Tijdbeeld

Tijdlijn

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Zeventiende eeuw

De stad Enschede kreeg in de late middeleeuwen een dubbele stadsgracht. Tot aan de negentiende eeuw groeide de stad in een laag tempo.

Slideshow
1 afbeelding.
Tekst

Het dorp Enschede ontstond op de helling van een stuwwal die Jacob van Deventer op zijn kaart uit 1557-1558 met een gelige kleur weergaf. Rond 1325 kreeg Enschede stadsrechten van de bisschop van Utrecht omdat de plaats in de buurt van de handelsroute tussen de bisschoppelijke steden Münster, Osnabrück en Deventer en lag. De dubbele gracht rondom de stad werd tussen 1325 en 1465 aangelegd. De gracht werd slechts onderbroken door de twee toegangspoorten tot de stad: de Veldpoort in het westen en de Eschpoort in het oosten. Op last van Prins Maurits werd in 1597 de buitenste gracht gedempt.

De kleine stad was gedurende de middeleeuwen omringd door uitgestrekte heidevelden en veenmoerassen. Op de schrale grond van het Twentse platteland stonden over het algemeen kleine boerderijen waarvan de bewoners hun bescheiden inkomen aanvulden met huisnijverheid zoals linnen weven.

Tot ver in de negentiende eeuw maakte Enschede geen grote economische groei door. De plattegrond van Enschede zoals Van Deventer deze in de zestiende eeuw in kaart bracht, bleef hierdoor nog een lange tijd ongewijzigd. De straten waren ongeplaveid en de gebouwen bestonden uit eenvoudige huizen en stadsboererijen opgebouwd uit vakwerk. Alleen belangrijke gebouwen zoals de kerk, het stadhuis en de verdedigingswerken waren van baksteen.

 

Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Negentiende eeuw

Het linnen weven als huisnijverheid groeide in de achttiende eeuw als volwaardig beroep. In de negentiende eeuw nam de groei van de textielproductie in Twente een grote vlucht waarbij Enschede uitgroeide tot een industriestad van formaat.

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

In de loop van de achttiende eeuw verplaatste de thuisnijverheid zich ook naar de stad en werd het weven van linnen fulltime uitgevoerd in kleine werkplaatsen aan huis. De bevolking groeide binnen de stadsgrachten, mede door de komst van boerenzonen die de boerderij niet over konden nemen. Door de afkondiging van het continentaal stelsel (1806-1814) tijdens de bezetting door Napoleon mocht er geen handel meer op Engeland worden gedreven. De Twentse textielproductie bood een prima alternatief voor het Engelse textiel waardoor de vraag naar het Twentse product sterk toenam.

Op de vogelvluchttekening van B. Nanning uit 1830 en de  kadastrale kaart van 1832 wordt een goed beeld verkregen van de structuur en schaal van de bebouwing van de oude stad Enschede. De huizen bestaan veelal uit éénlaags, houten panden. De huizen direct aan de stadsgracht zijn aanzienlijk kleiner dan de overige gebouwen. De straat die deze huizen ontsloot had de veelzeggende naam Achterstraat (nu: Stadsgravenstraat).

 

Slideshow
Tekst

Een detail van de kadastrale kaart uit 1832 geeft een beeld van de eigenaars en bewoners in dit deel van de stad. Het perceel 877 betrof een brandgang tussen de woningen. Het rijtje kleine woningen op perceel 879 t/m 882 waren in eigendom van de Provisorij Armenstaat te Enschede, deze vier kleine huisjes werden dus bewoond door armlastige burgers die door de kerk ondersteund werden door ze een klein onderkomen te bieden. Op perceel 883 en 884 woonde en werkte twee wevers, daarnaast woonde op perceel 885 een kleermaker. De percelen buiten de stad aldaar waren in bezit van tapper A.G. Habers (perceel 769), bakker G. Zeggelt en vrederegter W. Paschen. Deze percelen werden allen aangemerkt als tuin. Overigens waren de percelen 1098, 876 en 768 in bezit van de textielfabrikant Helmich van Heek, zijn bedrijf zou uitgroeien tot de grootste textielfabriek van Nederland.

Op het blauwe perceel (vanwege de religieuze functie ervan) nummer 886 stond de synagoge van de Israëlitische gemeente. Althans, deze zou kort na de datering van deze kaart, in 1834 gebouwd worden. Kennelijk was men bij de vervaardiging van deze kaart in 1832 reeds op de hoogte van de bouwplannen. De Joodse gemeenschap was in Enschede neergestreken tijdens de tolerante ambtsjaren van de Twentse drost Wilhelm Bentinck tot Diepenheim tussen 1712 en 1748. Vanaf 1750 was de synagoge ondergebracht in een woonhuis. In 1834 was de gemeenschap gegroeid tot 73 joden en gaf koning Willem I toestemming voor de bouw van een eigen synagoge aan de Achterstraat. De synagoge werd aanvankelijk aangemerkt als een "nevenkerk" van de synagoge in Zwolle.

 

Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

1862 Stadsbrand en wederopbouw

Het oude Enschede bestond voor een groot deel nog altijd uit houten huizen. In 1862 brak er een grote stadsbrand uit die bijna de gehele stad verwoestte. De wederopbouw bood echter ook kansen voor grootschaliger bebouwing.

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

Stadsbrand 1862

Op 7 mei 1862 ontstond er een kleine brand in een woning, door de sterke oostenwind en de langdurige droogte kon de brand zich snel uitbreiden over de rest van de stad. De oude houten huizen vatte snel vlam en uiteindelijk ontstond een niet te stoppen vlammenzee. Bijna alle gebouwen brandde af, 650 gezinnen raakten dakloos.

Na het blussen van de enorme brand konden de bewoners van Enschede beginnen met het ruimen van de puin. De wederopbouw na de enorme ramp betekende echter ook een kans voor de industriële ontwikkeling van de stad.

 

Slideshow
1 afbeelding.
Tekst

Wederopbouw en stadsvernieuwing

Na het puinruimen begon men met de wederopbouw van de verwoeste stad. Stadsarchitect Gerrit Doorwaard Niermans handhaafde bij het ontwerp voor de wederopbouw van de stad het oude beloop van de straten. In de oude stadskern werden veel statige herenhuizen voor de bovenklasse gerealiseerd. Tegelijkertijd werd rekening gehouden met de ruimtelijke vraag vanuit de sterk groeiende textielindustrie. Zo voorzagen de wederopbouwplannen ook in de demping van bijna de volledige stadsgracht. De grond werd voor verkoop uitgegeven. Op de nieuwe grond en ook buiten de oude stadskern voorzag het wederopbouwplan van stadsarchitect Niermans ruimte voor fabrieken en arbeiderswoningen. Een gemeentelijk opbouwfonds bood financiële hulp voor de wederopbouw van de stad.

De kadastrale hulpkaart uit 1865 geeft een beeld wie de eigenaren van deze nieuwe grond waren. Textielfabrikant Herman van Heek wist zijn bezit uit te breiden en kon het grote perceel 2110 verwerven. Ook de familie Harbers kon hun bezit buiten de stadsgracht uitbreiden tot aan de Stadsgravenstraat (perceel 2111). Het meest interessant is het bezit van de percelen 2112, 2114 en 2115 (en het perceel hiertussen). Deze waren in handen van vennootschap Blijdenstein en compagnie, waarvan bankier Benjamin Willem Blijdenstein de belangrijkste man was.

 

Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

1873 wooncomplex arbeiderswoningen

Benjamin Willem Blijdenstein had samen met Gerrit van Heek en andere Enschedese notabelen en industriëlen in 1861 de “Enschedésche Vereeniging ten doel hebbende, het verstrekken van woningen aan den arbeidersstand” opgericht. Blijdenstein schonk niet lang na de oprichting grond aan de vereniging voor het bouwen van een woningbouwcomplex. Het omvangrijke woningbouwcomplex verschijnt in 1873 op een kadastrale hulpkaart met – opmerkelijk genoeg – aan de achterzijde het restant van de stadsgracht als rechthoekige vijver.  Rond 1917 lijkt dit complex alweer gesloopt te zijn.

De handhaving van een stukje open stadsgracht (perceel 2114, in afwijkende kleur) mag zeer opmerkelijk genoemd worden. Tijdens de wederopbouw van Enschede werd de gehele stadsgracht gedempt met uitzondering dit gedeelte. Zeer waarschijnlijk was het aan de inspanningen van Benjamin Willem Blijdenstein en de vereniging voor de arbeiderswoningen te danken dat dit stukje stadgracht een open water bleef.

 

Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

1865 herbouw synagoge met Joodse school

Ook de synagoge aan de Achterstraat ging volledig in vlammen op. Alleen de Torarollen waren met gevaar voor eigen leven uit de brandende synagoge gered. De Joodse gemeenschap kreeg een tijdelijke houten noodsynagoge aan de Gronausestraat. Met financiële hulp vanuit het gemeentelijk opbouwfonds, Prins Hendrik en de baron van Twickel kon de Joodse gemeenschap de benodigde 16.000 gulden verzamelen voor de wederopbouw.

Op de plek van de afgebrande synagoge aan de Achterstraat werd in 1865 de nieuwe - ruimere - synagoge gebouwd. Links daarvan verrees een Joodse school (perceel 2113 op de kadastrale kaart uit 1865). Een foto uit 1900 toont de grote architectonische gelijkenis tussen de school en de synagoge. Beide gebouwen hebben relatief hoge bakstenen gevels waarvan de dakgoten zich op gelijke hoogte bevinden. Onder de goot wordt de gevel opgesierd met een gelijkvormige sierlijst die doet denken een rij bakstenen consoles. Een andere grote stilistische gelijkenis zijn de rondboogvormige vensters met daaromheen een gladde sierband.

Door de opmerkelijke handhaving van het laatste restant van de stadsgracht werden de Joodse school en synagoge op een relatief ondiep perceel gebouwd. De huidige achtergevel van de Joodse school markeert hierdoor nog altijd de locatie van de vroegere stadsgracht. Tussen 1892 en 1909 werd het laatste restant van de stadgracht alsnog gedempt.

 

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Eerste helft twintigste eeuw

Na aanvankelijk nieuwbouw overwogen te hebben aan de Achterstraat, besloot de Joodse gemeenschap in de jaren twintig deze toch elders te realiseren. De school en synagoge werden verkocht.

Slideshow
Tekst

1918-1919 herbouwplan Synagoge K.P.C. de Bazel

Reeds in 1913 telde de Joodse gemeenschap in Enschede 906 leden. Door deze sterke groei werd de uit 1865 daterende synagoge aan de Achterstraat te klein. Onder aanvoering van de voorzitter van het kerkbestuur, Jacob Rozendaal, werd besloten om een nieuwe synagoge te bouwen. Doordat de gemeenschap inmiddels enkele zeer welvarende fabriekseigenaren telde, zoals de familie Menko, was er voldoende bestedingsruimte voor een nieuwe synagoge. De familie Menko had eerder twee villa’s door de beroemde architect Karel de Bazel laten ontwerpen waardoor hij ook gevraagd werd een ontwerp voor een nieuwe synagoge te maken. De Bazel maakte rond 1918-1919 een bijzonder ontwerp. Op een rechthoekige bouwmassa ontwierp hij een koepel. De nieuwe synagoge was gepland achter de oude synagoge, op een perceel aan de Noordenhagen. Hoewel het ontwerp een grote indruk maakte op zijn opdrachtgever kwam het bouwplan toch enige tijd stil te liggen. Voordat de bouw kon beginnen overleed De Bazel in 1923. Onder leiding van zijn opvolger Anthonie Pieter Smits en Cornelis van de Linde werd het koepelontwerp ongewijzigd uitgevoerd in 1927-1928. Echter niet op de oude locatie aan de Achterstraat maar op een ruimer perceel aan de Prinsestraat. De Enschedese synagoge is niet alleen het enige gerealiseerde koepelontwerp uit het oeuvre van De Bazel, maar ook de enige synagoge in Nederland met een koepel.

 

Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

1930 bouw magazijn Noorderhagen 66

Nadat de nieuwe synagoge aan de Prinsestraat op 13 december 1928 werd geopend, vertrok de Joodse gemeenschap uit de Achterstraat. De gebouwen werden verkocht waarna rond 1930 een eenlaags magazijn werd gerealiseerd aan de zijde van de Noordenhagen. Achterin het pand zaten sheddaken ten behoeve van de lichtvoorziening aldaar. Ook de voormalige Joodse school maakte onderdeel uit van het magazijn. Hoewel het casco van de school intact bleef, werd het interieur leeggehaald ten behoeve van de opslagfunctie. De ijzeren stangen in het huidige plafond van de voormalige school getuigen nog van de vroegere ingebruikname als magazijn.

 

Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

Tweede helft twintigste eeuw

Ruimtelijke ontwikkelingen en nieuwbouw volgde elkaar in de twintigste eeuw in hoog tempo op. De verschillende gebouwen werden uiteindelijk samengevoegd tot het Lampenpaleis met daarboven enkele appartementen.

Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

1956 Bouw woon-winkelpand Van Lochemstraat 49

In 1956 werd er aan de zijde van de Van Lochemstraat een woon-winkelpand aan de zijde van de Van Lochemstraat gerealiseerd. Het in sober vormgegeven pand was een ontwerp van G. Feersma-Hoekstra en E. Bennet uit Enschede/Lochem. De gevels werden bekleed met baksteen waarbij de architecten zich voor de vormgeving van het wederopbouwpand hebben laten inspireren door de shake-hands architectuur. Op de begane grond werd een winkelruimte met een groot vrij vloeroppervlakte en open etalages gerealiseerd. De entree bevond zich aan de rechter zijde en had tegen de achterste hoeken twee stijgpunten. De linker trap was alleen van buiten te bereiken en gaf toegang tot het linker appartement. De rechter trap gaf via de winkel toegang tot het rechter appartement die kennelijk bij de winkel hoorde en tevens groter was dan het linker appartement. De woonkamers en keukens van beide appartementen zaten op de verdieping en de slaapvertrekken op de tweede verdieping.

Toevoeging toonkamer

Kort daarop werd er een éénlaags toonkamer op de hoek van de Van Lochemstraat en de Stadsgravenstraat aan het plan toegevoegd. Het woonwinkelpand uit de wederopbouw periode is nog altijd herkenbaar aanwezig in de straatwand, de toonkamer is in 1968 vervangen.

 

Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

1968 uitbreiding winkel straathoek

In 1968 is de winkel op de straathoek van de Van Lochemstraat en de Stadsgravenstraat uitgebreid door het huidige winkelpand. Het transparante gebouw van twee bouwlagen is tot stand gekomen naar een ontwerp van architect Jan Heres uit Enschede. De gevels werden opgebouwd uit grote etalageruiten met brede horizontale banden waarmee een visuele horizontale werking werd gecreëerd. Het gebouw vulde de ruimte tussen de belendingen volledig op en bestond uit grote vrij vloeroppervlakten ten behoeve van de winkelruimte. Een vrij royale trap met knik werd in een ruim trapgat geplaatst waarmee een vide-achtige ruimte werd gecreëerd met daarboven daklichten in het platte dak voor de lichtwerking.

 

Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

1991 bouw woon-winkelpand Noorderhagen 66

Rond 1991 werd het magazijngebouw uit 1930 vervangen door een diep winkelpand met aan de zijde van de Noordenhagen een verdieping waarin twee appartementen werden gerealiseerd. De gevel aan de Noordenhagen werd gebouwd naar ontwerp van architectenbureau Linbo uit Enschede. De symmetrisch opgezette bakstenen gevel kent een duidelijke verticale driedeling. Ter plaatse van de begane grond zitten boogvormige vensters met daarin teruggelegen etalages. De middelste boog geeft toegang tot de winkelruimte. Op de verdieping zitten aan de zijkanten half-cirkelvormige balkons en in het midden een rechte erker. De ruimte tussen de voormalige Joodse school en de appartementen aan de Noordenhagen werd opgevuld door een éénlaags gebouw met plat dak. Ook in het interieur is de driedeling doorgevoerd door een rij kolommen.

Joodse school

De dichtgetimmerde voorgevel van de als monument aangemerkte oude Joodse school werd gerestaureerd waarbij de eis van de gemeente duidelijk was: “wel opknappen, maar niet veranderen”. Om het pand te stabiliseren werden er stalen onderslagbalken en stabiliteitsconstructies aangebracht in de balklagen.

 

Slideshow
Tekst