Tijdbeeld

Tijdlijn

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

historische context

De rivier de IJssel zoals wij die kennen is in de vroege middeleeuwen ontstaan, vanaf ongeveer het jaar 1000 komt op de oeverwallen langs de rivier permanente bewoning voor. In het dorp Voorst werd in de achtste eeuw een kerk gesticht, waarschijnlijk door de Abdij van Prüm, die hier bezittingen had. Lees verder...

Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

ontstaan van het landschap
Aan de oostzijde van de Veluwe werd het IJsseldal tijdens de Saale-ijstijd (zo'n 250.000 jaar geleden) door een grote gletsjer gevormd. Het IJsselbekken is na het afsmelten van de gletsjer voornamelijk opgevuld met rivierafzettingen. De IJssel had tot de bedijking in de Middeleeuwen een sterk meanderend verloop, waardoor het IJsseldal verschillende oude stroomgeulen en afgesneden armen kent. Direct langs de rivier liggen de zogenaamde stroomruggen of oeverwallen: langgerekte zones waar de IJssel voor de bedijking mengsels van zand en klei afzette. Op deze hoger gelegen gronden ontstonden aan weerszijden van de rivier de vroegste nederzettingen.

In het dal van de huidige IJssel kwamen ter hoogte van Voorst-Gorssel tot het begin van de Vroege Middeleeuwen nog zeer uitgesproken ruggen met opgestoven zand voor. Deze belemmerden de vrije doorstroming van Betuws Rijnwater naar het noorden. Na de Romeinse tijd leidde een sterke stuwing met Rijnwater tot de definitieve doorbraak van deze zandruggen.
Vanaf het jaar 1000 v.Chr. komt al permanente bewoning voor in het gebied ten westen van de oeverwallen. Het dorp Voorst wordt in 893 voor het eerst in het inkomstenregister van de Abdij van Prüm genoemd.  De abdij trok in ‘De Vuorst’ inkomsten uit 19 boerderijen en er was al een kerk. Wanneer de kerk werd gesticht is niet bekend, mogelijk was dat al in de achtste eeuw. Lebuinus stichtte omstreeks 765 een kapel in Wilp en in 801 stichtte Liudger een kerk in Wichmond.[1]

eerste kerk
De eerste kerk was zeer waarschijnlijk van hout en gewijd aan de Heilige Drievuldigheid. In de tweede helft van de twaalfde eeuw liet de Abdij van Prüm een stenen kerk met toren bouwen. Deze Romaanse kerk was opgetrokken in tufsteen. Toen deze tufstenen kerk later afgebroken werd om de bestaande gotische kerk te kunnen bouwen, liet men de oude romaanse toren staan. De tufstenen toren telt vijf geledingen en heeft een ingesnoerde naaldspits.

Footnotes

  1. ^ J.H. Hermsen, Onder den clockenslach van Voorst, blik in de geschiedenis van het kerspel Voorst, Voorst 1993, p 27 - 28.
Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

1100-1500 uitbreiding van de kerk

De tufstenen kerk uit de twaalfde eeuw werd in een een aantal stappen vernieuwd en uitgebreid. Eerst met een nieuw gotisch koor, gevolgd door de verhoging van het schip en de bouw van zijbeuken. De oude toren bleef bestaan. Lees verder...

Slideshow
7 afbeeldingen.
Tekst

vergroting van de kerk
De stenen kerk uit de twaalfde eeuw was een eenvoudige zaalkerk, opgetrokken uit tufsteen. Dit bouwmateriaal moest uit de Eiffel geïmporteerd worden en werd over de Rijn en de IJssel naar de bouwplaats verscheept. De daklijn van deze kerk is in de kap boven het huidige schip  nog  duidelijk tegen de oostzijde van de toren te zien.

Vanaf de tweede helft van de veertiende eeuw werd deze kerk in een aantal stappen vergroot. Door eerdere onderzoekers werd aangenomen dat men eerst de romaanse kerk afbrak en dat het huidige schip op de funderingen daarvan gebouwd werd. Deze kerk, die vier vakken lang was, zou aanvankelijk lage zijbeuken gehad hebben. Pas in de vijftiende eeuw zou deze kerk verlengd zijn met een gotisch koor, dat aan de noordzijde voorzien werd van een sacristie.[1]

Bij het recente onderzoek zijn een aantal zaken naar voren gekomen die het waarschijnlijker maken dat sprake is van een veel kortere bouwcampagne die begon met de uitbreiding met een gotisch koor waarna het schip op dezelfde hoogte gebracht werd en voorzien werd van zijbeuken. De belangrijkste bevindingen worden hier onder toegelicht.

bouw van een nieuw koor
Het was zeker niet ongebruikelijk om bij de vergroting en modernisering van romaanse kerken in deze streek te beginnen met de bouw van een nieuw koor.[2] Er zijn aanwijzingen dat dit ook in Voorst het geval was. Het nieuwe koor telt drie vakken en wordt afgesloten met een 3/8 koorsluiting. De muren zijn opgetrokken in baksteen, waarvan het bovenste deel (boven de eerste afzaat) afgewerkt is met een dunne schil tufsteen. Het onderste deel van de gevels is aan de buitenzijde voorzien van een pleisterlaag. Tot voor de laatste grote restauratie was in deze pleisterlaag een blokkenverdeling aangebracht. De uitbreiding werd rondom uitgevoerd met steunberen, wat er op wijst dat in aanleg uitgegaan werd van het aanbrengen van gemetselde gewelven over deze ruimte.

De steunbeer ter hoogte van de oostmuur van de voormalige sacristie is aan de buitenzijde afgewerkt met tufsteen, maar boven het gewelf aan de binnenzijde ontbreekt deze afwerking en is baksteen in het zicht. Ook de volgende steunbeer ter hoogte van de westmuur van deze ruimte is geheel van baksteen en niet met tufsteen afgewerkt. Dit wijst er op dat de vm sacristie al onderdeel uitmaakte van de oorspronkelijke opzet van het koor. Waarschijnlijk was de sacristie rechtstreeks toegankelijk vanuit het koor en waren aansluitend in de twee aangrenzende vakken van de noordwand net zoals aan de andere zijde hoge gotische vensters gepland.

Aan de zuidzijde is de meest westelijke steunbeer van het koor later ingemetseld door de kopgevel van de zuidelijke zijbeuk. Net zoals de andere steunberen aan deze zijde stond deze steunbeer oorspronkelijk vrij. Dit blijkt uit de aangebrachte afzaten en de afwerking rondom met tufsteen, dus ook aan de binnenzijde die door de bouw van de zijbeuk niet meer in het zicht is. Het koor werd dus eerder gebouwd dan de zuidelijke zijbeuk.

Footnotes

  1. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 hervormde gemeente Voorst, 1658 - 1982, inventarisnr. 321. Restauratievoorstel uit 105 van Wolter te Riele;  J.H. Hermsen, Onder den clockenslach van Voorst, blik in de geschiedenis van het kerspel Voorst, Voorst 1993, p 28 -30.
  2. ^ Voorbeelden van kleine kerken met een tegen een bestaand (Romaans) schip gebouwd Gotisch koor zijn bijvoorbeeld de Dorpskerken van Twello, Wilp, Hoog Keppel en Steenderen. Bij de kerken van Twello en Hoog Keppel is tegen het koor ook een sacristie gebouwd. Behalve in Wilp werd van deze kerken later ook het schip vernieuwd en verhoogd, in Hoog Keppel en Steenderen met zijbeuken.
Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

verhoging van de romaanse zaalkerk
De volgende stap was het verhogen van de bestaande zaalkerk tot dezelfde hoogte als het koor. De bouwnaad tussen deze delen tekent zich in de huidige kerk duidelijk af achter de preekstoel en op dezelfde hoogte ook in de zuidgevel.
Het is denkbaar dat de huidige scheibogen in de oorspronkelijke zijgevels van de kerk gehakt werden en dat deze gevels dus nog substantiële delen bevatten van de romaanse voorganger. De ruimte boven de scheibogen werd ingevuld met in baksteen gemetselde bogen, waarvan aan de zuidzijde het deel boven de boogaanzetten uitgevoerd is in massieve tufsteen.

Dit vormde in 1905 voor restauratiearchitect Wolter te Riele de basis voor zijn aanname dat het dak van deze zijbeuk oorspronkelijk een stuk lager geweest moet zijn omdat deze tufsteen bedoeld zou zijn om aan de buitenzijde in het zicht te komen. Daar waar bij de rest van de kerk de tufsteen als een dunne schil aan de buitenzijde aangebracht is, gaat het hier om massief werk met grote stenen. Het lijkt niet om een buitenafwerking te gaan maar om secundair verwerkt restmateriaal dat bij de sloop van het bestaande kerkgebouw vrijkwam en dat in de bovenzijde van de muren verwerkt werd.
Op dergelijke wijze verwerkte tufsteen kon recent ook bij het onderzoek van de veertiende-eeuwse St. Michaelkerk in Zwolle waargenomen worden. In de met tufsteen beklede bakstenen muren en steunberen van deze hallenkerk was vooral bovenin veel secundair tufsteen verwerkt dat kennelijk toen de bouw vorderde in ruime mate beschikbaar was.
Bij de kerk in Voorst ontbreken verder ook bouwsporen van een lager dak van de zijbeuken.

De bogen boven de scheibogen zijn uitgevoerd in baksteen en werden niet voorzien van een profilering of tracering die wijst op verdwenen vensters of een buitenafwerking. Het metselwerk is aan de buitenzijde ook niet voorzien van afgewerkte voegen.  Het gaat dus duidelijk om binnenmuren en niet om een zijgevel, wat betekent dat de huidige zijbeuken dus in de context van  de verhoging van het schip aangebracht zijn.

Slideshow
5 afbeeldingen.
Tekst

bouw van de zijbeuken
Waarschijnlijk zijn de noorder en de zuider zijbeuk niet tegelijkertijd aangebouwd, maatverschillen wijzen daarop. Zo is de noordbeuk bijna een halve meter breder en zo’n 40 cm lager uitgevoerd. Dat levert voor de twee zijbeuken verschillende maatverhoudingen voor de gewelven, scheibogen en vensters op.

In de noordbeuk konden boven de gewelven de balkgaten van een verdwenen vloer of zoldering waargenomen worden. De muurdelen boven de scheibogen zijn tot de bovenzijde van deze balken afgewerkt met pleisterwerk, wat er op wijst dat in deze zijbeuk aanvankelijk een vlakke houten zoldering aangebracht was.

In de laatste fase werden de zijbeuken voorzien van gemetselde gewelven. Daarvoor moesten aan de noordzijde wat aanpassingen gedaan worden. De eerste twee vakken van het koor zijn smaller dan de vakken van het schip. Dat zou in de gevel van de noordelijke zijbeuk leiden tot verschillende tussenruimten tussen de steunberen. Om dat te voorkomen werd zeer waarschijnlijk de gehele noordgevel opnieuw opgetrokken met een regelmatige verdeling van de steunberen en de tussenliggende vensters. De verschuiving die dat opleverde tussen de steunberen en de corresponderende peilers van de scheibogen nam men daarbij kennelijk voor lief.
Opvallend is dat in het onderste deel van de noordgevel de lagen tufsteen veel smaller zijn dan in het deel daar boven. Kennelijk werden twee verschillende partijen verwerkt en mogelijk ook van sloop afkomstig secundair materiaal.
Voor het slaan van een gewelf in de twee vakken aansluitend op de v.m. sacristie stonden de steunberen van het koor in de weg. Omdat de plannen voor een gewelf in het koor en het verhoogde schip inmiddels achterhaald waren, konden twee steunberen aan de noordzijde (grotendeels) gesloopt worden.

Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

1500-1800 herstel, inrichting en begraven

In het begin van de zeventiende eeuw liep de kerk bij oorlogshandelingen schade op. De huidige kapconstructie dateert uit deze tijd. Ook de preekstoel en het doophek dateren uit de zeventiende eeuw. Lees verder...

Slideshow
1 afbeelding.
Tekst

In de Tachtigjarige oorlog liep de kerk van Voorst oorlogsschade op. Na de inval van de in Spaanse dienst opererende graaf Hendrik van den Bergh in 1629 ontving de kerk f 250,- van de gewestelijke overheid en gaven de gezamenlijke geërfden van  Gietelo f 600,- voor het herstel van de kerk, ‘alsoe tot nogh die kercke tot Voorst seer vervallen ende verdestrueert heeft gelegen, sulcks dat den Godes dienst daerinne niet nae behoren heeft kunnen worden geëxcerceerd’ . De geërfden van Appen  verkochten een stuk grond waarvan de opbrengst ten goede kwam aan het herstel van de kerk. De boeren van Noord-Empe hadden hetzelfde al in 1628 gedaan. Ook omdat de stad Zutphen in 1627 al een gebrandschilderd glas had geschonken is het niet uit te sluiten dat de kerk van Voorst al bij de eerdere inval van Van den Bergh van de Veluwe in 1624 schade had opgelopen.[1]

Footnotes

  1. ^ J.H. Hermsen, Onder den clockenslach van Voorst, blik in de geschiedenis van het kerspel Voorst, Voorst 1993, p 31 - 32.
Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

nieuwe kapconstructie
De huidige kapconstructie van het schip en het koor dateert niet uit de bouwtijd, maar zal later tot stand gekomen zijn. Het is heel goed mogelijk dat de constructie, opgebouwd uit gestapelde eiken dekbalkgebinten bij de herstellingen kort na 1629 gemaakt werd. De verschillende onderdelen zijn voorzien van regulier oplopende reeksen gehakte telmerken in de vorm van streepjes en rondjes. Bij de toepassing van eikenhout in combinatie met dit soort telmerken past een datering in de zestiende of eerste helft van de zeventiende eeuw.

Destijds was de kerkruimte waarschijnlijk voorzien van een vlakke houten zoldering. De muren zijn tot de bovenkant van de eiken trekbalken van de kapgebinten afgewerkt met een pleisterlaag.  Deze trekbalken zijn bij de oplegging in de kerkmuren voorzien van balkconsoles met een eenvoudig ojief profiel, te dateren in de late zestiende of het begin van de zeventiende eeuw.

Slideshow
6 afbeeldingen.
Tekst

interieur
Omstreeks het midden van de zeventiende eeuw werd in de kerk een nieuwe zeer rijk gedecoreerde preekstoel geplaatst. Deze van eikenhout gemaakte preekstoel heeft een vrijhangende zeszijdige kuip met een bijbehorende lezenaar. De trap heeft gedraaide balusters. Het ruggenschild is voorzien van snijwerk en een baretknop. Boven de preekstoel is een zeszijdig klankbord opgehangen.
De preekstoel staat in een dooptuin die afgezet is met een zeventiende-eeuws doophek, opgebouwd uit eiken panelen en aan de bovenzijde een balustrade met een geprofileerde deklijst. Tegen de korte zijden zijn banken met een voorschot met lezenaar ingebouwd. Het koorhek is bij de laatste restauratie gewijzigd.

Tegen de zijgevel van de noordelijke zijbeuk staat een vertimmerde bank met boogpanelen en pilasters met cannelures op de hoeken. Deze dubbele bank stond voor de laatste restauratie achter in één van de bankvakken tegenover de preekstoel. Het rugpaneel was eerder al gedeeltelijk ingekort om de bovenlijst passend te maken tegen de kerkpijler ter plaatse. Het eikenhout is sterk geloogd en daarna behandeld met een beitsachtig product in een paars-bruine kleur. De basis van deze bank zou nog uit de zeventiende eeuw kunnen dateren, maar zeker is dat niet.

zerkenvloer
Via het ‘Ampts Resolutie boeck’, waarin vanaf 1608 de notulen van de ambtsjonkers zijn bijgehouden, krijgen we een aardig inkijkje in de praktijk rondom het beheer van de graven in de kerk van Voorst[1]. In 1744 wordt melding gemaakt van een zeer ongelijke en beschadigde kerkvloer van de kerk: ‘De vloer in de kercke van Voorst seer ongelijk sijnde, en doorgaans aan stucken..’ Aan de eigenaren van de graven wordt opgelegd om de vloer op te hogen en de graven af te dekken met zerken of estrikken: ‘geresolveert aan de eijgenaeren der groeven te ordonneeren haare groeve te hoogen en vloere te maken met ordentelijke sercken of estericken…’ Zij krijgen daarvoor negen maanden de tijd en bij nalatigheid zal de kerk voor rekening van de eigenaren zorg dragen voor de werkzaamheden: ‘á dato deeses te reekenen , den tijd van negen maanden, sullende bij ontstentenisse het geschieden ten lasten en voor reekening der nalaetigen, en sal hiervan werden kennis gegeven aan de geinteresseerdens bij drie consecutive publicatien des Sondags ogtens nae de predicaties.’

Een jaar later blijkt er nog niet veel terecht gekomen te zijn van het ophogen van de graven: ‘Haar Hoogwelgebooren hebbende bij publicatie op den 5de ,12de en 19de Septbr. 1745 aan de eigenaeren der groeven in de kerk te Voorst geordonneert deselve aan te hoogen en daartoe geaccordeert een tijd van negen maanden, sien met de uijterste verwondering dat daaraan niet is voldaan, en de vloer in voorschr. kerck door soodane agteloosheid ongemaakt blijft liggen, en seer ongemackelijck en gevaarlijck op seer veel plaatsen. Hebben ten overvloede der selve resolutie opnieuw weer driemaal doen publiceeren, en daartoe vergund nogmaals den tijd van ses maanden á dato deeser, met last en gesinne aan een ieder die sulks mag aangaan binne voorschreeven tijd daaraan te gehoorsaemen bij poene dat alle groeven welke na expiratie van voornoemde ses maanden, niet aangehoogt sijn, vervallen sullen weesen aan de kercke en ten profijte van deselve verkoft sullen worden sonder dat hier ontrent eenig uijtstel of gratie sal worden geaccordeert.’

De eigenaren krijgen dus nog zes maanden om hun graven op orde te brengen en als zij opnieuw in gebreke blijven vervallen deze graven aan de kerk om aan anderen verkocht te worden.

Negen jaar later blijkt dat verschillende eigenaren geen gevolg hebben gegeven aan de oproep en dat de kerk inmiddels zelf het initiatief genomen heeft om de vloer te repareren en te verhogen. Eigenaren krijgen nog eenmaal een kans om de gemaakte kosten te voldoen: ‘Nadien niet teegenstaande verscheijdene gedane publicatien weegens de groeven in de vier kercken deeses ampts, verscheijdenene eijgenaaren derselve sijn in gebreecke gebleeven tot hier en soo, niet alleen haare gesustineerden eijgendom te doceeren. Maar oock het noodzaackelijks ophogen der selve zig d’ontrecken.

Soo is dat de Hoochwelgeboren Heeren Jonckeren deeses ampt, alnog en ten allen overvloet, mits deesen aen alle en een ijgelijks die den eijgendom van dien te hebben sustineren koomen te adverteeren. Dat sij ten eersten of wel uijterlijk binnen den tijt van twee maanden nae publicatie deeses haar titel aan de respective kerckmeesters koomen aen toonen en bewijsen, en ten gevolge van dien het verschot door ’t ampt door ’t repareren en verhoogen des selve koomen restitueren en voldoen. Bij poene dat na verloop van die tijt door de heeren Jonckeren daat omtrent sal worden gedisponeert soo en als het behoort.’

Uit bovenstaande blijkt dat in het midden van de achttiende eeuw nog volop in de dorpskerk van Voorst begraven werd en dat de eigenaren van de graven zelf verantwoordelijk waren voor het beheer en het onderhoud van de zerkenvloer. Van de historische grafzerken bleven slechts enkele stuks bewaard. Deze zerken zijn na de laatste restauratie opgenomen en herlegd. In het koor werd een grafkelder ontdekt die afgedekt was met de zeer rijk uitgevoerde grafzerk van Anna van Appelthorn (1618-1665). Anna was getrouwd met Alexander Schimmelpenninck van der Oye (1613-1670), heer van Engelenburg en Kell, burgemeester van Zutphen en bestuurder van de Veluwe.

In de zuidelijke zijbeuk zijn drie zeventiende-eeuwse zerken herlegd die dateren uit 1621 en 1657. Elders in de kerk liggen nog enkele zerken.

Footnotes

  1. ^ https://www.voorst.nl/Over_Voorst/Gemeentearchief/Archieven_en_collecties/Transcriptie_ambtsboek__1608-1783_.pdf. Gemeentearchief Voorst,  Archief van het ambt Voorst, 1608- 1795, AmptsResolutieboeck, transcriptie door B.W. van ’t Erve.
Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

kerkhof
Oorspronkelijk was het terrein direct rondom de kerk ingericht als kerkhof. Aan het eind van de achttiende eeuw was in de noord-oosthoek van het kerkhof al een schooltje gebouwd. In 1908 werd dit gebouw vernieuwd en verrees hier een openbare school. Het zuidelijke deel van het kerkhof werd tegelijk ingericht als schoolplein. Onbekend is of voor de aanleg daarvan de graven geruimd werden.

In de noordbeuk is in het derde vak vanaf de toren een deur naar het kerkhof aangebracht. Aan de binnenzijde is voor deze deur een houten portaal geplaatst met in het front dubbele paneeldeuren en aan de linker zijkant een opgeklampte deur met een deurdranger. Het lijstwerk van het hoofdgestel boven dit portaal maakt de indruk later aangebracht te zijn, mogelijk tegelijk met de dubbele deuren. De zijdeur lijkt tot de oorspronkelijke opzet te behoren.

Het kerkhof lag aan deze zijde oorspronkelijk een stuk hoger, dit deel is bij de laatste grote restauratie van de kerk verlaagd wat het noodzakelijk maakte om voor de zijdeuren buitentrappen aan te brengen.
Aan de zuidzijde was ook in het derde vak vanaf de toren een deur naar het kerkhof aangebracht. Deze opening was voor de laatste grote restauratie al dichtgemetseld.

 

 

Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

1800-1900  modernisering van het interieur

In de negentiende eeuw veranderde het aanzien van met name de binnenruimte van de hervormde kerk. Na een reeks grote en kleine verbouwingen in 1815, 1843, 1871-’73 en 1893-’97 kreeg het interieur een neoclassicistische uitstraling met wit geverfde wanden, een nieuw koofplafond, een gemoderniseerd en uitgebreid bankenplan, een nieuwe kerkvloer en een nieuwe orgelgalerij met Naber-orgel. De belangrijkste wijziging van het exterieur betrof het plaatsen van nieuwe ijzeren boogramen. Lees verder...

Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

verbouwing van 1815
Op 6 juni 1841 richtte het college van kerkvoogden een brief aan Willem II, Koning der Nederlanden, met daarin het dringende verzoek om subsidie te verlenen voor herstel van het kerkgebouw. In de brief werd kenbaar gemaakt dat in het begin van de negentiende eeuw ‘zoowel de kerk als de pastorie en de kosterij (…) in het jammerlijkst verval waren geraakt, zoodanig, dat de kerk, voor het houden der godsdienstoefening, letterlijk onbruikbaar en gevaarlijk; en de woningen voor Predikant en koster, bijna onbewoonbaar waren’.[1] Omdat financiële steun van het Rijk, Provincie of gemeente destijds uitbleef zag de hervormde gemeente zich in 1815 gedwongen een weide uit eigen bezit te verkopen om voor een flink bedrag van 4000 gulden het hoogstnodige aan de kerk te kunnen verbouwen. ‘Hiermede is eene geheel nieuwe zoldering; eene nieuwe vloer en een aanzienlijk aantal banken in de kerk bekostigd, terwijl het dak wat digt gestopt, en de glazen (…) hersteld zijn’.[2]

Hieruit blijkt dat men niet in 1843, maar kort na 1815 de voormalige vlakke zoldering van de kerkruimte heeft vervangen door het huidige houten koofplafond. Na 1815 is tevens de bestaande zerkenvloer gesaneerd en vervangen door een nieuwe vloer van kleinere Naamse steen. In deze vloer, waarvan in de huidige situatie een substantieel deel bewaard bleef, zijn enkele oudere grafzerken opgenomen. Het is niet waarschijnlijk dat de nieuwe kerkvloer al in 1815 werd aangebracht. In die tijd was het namelijk nog altijd toegestaan en gebruikelijk dat de (zerken)vloeren en grafkelders in kerken regelmatig geopend werd om overleden gemeenteleden bij te zetten. Het is aannemelijker dat de in 1841 genoemde vernieuwde vloer pas tot stand is gekomen na het verbod op begraven in de kerk, dat pas op 1 januari 1829 definitief van kracht werd.

De gemeente Voorst besloot al in 1827 om Algemene begraafplaatsen aan te leggen. Tussen Voorst en Wilp werd daarvoor van W.A. Schimmelpenninck van der Oye  een stuk land, genaamd ‘de Boterton’ aangekocht aan de huidige Deventerweg. Als compensatie van de inkomsten die de kerk zou verliezen betaalde de gemeente aan de kerk van Voorst f 110,- uit. De koster, die zijn inkomsten als doodgraver verloor, ontving f 80,-.[3] Het kerkhof aan de zuidzijde verloor vervolgens na 1829 haar primaire functie, maar behield aanvankelijk waarschijnlijk wel haar inrichting.

Footnotes

  1. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 346.
  2. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 346.
  3. ^ Jan Lubberts, Van grafheuvel naar dodenakker, begraafplaatsen en kerkhoven deel 1 en 2, in: Kroniek jaargang 32 (2009) nr 2 en 3.
Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

verdere modernisering in 1842-‘43
Omdat bij de verbouwing van 1815 alleen de meest noodzakelijke onderdelen werden betrokken, waren aanvullende herstelwerkzaamheden zeer gewenst. Als reactie op het subsidieverzoek van 1841 stelde het Rijk in 1843 als voorwaarde dat het kerkbestuur zelf de helft moest bijleggen van de benodigde 2.566,30 gulden. De hervormde gemeente antwoordde dat men reeds alle beschikbare middelen had aangewend voor de bouw van de pastorie in 1838 en het bekostigen van een organist voor het nieuwe orgel. Dit orgel was vervaardigd door orgelmaker Naber uit Deventer en in 1842 geschonken door de familie Schimmelpenninck van der Oye. Het kerkbestuur had naar eigen zeggen maximaal gespaard om na het plaatsen van het nieuwe orgel de kerk te verven en van ontbrekende banken te kunnen voorzien en gaf aan slechts 600 gulden bij te kunnen dragen.[1] Hoewel de spaarzame archiefbronnen uit deze periode geen duidelijkheid verschaffen over de afloop van deze subsidieonderhandelingen, is in 1843 in ieder geval een nieuwe orgelgalerij met orgel gerealiseerd. De nieuwe galerij werd vormgegeven in neoclassicistische stijl, waarbij het houten orgelfront rust op een gemarmerd hoofdgestel dat gedragen wordt door eveneens gemarmerde zuilen met vergulde kapitelen. Op de basementen van de zuilen zijn inscripties uitgespaard: ’ANNO 1843’ en ‘J.A.J. SLOET’ (baron Sloet tot Olthuis, president kerkvoogd), ‘A.L. DE KRUIJFF’ en P. KROON N.P. ANTON’, allen vooraanstaande leden van de hervormde gemeente.

Na de installatie van de nieuwe orgelgalerij in 1843 moet de kerkvloer, die waarschijnlijk tussen 1829 en 1841 werd gelegd, ter plaatse aangepast zijn. De banden met rode steen ter begrenzing van de gangen en de bankvakken lopen namelijk door tot rond de basementen van de zuilen.

In 1843 werden tevens de wanden van de kerk gewit en in de kerkruimte werd één nieuw vak met banken geplaatst. De werkzaamheden aan het exterieur hadden in 1843 betrekking op herstel van het leien dak en het aanbrengen van 15 nieuwe ijzeren ramen. Waarschijnlijk was voor die tijd de oorspronkelijke venstertracering nog aanwezig.

Footnotes

  1. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 346. 
Slideshow
3 afbeeldingen.
Tekst

bankenplan na 1843
In de eerste helft van de negentiende eeuw nam het aantal vaste zitplaatsen in de kerk sterk toe, mede gestimuleerd door het verbod op begraven in de kerk vanaf 1829. Zoals reeds vermeld werden kort na 1815 en in 1843 nieuwe kerkbanken geplaatst. Waarschijnlijk is hiermee het bankenplan gevormd dat is weergegeven op twee plattegronden, één ongedateerd (met notities uit 1871) en één detail rond de dooptuin uit 1873.[1] Omdat de inkomsten van de in 1815 verkochte weide en van het begraven in de kerk waren weggevallen werd het recht op vaste zitplaatsen tot ver in de twintigste eeuw verkocht en verhuurd om onderhoud en verbouwingen van de kerk te kunnen blijven bekostigen.

De plattegronden tonen een bankenplan dat in een halve cirkel was geformeerd rond het protestantse liturgische centrum: de preekstoel met daaromheen de dooptuin. De preekstoel bevond zich in 1873 reeds op de huidige positie en stond aan de noordzijde tegen de tweede pijler vanaf de oostzijde. De oorspronkelijke oost-west oriëntatie van gelovigen in de richting van het katholieke priesterkoor was reeds na de Reformatie losgelaten en mogelijk al vanaf het einde van de zestiende eeuw een kwartslag gedraaid. De scharing van gelovigen rond de kansel was een direct gevolg van het grote belang dat binnen de protestantse eredienst werd gehecht aan (de verkondiging van) het woord.[2] Dit leidde uiteindelijk in het tweede kwart van de negentiende eeuw, met name in veel protestantse kerken in Oost-Nederland, tot de realisatie van zuiver (half) cirkelvormige bankenplannen met gebogen banken, vaak opgesteld als amfitheater.[3]

Het bankenplan in Voorst bestond in hoofdopzet uit twee bankvakken tegenover de preekstoel, twee rijen banken of stoelen in de lengterichting van het schip (slechts deels schematisch weergegeven) en een halfrond beëindigd vak in het koor met daaromheen banken die in een halve cirkel tegen de wanden van het koor waren geplaatst. De weergave op de plattegronden komt grotendeels overeen met de situatie op foto’s van het interieur uit 1965 en 1980. Het is onbekend in hoeverre de zijbeuken destijds al gevuld waren met banken.

Het bankenplan was opgezet volgens een strikte hiërarchie en vormde een afspiegeling van de in klassen en standen gescheiden samenleving in Voorst en omgeving. De verschillende maatschappelijke groepen hadden elk hun vaste plaats, waarbij de beste plekken waren gereserveerd voor de meest prominente en invloedrijke burgers en leden van de kerkeraad. In het archief zijn meerdere lijsten van eigenaren van banken bewaard gebleven, waarbij de nummering overeenkomt met de plattegrond van het bankenplan. De ouderlingen en diakenen namen zitting binnen de dooptuin. Direct ten westen van de dooptuin zaten de oud-ouderlingen, oud-diakenen en collectanten. De adellijke familie Schimmelpenninck van der Oye woonde de dienst bij vanaf drie banken recht tegenover de preekstoel. Aan de andere zijde van het gangpad zaten ten westen van hen notabelen en kerkvoogden. J.A.J. baron Sloet was eigenaar van meerdere banken, waaronder enkele banken in de koorsluiting en tegenover de preekstoel. Het rijk gedecoreerde herengestoelte, bestaande uit twee banken met een hoog achterschot, stond voorheen tegen de eerste zuidelijke pijler vanaf de oostzijde en was lange tijd eigendom van de familie Kroon. De gemeenteleden die niet tot de burgerlijke en/of kerkelijke elite behoorden zullen waarschijnlijk plaats genomen hebben verderop in het middenschip of in de zijbeuken, waar men minder (of geen) zicht had op de preekstoel.

Footnotes

  1. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 554.
  2. ^ M.J. Melchers, Nederlandse kerkarchitectuur in de twintigste eeuw: functie en betekenis van het kerkgebouw in een veranderende samenleving, Leiden 2011, p. 152-154.
  3. ^ Zie bijvoorbeeld het bankenplan van de Hervormde kerken in Holten uit 1832, Hummelo uit 1838-’39 en Aalten uit 1844.
Slideshow
1 afbeelding.
Tekst

onderhoudswerkzaamheden
Het archief van de Hervormde gemeente bevat meerdere bestekken voor schilderwerk en onderhoudswerkzaamheden uit de periode van 1871 tot 1897. Het volstaat hierbij de belangrijkste onderdelen toe te lichten. De werkzaamheden van 1871 hadden voor wat betreft de kerk betrekking op het verven en witten van de kerkruimte, reparatie van het koofplafond en herstel van (de plint van) de buitengevels. In de consistoriekamer werd een nieuwe houten vloer gelegd en een ‘zoogenaamd Engels haardje’ geplaatst.[1] In 1872 vond de reparatie en schilderwerk van de ijzeren vensters en kerkmeubilair plaats. Ook zouden in dat jaar tochtdeuren voor de consistoriekamer zijn gemaakt, hiervan bleef in de huidige situatie niets bewaard.[2]

In het bestek voor schilderwerk uit 1893 wordt melding gemaakt van het aanbrengen van rozetten op het houten koofplafond: ‘aan het plafond der kerk moeten tevens de op het staal aangetoonde banden, midden rosetten en ornamenten in der betreffende kleuren net en kantig aangebracht worden (…). Even wel worden hier alleen bedoeld die kleine ornamenten die in het middenvlak zijn aangegeven, terwijl de grooten aan de onderzijde aangetoond als vervallen beschouwd kunnen worden’.[3] Wellicht doelt men hier op de twee vergulde rozetten die in het huidige plafond nog altijd zichtbaar zijn. Het weglaten van een deel van de decoratie viel niet in goede aarde bij de ontwerper. De firma H.J. de Swart & Co stuurde een gepeperde brief aan baron Sloet van de Beele tot Voorst waarin men aangaf ‘(…) dat het kerkbestuur een grove fout heeft begaan, door het aanbrengen der ornamenten in de grooten ronden (…) kooflijst niet noodig te achten, dit is niet alleen de grooten hoofdzaak weglaten, maar technisch geheel mis en uit stijl en karakter gebroken, want immers juist die ornamenten geven de kracht, de overgang en z.g. de steun aan de vlakversiering’.[4]

Tot slot werd in 1897 een nieuwe houten vlonder geplaatst onder 15 banken, mogelijk het vak direct ten westen van de dooptuin. Het bestaande doophek werd bij deze ingreep tijdelijk losgemaakt en in verband met de herplaatste banken rechtgezet.[5]

Footnotes

  1. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 464.
  2. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 320.
  3. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 320.
  4. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 320.
  5. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 324.
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

1900-1940  plannen voor restauratie en reconstructie

In 1905 maakte architect en vermaard ‘kerkenbouwer’ Wolter te Riele een ontwerp voor een ingrijpende restauratie van de hervormde kerk in Voorst, waarbij reconstructie van de veronderstelde middeleeuwse situatie het uitgangspunt vormde. Het plan kwam echter nooit tot uitvoering, waarschijnlijk vanwege de hoge kosten. De hervormde gemeente liet vervolgens in de periode omstreeks 1911-’13 zelf enkele werkzaamheden uitvoeren die waarschijnlijk meer het karakter van groot onderhoud hadden. Lees verder...

Slideshow
6 afbeeldingen.
Tekst

niet uitgevoerd restauratieplan uit 1905
Uit de archiefbronnen blijkt dat in het begin van de twintigste eeuw een omvangrijke restauratie van het kerkgebouw werd voorbereid. In opdracht van het kerkbestuur bezocht de bekende architect Wolter te Riele (1867-1937) in 1904-‘05 de kerk in Voorst, waarbij hij de bestaande situatie opnam, vervolgens een ontwerp maakte voor de restauratie en een bijbehorende begroting opstelde. In het archief van Te Riele in Het Nieuwe Instituut in Rotterdam bleven de opmetings- en ontwerptekeningen bewaard.[1] De kostenraming kwam uit op een bedrag van 16.904,82 gulden. De plannen van Te Riele gingen uit van het herstellen en reconstrueren van de vermeende oorspronkelijke, laatmiddeleeuwse situatie. Zo zou de middenbeuk weer van stenen netgewelven voorzien moeten worden ‘in den vorm zoo als uit de kenteekenen mag afgeleid worden, dat de oorspronkelijke toestand geweest is’ en dienden in de vensters weer gotische traceringen aangebracht te worden. Verder voorzag het restauratieplan in herstel van de tufstenen gevelbekleding en (lagere) lessenaardaken. De ontwerpen van Te Riele zijn uiteindelijk nooit uitgevoerd, vermoedelijk vanwege geldgebrek. In april 1905 verzocht de Hervormde gemeente Koningin Emma tevergeefs om Rijkssubsidie beschikbaar te stellen, omdat men zelf niet bij machte was het enorme bedrag bijeen te brengen.

Omdat subsidie uitbleef, maar tegelijkertijd herstel dringend nodig was, ging de Hervormde gemeente toch over tot het uitvoeren van enkele werkzaamheden. Hierbij passeerde men Te Riele. De architect was not amused over deze gang van zaken en verstuurde in 1911 een stevige aanmaning (met rente) voor de achterstallige betaling van een bespreking op locatie van 4 januari 1905. ‘Ik wil geen moeilijkheden maken over de belangrijke werken sinds kort door U uitgevoerd, daar ik meen dat men definitief toch zal moeten tot uitvoering mijner plannen overgaan, doch intusschen zou ik gaarne vereffend zien, het bovengemeld bedrag (…)’. (…) was mijns inziens billijk - de matig berekende rente te vergoeden, nu - op voor mij schadelijke wijze de zaak af - of uitgesteld is (…). Verder maak ik U ingesloten quitantie toezendend voor zoover noodig opmerkzaam; dat - mocht ter eeniger tijd worden overgegaan, tot eene behoorlijke restauratie, met subsidie des Rijks, of in voege als door mij geprojecteerd - Uw College verplicht blijft - mij als Architect daarvan opdracht te geven’.[2] Zover is het echter nooit gekomen.

Het blijft onduidelijk welke restauratiewerkzaamheden kort voor 1911 zijn uitgevoerd. Wel is bekend dat men in 1913 25 gulden besteedde aan de ‘binnenwerken’ van de consistoriekamer met het ‘beportlanden’ der muur en 45 gulden betaalde voor reparatie van de kap van het kerkgebouw.[3] Twee jaar later maakte bouwkundige J.A. Heuvelink een ontwerp voor een nieuw hekwerk en voor de verhoging van een voetmuur ter afscheiding van het kerkterrein. Van beide onderdelen is op het huidige terrein niets aangetroffen. Het ontwerp van het hekwerk uit 1915 komt niet overeen met het ijzeren hek dat in de huidige situatie ten noorden van de toren staat. Waarschijnlijk is dit hekwerk later geplaatst.

Footnotes

  1. ^ Het Nieuwe Instituut, Riele, W.A.M. te, inv.nr. RIEL214, Voorst Restauratie Ned. Herv. kerk, 1904-1905.
  2. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 321.
  3. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 242.
Slideshow
4 afbeeldingen.
Tekst

verwarming en elektra
In 1921 werd de firma Wijsman en De Koning uit Apeldoorn ingeschakeld om in de kerk elektrische verlichting te installeren. In het schip kwamen twee elektrisch verlichte bronzen kroonluchters te hangen die bij de laatste restauratie omstreeks 1980 zijn vervangen door de huidige lichtkronen. De kerkruimte werd in de eerste helft van de twintigste eeuw nog verwarmd via twee kachels die in de zijbeuken stonden. Boven de gewelven van de zijbeuken en het plafond van het middenschip zijn nog de twee rookkanalen zichtbaar. De kachels zelf zijn verdwenen na de komst van de centrale verwarming in 1960. In dat jaar werd naar ontwerp van architectenbureau Knuttel uit Deventer tegen de oostelijke kopgevel van de zuidelijke zijbeuk een nieuwe stookruimte gebouwd waarin een heteluchtverwarmingssysteem werd geïnstalleerd.

Slideshow
Tekst
Slideshow
Tekst
Tijdlijn afbeelding
Tijdlijn titel & intro

1945-1980 herstel oorlogsschade  en restauratie

De hervormde kerk en met name de toren raakte zwaar beschadigd door oorlogsgeweld aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. De toren, eigendom van de gemeente, werd vrij kort na de oorlog gerestaureerd. Een grondige restauratie van het inmiddels zeer vervallen kerkgebouw liet echter nog lang op zich wachten. Uiteindelijk vond in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw de restauratie plaats onder leiding van het architectenbureau van Heineman uit Velp. Bij de verbouwing van het interieur werd het omvangrijke bankenplan flink uitgedund en voorzien van twee rijen nieuwe banken. Noodgedwongen vernieuwde men tevens een groot deel van de kerkvloer. Lees verder...

Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

Tweede Wereldoorlog en bevrijding
Na het mislukken van operatie Market Garden in september 1944 was de geallieerde opmars in Nederland stil komen te liggen. Op 8 februari werd een nieuw geallieerd offensief gestart op door de Duitse linies heen te breken. Begin april 1945 hadden Canadese troepen vanuit de Achterhoek de oostelijke IJsseloever tot en met Deventer op de Duitse bezetter veroverd. De volgende stap was het oversteken van de IJssel bij Gorssel en Wilp, ook wel operatie Cannonshot genoemd. De Canadezen realiseerden hier met een pontonbrug een bruggenhoofd, waarna een compagnie over de dijk oprukte richting Wilp. Canadese en Britse soldaten stuitten op hevige tegenstand en werden beschoten door Duitse artillerie dat opgesteld stond bij Klarenbeek, Voorst, De Hoven en Twello. Het uiteindelijk slagen van operatie Cannonshot betekende niet alleen het begin van de bevrijding van de gemeente Voorst, maar ook van de Veluwe en Noord-Nederland.

De Hervormde kerk van Voorst liep bij de hevige gevechten schade op. Met name de twaalfde-eeuwse kerktoren was zwaar getroffen. Waar de toren, eigendom van de gemeente, kort na 1955 grondig zal zijn gerestaureerd, zou een gedegen restauratie van het kerkgebouw nog lang op zich laten wachten. In een brief uit 1959 aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen schreef de kerkvoogdij ‘dat haar zeer oude en fraaie kerk veel oorlogschade heeft geleden, wat, om de diensten te kunnen houden, slechts provisorisch is hersteld’.[1] Over de daadwerkelijke schade en het herstel hiervan is vooralsnog weinig bekend. Het is aannemelijk dat behalve de toren in ieder geval ook het lessenaardak van de noordelijke zijbeuk getroffen was. In het muurwerk boven het gewelf zijn hier namelijk nog de inslagen van kogel- of granaatvuur te zien. In het archief van de kerk bleef een rekening bewaard uit 1948 van een niet nader gespecificeerde dakreparatie.

Footnotes

  1. ^ Gemeentearchief Voorst, 1301 Archief Hervormde gemeente Voorst 1658-1982, inv.nr. 520.
Slideshow
Tekst

restauratie vanaf 1973
De grootschalige restauratie van de kerk stond direct na de Tweede Wereldoorlog al op het programma, maar werd na het afketsen van de toekenning van Rijkssubsidie pas in de jaren zestig opnieuw onder de aandacht gebracht. De kerk verkeerde in slechte staat: de tufstenen gevelbekleding was sterk verweerd en lekkages in het dak hadden tot zwamvorming en verrot dakbeschot geleid. Het architectenbureau van W.A. Heineman uit Velp werd ingeschakeld om een restauratieplan op te stellen. De feitelijke restauratie vond plaats in meerdere fasen. In 1973 werd gestart met de restauratie van het dak en de kapconstructies boven het middenschip, het koor en de beide zijbeuken. Hierbij zijn met name van de eiken kappen van de lessenaardaken van de zijbeuken aanzienlijke delen vernieuwd. Vervolgens vond vanaf januari 1980 de restauratie van het exterieur plaats.

In oktober 1981 startte men met de verbouwing van het interieur van de kerk onder leiding van architectenbureau VBW (Vos, Ten Broeke en Wely), de opvolger van het bureau van Heineman. De belangrijkste onderdelen van de binnenrestauratie hadden betrekking op het veranderen en vernieuwen van het bankenplan en het vernieuwen van substantiële delen van de kerkvloer. Verder werden het orgel gerestaureerd, het interieur van de consistoriekamer geheel gemoderniseerd en werd de kerkruimte opnieuw geschilderd, waarbij de huidige kleurstelling van het houten koofplafond is ontstaan.

verandering van het bankenplan
Al voor de restauratie was, in ieder geval voor 1965, één bankvak links in de noordelijke zijbeuk verwijderd. De vloer werd hier aangeheeld met bij de bestaande vloer passende, waarschijnlijk hergebruikte, tegels van Naamse steen. De rest van de kerkruimte stond in 1982 echter nog vol met banken. Bij het kerkbestuur bestond gedurende de restauratie van het interieur in 1981-’82 een duidelijke behoefte om nog meer banken te verwijderen en zo meer open ruimte in de kerk te creëren rond de preekstoel, in de zijbeuken en in het koor.

De wens van de kerkvoogdij stond echter op gespannen voet met de waardering die de Rijksdienst voor de Monumentezorg, in de persoon van de heer J. Meffert, uitsprak ten aanzien van het historische meubilair. Dit leidde in opeenvolgende bouwvergaderingen tot flinke discussie. Op 10 maart 1982 gaf de kerkvoogdij aan dat men een reeds goedgekeurde (niet bewaard gebleven) plan voor de bankenopstelling wilde aanpassen door onder meer een bankvak tegenover de preekstoel te vervangen door een vak met losse stoelen. Uit de notulen blijk dat Meffert dit idee resoluut van de hand wees en het handhaven van de kern van banken bij het doophek en de preekstoel essentieel vond. Zo essentieel zelfs, dat hij dreigde met het niet uitkeren van de restauratiesubsidie van 85.000 gulden voor het interieur.[1]

Vervolgens werd, ‘na veel heen en weer gepraat’, architect Heineman door de kerkvoogdij verzocht om samen met de Rijksdienst een compromis uit te werken. In het definitieve plan werd het doophek 180 graden gedraaid, open aan de zijde van het middenschip. Twee overgebleven deurtjes en panelen zouden ergens opgeslagen en zo behouden worden. In het koor verdwenen alle banken behalve de banken met hoge achterschotten tegen de wanden. De twee langgerekte bankvakken in het schip werden geheel vervangen door moderne kerkbanken. Het vak rechts in de noordelijke zijbeuk werd gedemonteerd, waarna ongeveer tien stuks banken tegen de wanden van de noordelijke zijbeuk geplaatst zouden worden ter aankleding van de kerk en ter verbetering van de akoestiek. Het is hoogst onzeker of dit onderdeel van het plan uiteindelijk op deze wijze is uitgevoerd. In de huidige situatie staan tegen de noordwand namelijk maar twee losse banken. Verder verdwenen in 1982 ook de banken linksachter in de zuidelijke zijbeuk.

Beide bankvakken tegenover de preekstoel bleven, weliswaar aangepast en ingekort, dankzij de inspanningen van de Rijksdienst toch bewaard. Het buitenste vak tegenover de kansel kwam in lijn te staan met het doophek, er kwam meer ruimte in het gangpad en van de banken zelf verbeterde men het zitcomfort door het aanpassen van de onderlinge afstand en de hoek van zitting en leuning. Het herengestoelte werd tegen de achterwand van de zuidelijke zijbeuk geplaatst. Zodoende verdween grofweg de helft van alle bestaande banken uit de kerk, maar bleef, mede dankzij de Rijksdienst, het bankenplan zoals dat was ontstaan na 1843 op hoofdlijnen herkenbaar. Een kanttekening hierbij is dat vrij recent nog één vak met banken tegenover de preekstoel, aan de zijde van het koor, geheel is verwijderd. Mogelijk zijn twee van deze banken herplaatst tegen de wand van de noordbeuk.

 

Footnotes

  1. ^ Archief kerkelijk bureau Hervormde kerk Voorst, documentatie restauratie. In het archief van het kerkelijk bureau is ook een verzoek uit 1977 bewaard gebleven van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) om de restauratie te benutten voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Het is niet bekend of en in hoeverre dit is uitgevoerd.
Slideshow
8 afbeeldingen.
Tekst

kerkvloer
Door de ingrijpende verandering van het bankenplan en het verwijderen van diverse bankvakken moesten aanzienlijke delen van de kerkvloer vernieuwd worden. De verdwenen banken stonden namelijk deels op houten vlonders die plaats moesten maken voor een nieuwe invulling. De vernieuwde vloerdelen zouden in de noordbeuk deels uitgevoerd worden met hergebruikte tegels van Naamse steen van elders uit de kerk. Uiteindelijk zijn echter zowel in de zijbeuken, als bij de dooptuin en op de verhoogde vloer van het koor nieuwe, op maat gezaagde tegels toegepast, waarschijnlijk van hardsteen. Aan de hand van vergelijking van interieurfoto’s uit 1980 met de huidige situatie blijkt dat men tevens het middenpad van Naamse steen aan de voorzijde van het doophek in 1982 verbreed moet hebben. Gedurende de werkzaamheden werden onder de bestaande vloeren/vlonders een drietal grafkelders gevonden en stuitte men op een aantal oude grafzerken, die in de nieuwe vloerdelen van de noordbeuk, het schip en in het koor herplaatst werden.

Slideshow
2 afbeeldingen.
Tekst

buitenruimte en voormalig kerkhof
De huidige inrichting van de direct aan de kerk grenzende buitenruimte is in de tweede helft van de twintigste eeuw tot stand gekomen. In 1954 maakte Gemeentewerken Voorst een ontwerp voor het realiseren van een tegelpad en een haag ter begrenzing van het terrein aan de noordzijde van de kerk. Het voormalige kerkhof aan de zuidzijde werd na de vernieuwing van de nabijgelegen openbare school (nu dorpshuis) in 1908 eigendom van de gemeente. Het terrein was tot ver in de twintigste eeuw ingericht als schoolplein en afgescheiden met een hoog opgaand hekwerk. Onbekend is of voor de aanleg daarvan de graven geruimd werden. Op enig moment werd het schoolplein getransformeerd tot plantsoen en weer bij het kerkterrein gevoegd.