geheel een nieuwe stuclaag, afgewerkt met schijnvoegen. [3]

Footnotes

  1. ^ Gemeente Zwolle, Informatieblad monumentenzorg en archeologie, Koch en Koch, een architectenfamilie rond 1900,1992 nr 16
  2. ^ J. Erdtscieck, Geloven zonder confessie, Geschiedenis van de Doopsgezinde Gemeente te Zwolle, 1795-1942, z.j. p. 39
  3. ^ HCO Zwolle, toegang 1152.1, Doopsgezinde gemeente te Zwolle, inventarisnummer 86
Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

restauratie 1975
Op 11 juni 1975 verlenen B en W van Zwolle een bouwvergunning voor het restaureren van de voorgevel en de kap van de kerk en het aanpassen van de indeling. Deze aanpassing bestond uit het verbreden van de verbindingsgang onder het orgel, het maken van een toiletgroep in de aanbouw aan de achterzijde en het verplaatsen van de keuken naar de voormalige woonkamer van de koster aan de voorzijde. Om de gang te kunnen verbreden moest opnieuw een rij van de achterste banken verdwijnen. De trap naar het orgel verhuisde tegelijkertijd van de kerkruimte naar de gang. Ook van de dubbele rij banken die tegen de langsgevels stonden werd de voorste rij weggenomen. 

De plannen werden opgesteld door restauratiearchitect D Wijma uit Velp, die eind 1969 al met de voorbereidingen startte. Wat vooral aan het restauratieplan opvalt zijn de doorgevoerde wijzigingen in de voorgevel. Uitgangspunt daarbij was de situatie van voor 1910, wat betekende dat de destijds aangebrachte mezzaninovensters weer verwijderd werden en dat de gevel opnieuw met glad stucwerk afgewerkt werd. Ook de in 1910 veranderde kap van de voorbouw werd gesloopt en vervangen door een nieuw lessenaardak.
Het behoud van de in 1910 in een venster veranderde deur geheel links in de gevel kan in de context van het herstel van de oorspronkelijke indeling en afwerking als niet geheel consequent genoemd worden.

Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst