Advies en waardering
samenvatting en conclusie
Het cultuurhistorisch onderzoek biedt een overzicht van de ruimtelijke ontwikkeling van de omgeving rond de Buitensociëteit in Zutphen vanaf het midden van de 16e eeuw tot heden. Het huidige beeld van dit gebied is hoofdzakelijk tot stand gekomen binnen twee hoofdthema’s: de aanleg, uitbreiding en gedeeltelijk weer geslechte vestingwerken en de aanleg en verbreding van het spoor. De vestingwerken en het spoortracé zijn de meest dominante en structuurbepalende elementen in het gebied die tevens voor historische continuïteit zorgen. De veranderingen in het gebied zijn op de bijgevoegde periodekaarten te volgen.
Het plangebied lag tot diep in de 19e eeuw buiten de stad. Hier lagen de akkers op de hoger gelegen gronden van de Zutphense Enk en de wei- en hooilanden in het lager gelegen stroomgebied van de IJssel, aangeduid als De Mars. Dwars hier doorheen meanderde een noordelijke tak van de Berkel.
Vanaf de 17e eeuw werd een steeds bredere zone buiten de stadsmuur benut voor de aanleg van verdedigingswerken. Het verder opschuiven en uitbreiden van de vestingwerken was noodzakelijk vanwege het steeds grotere bereik van geschut en verbetering van belegeringstactieken. In dit kader werd Zutphen omstreeks 1600 voorzien van een ring van aarden bastions en ravelijnen met brede grachten. Ter plaatse van de huidige Hanzehof kwam niet veel later een hoornwerk te liggen. Dit hoornwerk zou rond 1725 weer vervangen worden door de Linie van Coehoorn. Het lager gelegen (inundatie)gebied buiten deze linie kon bij oorlogsdreiging onder water gezet worden. In dit gebied en op de vestinggronden mochten vanwege de ligging binnen het schootsveld in principe geen huizen gebouwd worden. Wel verschenen er particuliere lusthoven tussen de Grote Gracht en de Lunetten van Coehoorn, in 1790 aangevuld met de aanplant van het Slingerbos op de noordelijke twee lunetten.
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw zouden ingrijpende ruimtelijke veranderingen het gebied verder vormgeven zoals we dat vandaag de dag kennen. De transformatie werd ingezet met de aanleg van de spoorlijn in 1864 die buitengebied, vestingwerken en grachten doorkruiste. Het laag gelegen gebied buiten de vestingwerken raakte hierdoor als restruimte ingeklemd tussen de hoger spoordijk en de hoger gelegen Deventerweg. Op de Lunetten van Coehoorn groeide de door Julius Fahro in 1854 geopende muziektent uit tot de Buitensociëteit, met aanvankelijk een houten en later een stenen sociëteitsgebouw in een parkachtige omgeving. Het Slingerbos werd opgenomen in een groene ring van aaneengeschakelde ‘Nieuwe Wandelingen’.
Deze op het oog aparte ruimtelijke ontwikkelingen houden verband met elkaar en zijn het gevolg van bredere maatschappelijke en sociaal-economische ontwikkelingen in deze periode, waaronder het snel toenemende inwoneraantal in Zutphen en de sterke groei, emancipatie en culturele opleving van de gegoede burgerij.
Aan de groeiende behoefte tot stadsuitbreiding en modernisering kon na de opheffing van de vestingstatus in 1874 definitief gehoor worden gegeven. Van 1882 tot in het begin van de 20e eeuw werd een compleet nieuw woongebied tussen de Coehoornsingel en de Jacob Damsingel bebouwd met hoofdzakelijk villa’s en herenhuizen voor welgestelde inwoners. Het gebied rond de Buitensociëteit werd hiermee binnen de stad getrokken en het moderne stenen sociëteitsgebouw kreeg een representatieve entree via de nieuw aangelegde Coehoornsingel. Tussen deze weg en de spoorlijn lag vanouds een tuin (de Walraadshof), die later omgevormd werd tot een plantsoen die verschillende gedaanten gekend heeft.
In de tweede helft van de 20e eeuw vindt er een duidelijke uitbreiding van de stedelijke inrichting rond de Buitensociëteit plaats. De verstening startte met de bouw van de Hanzehof in de voormalige tuin van het sociëteitsgebouw in 1976, voortgezet met de recentere nieuwbouw aan de achterzijde. Deze ingrepen hebben samen met de aanleg van de Fanny Blankers-Koenweg en de demping van een deel van de Slingerboschgracht het contrast tussen Hanzehof en de parkachtige omgeving vergroot.
Buiten de Linie van Coehoorn bleef de lage, groene en open ruimte lang ongewijzigd. Het terrein bleef tot op heden vrijwel gevrijwaard van bebouwing, mede door de problematiek van de waterhuishouding en de hoge kosten van het bouwrijp maken van de grond. Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebied ingezet voor tijdelijke tentoonstellingen, beurzen en sport. In 1968 bouwde men een sport- en evenementenhal die eind 1982 afbrandde en vervangen werd door de huidige Hanzehal. Ook hier is sprake van toenemende verstening van de ruimte, met name door de aanleg van het grote geasfalteerde parkeerterrein.
waardering
Een groot deel van het gebied is door het rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht en is als zodanig een hoge cultuurhistorische waarde toegekend. Als kern van de te beschermen waarden is hierbij genoemd: herkenbaar als stadsuitleg na de ontmanteling van de vesting en als van veel groen voorzien woongebied voor de beter gesitueerden, waarbij architectuur en stedenbouwkundige opzet goed harmoniëren, en de geschiedenis van Zutphen als vestingstad is af te lezen aan de tot parkachtige groenzone getransformeerde voormalige lunetten van Coehoorn met de erbij horende buitengrachten. Tevens wordt onder meer het straatprofiel met voortuinen en de laanbeplanting van belang geacht.
Vanuit het verleden is het karakter van dit gebied nauw verbonden met de vestingstatus en de bodemgesteldheid. Zaken die binnen de muren van de vesting geen plaats vonden – door ruimtegebrek of regelgeving – weken uit naar deze zone buiten de gracht: een herberg, een buitenplaats, bedrijvigheid als de pelmolen, moestuinen en recreatiehoven. Afhankelijk van de ondergrond en ontsluiting kreeg de ruimte rondom de weg naar Deventer en tot de buitenste verdedigingslinie invulling. Daarbuiten strekten de lage en lege gronden van de Mars zich uit.
Deze concentrische hoofdstructuur, als gevolg van de vestingwerken, is thans nog duidelijk herkenbaar in de restanten van de gracht, de groenstructuur en de wegenstructuur. Haaks op de concentrische structuren ligt de Deventerweg, terwijl het spoor deze structuren schampt en de scheidslijn vormt met het bedrijventerrein op de Mars. Deze gebiedskarakteristiek is op een wat hoger abstractieniveau weergegeven op de bijgevoegde tekening.
De waardering van het gebied is verder uitgewerkt voor het deelaspect (gebruiks)historie en op de schaalniveaus van structuren en objecten.
(gebruiks) historische waarden
- De bewaard gebleven stenen concertzaal van de Buitensociëteit herinnert in combinatie met de parkachtige omgeving rond het Slingerbos op tastbare wijze aan het 19e-eeuwse Buitensociëteitsleven. Op deze locatie vinden vanaf het midden van de 19e eeuw tot op heden muziekvoorstellingen plaats, aanvankelijk in de open lucht, later overdekt.
- Het Slingerbos is van belang als onderdeel van de historische, openbare ‘wandelingen’ zoals deze vanaf de late 18e eeuw op de vestinggronden werden aangelegd, met herkenbare hoogteverschillen als restant van de verdedigingswerken.
- De Canadezenbrug aan de zuidzijde van de Deventerweg is van belang vanwege de betekenis voor en de herinnering aan de strijd bij de bevrijding van Zutphen in de Tweede Wereldoorlog.
- Het gebied buiten de Slingerboschgracht, tussen de spoorlijn en de Deventerweg, is herkenbaar als oorspronkelijk grotendeels open buitengebied. De karakteristiek van het lager gelegen terrein is in de tweede helft van de 19e eeuw versterkt doordat het ingeklemd raakte tussen de verhoogde Deventerweg en de hoger gelegen spoordijk.
structuren
- De Slingerboschgracht en de aanwezige hoogteverschillen in het plangebied zijn cultuurhistorisch van groot belang als restanten van de voormalige vestingwerken van de Linie van Coehoorn.
- De Deventerweg staat haaks op deze vestingstructuur en is van belang als noordelijke uitvalsweg en lineaire structuur zoals deze in het begin van de 18e eeuw tot stand is gekomen. De hierop aansluitende Coehoornsingel en Burg. Dijckmeesterweg zijn van belang als onderdeel van het op het voormalige vestingterrein aangelegde, laat 19e-eeuwse stratenpatroon.
- De oorspronkelijke zichtas van de Coehoornsingel op de hoofdentree van de Buitensociëteit is vertroebeld geraakt door latere wegreconstructie(s), de aanleg van parkeervakken, de ‘verrommeling’ van het Walraadsplantsoen en achterstallig groenonderhoud rond het sociëteitsgebouw.
- De spoorlijn is van belang als beeldbepalend lijnelement, dat door de verbreding van het emplacement vanaf de late 19e eeuw binnen de ruimtelijke structuur een steeds dominantere plek inneemt.
- De recent gesloten spoorwegovergang markeert de historische verbinding over (en aanvankelijk ook onder) de spoorlijn naar het aan de overzijde gelegen Coenenspark en de industrie die zich rond de Noorderhaven en Spoorweghaven ontwikkelde. Al voor de komst van het spoor bevond zich op deze locatie een doorgang door de vestingwal naar de weilanden op De Mars.
objecten
- De laat Buitensociëteit uit 1891 is van belang als representatief voorbeeld van een laat 19e-eeuwse concertzaal. Hoewel de gaafheid van het oorspronkelijke ontwerp is aangetast door latere verbouwingen en wijzigingen is het bouwdeel architectuur- en bouwhistorisch van waarde als fysiek restant van het 19e-eeuwse sociëteitscomplex.
- De Buitensociëteit vormt een historisch waardevol stedenbouwkundig ensemble met de villabebouwing en geschakelde herenhuizen aan de Coehoornsingel (en Burg. Dijckmeesterweg), ontstaan door de bebouwing van de vrijkomende vestinggronden na de slechting van de vestingwerken in het derde kwart van de 19e eeuw. Het planmatige aspect van de woonbebouwing komt tot uitdrukking in de strakke rooilijnen en een hoge mate van uniformiteit in architectuur, nokhoogte en type dakbedekking.
- De historisch-stedenbouwkundige waarde van de Buitensociëteit is sterk gereduceerd door de nieuwbouw en recente uitbreiding van de Hanzehof. Het oude sociëteitsgebouw is in het straatbeeld ondergeschikt geraakt aan de nieuwbouw.
aanbevelingen
Op grond van bovenstaande waardering is het voor het onderzoeksgebied voor de hand liggend om bij toekomstige veranderingen in te zetten op behoud en consolidatie van de historisch gegroeide hoofdstructuur, gevormd door de vestingwerken (Lunetten van Coehoorn), de spoorlijn en het historische stratenpatroon.
- Het contrast tussen de voormalige vestingwerken/park en de lage gronden in het buitengebied versterken door spaarzaam te zijn met opgaande beplanting aan de oostzijde en rondom de Hanzehal.
- Het contrast tussen Buitensociëteit en Slingerbos verzachten door groen en (historisch) rood weer met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld door hoogwaardig plantsoen direct rondom het gebouw.
- Het Slingerbos opknappen, onder andere door de relatie met het Sidneypark te versterken (ruimtelijk en logistiek), de oeverbeplanting voor een deel te verwijderen, stobbes (met paddestoelen) te verwijderen en heestervakken op te schonen en te vernieuwen.
- Het Walraadsplantsoen weer inrichten als groenstrook tussen Coehoornsingel en spoorlijn.
- De zichtas vanaf de Coehoornsingel op de hoofdentree van de Buitensociëteit herstellen.