Tijdbeeld

Advies en waardering

samenvatting bouwgeschiedenis
Bij recente sloopwerkzaamheden kon in het leeg staande pand Kamperstraat 36 in Zwolle een groot stuk van de 14e eeuwse stadsmuur waargenomen worden. Ter hoogte van dit huis stond tot de sloop in 1772 de Kamper binnenpoort. Ook van de muur die de binnenpoort verbond met de later gebouwde buitenpoort bleken nog herkenbare resten bewaard te zijn. Lange tijd werd aangenomen dat alle sporen van de Kamperpoort verdwenen waren, de vondsten zijn daarom uniek en van grote historische waarde. 

In de 14e eeuwse stadsmuur was aan het eind van de Kamperstraat een eenvoudige stadspoort opgenomen, de Kamper- of Voorsterpoort.  Als in de 15e eeuw de vuurkracht en effectiviteit van geschut toeneemt neemt de kwetsbaarheid van de vestingwerken toe en zijn versterkingen en voorwerken noodzakelijk.  In de stadsgracht bouwde men tegelijk met de aanleg van een voorwal een nieuwe buitenpoort, die in de vorm van een zogenaamde barbacane met hoge muren verbonden werd met de binnenpoort.
Aan het begin van de 17 eeuw werd de buitenpoort opgenomen in de met bastions gemoderniseerde vestingwerken van de stad.  Tegen de binnen- en buitenzijde van de stadsmuur kwam vanaf die tijd steeds meer bebouwing te staan. Aan de noordzijde van de Kamper binnenpoort, tegen de buitenzijde van de stadsmuur en aan de rand van de binnengracht, stond waarschijnlijk in de 17e eeuw al een stal en washuis. 

De in bouwvallige staat verkerende Kamper binnenpoort werd in 1772 afgebroken. In de jaren daarna werd ter plaatse een ondiep huis met een merkwaardig vormgegeven lessenaardak gebouwd. Dit huis kwam met  de achterzijde tegen de hoge barbacanemuur te staan en is nu het voorste deel van het huidige pand Kamperstraat 36.
Na het opheffen van de vestingstatus van de stad sloopte men in 1814 ook de de Kamper buitenpoort en de nog bestaande verbindingsmuren. Het ondiepe voorhuis van Kamperstraat 36 werd vervolgens verbonden met de achterliggende stal en washuis, dat met een verdieping verhoogd werd. Daarvoor moest een grote opening in de ter plaatse nog bestaande barbacanemuur gemaakt worden. 

Aan het eind van de 19e eeuw had het stadsbestuur de wens om de nieuwe entree van de stad aan het eind van de Kamperstraat zo breed mogelijk te maken. In 1876, bij de bouw van het huidige café de Pul op nummer 38, stelden Burgemeester en Wethouders als voorwaarde dat rekening gehouden moest worden met de toekomstige verbreding van de straat.  De nieuwe voorgevel moest daarom een stuk achter de bestaande rooilijn opgetrokken worden, een situatie die tot op vandaag bleef bestaan. Latere pogingen om ook bij het huis op de hoek met de Korte Kamperstraat de rooilijn een stuk terug te leggen lukten niet. 

waardering
De cultuurhistorische waardering van Kamperstraat 36 in Zwolle is onderverdeeld in een aantal deelwaarderingen. Daarnaast zijn de fasering en waardering visueel gepresenteerd op ingekleurde plattegronden. De faserings- en waarderingsplattegronden zijn onder het tabblad bijlage in hogere resolutie te downloaden.

ensemble waarden en stedenbouwkundige waarden

  • het huis Kamperstraat 36 is van groot belang vanwege de situering op de plaats waar de voormalige Kamper binnenpoort en de stadsmuur op elkaar aansloten en de afleesbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse.

architectuurhistorische waarden

  • het voorhuis van Kamperstraat 36 is architectuurhistorisch van belang vanwege de vormgeving van de kap van het voorhuis en de westelijke topgevel en de positionering daarvan in een complexe stedenbouwkundige en bouwkundige context.
  • het voorhuis is tevens van belang vanwege de vormgeving en latere modernisering van de voor- en linker zijgevel. 

bouwhistorische waarden

  • de bewaard gebleven stadsmuur en de resterende delen van de voormalige barbacanemuur zijn van groot belang vanwege de betekenis voor de omvang en ontwikkeling van de stedelijke verdedigingswerken ter plaatse en verder vanwege de  latere transformatie daarvan als onderdeel van de bebouwing ter plaatse.
  • de stadsmuur en de voormalige barbacanemuur zijn van belang vanwege de bouw- en ontstaansgeschiedenis zoals die volgt uit de toegepaste baksteenformaten, het metselverband en de in het muurwerk opgenomen overkragingen, bouwsporen en aansluitingen. 
  • van het achterhuis zijn van belang het muurwerk aan de voormalige binnengracht, de daarin opgenomen bouwsporen en de (eiken) balken van de verdiepingsvloer. 
  • van het voorhuis zijn van belang de enkelvoudige verdiepings- en zolderbalklaag.

waarden vanuit de gebruikshistorie 

  • de bewaard gebleven stadsmuur en de resterende delen van de voormalige barbacanemuur zijn van groot belang vanwege de betekenis voor het functioneren van de stedelijke verdedigingswerken ter plaatse en verder vanwege de afleesbaarheid en betekenis van moderniseringen en het latere verval daarvan. 

Colofon


Kamperstraat 36 in Zwolle
bouwhistorische verkenning met waardestelling
ARCX-rapport nr. 950

© ARCX gepubliceerd op http://www.tijdbeeld.com op 04-07-2018. 

Onderzoek
ARCX monumentenzorg en cultuurhistorie
Bergstraat 41
6981 DB  Doesburg
0313 650190
www.arcx.nl

i.s.m. BELFORT Bureau voor Cultuurhistorie en Monumenten
Stevinlaan 28, 7002 HD Doetinchem
+31(0) 616311843
www.belfortcultuurhistorie.nl

Opdrachtgever: Gemeente Zwolle, afdeling Erfgoed

Onderzoek, veldwerk, tekeningen en foto's: Jacco Vromen en Peter Boer

Archiefonderzoek en rapportage: Peter Boer

De uitgever heeft zijn uiterste best gedaan de rechten met betrekking tot de illustraties te regelen volgens de bepalingen van de Auteurswet. Zij die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, worden verzocht contact op te nemen met de uitgever. 

ARCX aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortkomend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. 

Kamperstraat 36

Zwolle

Introductie

Bij recente sloopwerkzaamheden in het leeg staande pand Kamperstraat 36 in Zwolle zijn muurresten aangetroffen die vermoedelijk behoren bij de voormalige Kamper binnenpoort en de aangrenzende stadsmuur. Ook in de opbouw van het later op deze locatie gebouwde huis zijn verschillende bouwfasen waarneembaar. De bewaard gebleven resten van de al in de 18e eeuw gesloopte stadspoort zijn uniek en van grote historische waarde. Deze vondst moet bij toekomstige bouwplannen bewaard blijven, aan ARCX is daarom gevraagd om het muurwerk te documenteren en een beknopt aanvullend archief- en literatuuronderzoek uit te voeren. De resultaten van dit onderzoek moeten inzicht geven in de de  bewaard gebleven historische structuur en de daarin te onderscheiden tijdlagen. Aan de hand van de conclusies kan bepaald worden welke cultuurhistorische waarden bij de verandering in het geding kunnen zijn en waar ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen.

plan van onderzoek
Het onderzoek heeft zich gericht op de ruimtelijke ontwikkeling van het historische gebouw, het inmeten en documenteren van het bewaard gebleven muurwerk van de laat-middeleeuwse stadsmuur en de rapportage van de onderzoeksresultaten. Het onderzoek heeft zich niet alleen tot de materiële resten in situ beperkt, ook de relatie van de vondst tot de ruimtelijke ontwikkeling van de stad en de historische verschijningsvorm van de verdedigingswerken is belicht. Het onderzoek is opgebouwd uit een aantal onderdelen. Begonnen is met een inventarisatie van de aanwezige gegevens in de literatuur, (archeologische) onderzoeksrapporten en de verschillende archieven. In de verschillende digitale beeldbanken zijn historische afbeeldingen, foto’s en kaarten verzameld.

Vervolgens is ingezoomd op het gebouw, waarbij op grond van zichtbare bouwsporen en in combinatie met de aangetroffen archiefgegevens, de verschillende veranderingen en verbouwingen gedocumenteerd zijn. De vaste interieuronderdelen, decoraties, afwerkingen en delen van de stadsmuur zijn beschreven en in de context van de bouwgeschiedenis geplaatst.  De muren die behoord hebben tot de poort en de aangrenzende stadsmuren werden ingemeten en op schaal op plattegronden, aanzichten en doorsneden uitgetekend. 

Het veldwerk is uitgevoerd in de periode april - mei 2018.

beschrijving
Het onderzochte huis is opgenomen in het huizenblok dat begrensd wordt door de Kamperstraat, Korte Kamperstraat, Jufferenwal /Snorrensteeg en Melkmarkt. Het huis is gebouwd op een smalle rechthoekige plattegrond. Er zijn twee bouwmassa’s te onderscheiden: een ondiep voorhuis met boven een ondiepe kelder twee volledige bouwlagen onder een lessenaardak en aangrenzend achter het voorhuis een rondom ingebouwd achterhuis dat twee bouwlagen telt onder een schilddak. Het achterste deel van de kap is verhoogd en voorzien van een plat dak. 

De twee bouwmassa’s zijn op verdiepings- en zolderniveau gescheiden door een zware muur waarvan de bovenzijde de nok vormt van de kap van het voorhuis.

digitale rapportage
Alle gegevens zijn chronologisch geordend en digitaal gepresenteerd in opeenvolgende vensters in de tijdlijn en voorzien van een waardering op www.tijdbeeld.com. De directe link naar de  rapportage is: http://www.tijdbeeld.com/beveiligd/73/zwolle?token=RBZD5RR2 
Hoewel via de website een PDF-versie van het rapport gegenereerd kan worden, is dit hoofdzakelijk bedoeld als archieffunctie. Tekst en afbeeldingen zijn optimaal te bekijken via bovenstaande link.

Bekijk afbeeldingen

5 afbeeldingen.

13e - 14e eeuw

De nederzetting Zwolle dankt haar ontstaan en groei aan een gunstige ligging en goede bereikbaarheid. De bewoning in de plaats was aanvankelijk hoofdzakelijk geconcentreerd op de zuidelijke oever van het riviertje de Aa. De stichting van een kerk aan het eind van de 10e eeuw en de aanwezigheid van de Hof te Zwolle, een verzamelplaats van door horige boeren aangeleverde landbouwproducten, onderstreepte het belang van de stad in wording. Hof en kerk stimuleerden de vestiging van kooplieden en handwerkers van elders. Na het ontstaan van de Zuiderzee in de 13e eeuw groeide het Zwartewater uit tot een belangrijke doorgangsroute voor handelsgoederen. Via het door de Aa gevoede Zwartewater had Zwolle een eigen ’water toe zeewaerd’. Het handelskwartier lag tussen de Voorstraat en de Melkmarkt, de haven langs de Aa (nu Melkmarkt) deed dienst als overslagpunt. Voor het transport over land lag de nederzetting ook strategisch; de belangrijkste handelsroute vanuit het westen voerde vanaf de Veluwe via het Katerveer over de IJssel naar het centrum van het dorp. De route naar Drente en Twente liep via de Diezerstraat en in zuidelijke richting was het Sallandse achterland bereikbaar.  

Aanvankelijk bleef het zuidelijke deel van de stad, de omgeving van de Kamperstraat en de Koestraat onbebouwd. In het pre-stedelijke Zwolle nam de straat langs de haven, de Voorstraat, een prominente plaats in. De straat, die nu min of meer doodloopt tegen de bebouwing van de Korte Kamperstraat, sloot oorspronkelijk aan op de Mussenhage en verder op de Hoogstraat in de richting van Mastenbroek, Kampen en het Katerveer over de IJssel. [Ten Hove 2004, p 45-56]

stadsrechten
In 1230 ontving de nederzetting Zwolle als dank voor haar loyaliteit en financiële steun in de strijd tegen de opstandige Drenten van bisschop Wilbrand van Oldenburg stadsrechten. De jonge stad kreeg daarbij onder andere het recht om verdedigingswerken aan te leggen in de vorm van ‘grachten en planken of muren’. Door een gebrek aan gegevens is het niet bekend op welke wijze de stad hier invulling aan gaf. De oudste archiefbronnen over de stadsmuur en de daarin opgenomen torens en poorten dateren pas van een eeuw later.
Het noordelijke deel van de stad was al voor 1300 omgeven met een stenen stadsmuur, waarvan bij de Broerenkerk bij een archeologische opgraving op de oever van de Kleine Aa de fundering is teruggevonden. Over de wijze waarop de zuid- en de westzijde van de stad aanvankelijk beschermd was is niets bekend. 

stadsmuur
De stadsmuur ter hoogte van de Korte Kamperstraat dateert uit het begin van de 14e eeuw. Van deze muur bleven delen bewaard omdat die ingebouwd raakten door huizen die later tegen de binnen- en de buitenzijde van de muur gebouwd werden. Ook het achterhuis van het onderzochte huis Kamperstraat 36 is tegen de stadsmuur gebouwd, die hier over de gehele hoogte nog waarneembaar is. Bij eerder bouwhistorisch onderzoek aan de Korte Kamperstraat kon de stadsmuur ook waargenomen worden, maar nog nooit zo’n groot en compleet stuk. De muur is opgebouwd uit bakstenen met het formaat 26 x 12,5 x 6-6,5 cm met een 10-lagenmaat van 81 cm die verwerkt zijn in zowel staand- als kruisverband. Bij een archeologisch onderzoek in 2002 op het perceel Korte Kamperstraat 16-18 is de fundering van deze stadsmuur aangetroffen, die ter plaatse met ongeveer dezelfde bakstenen opgebouwd was. [Klomp 2005, p.162]. Uit 1853 bleef een door metselaar I. Niemar Hors gemaakte schets met enkele maten bewaard die hij bij de sloop van de in deze muur opgenomen Drakentoren (ter hoogte van Korte Kamperstraat 24) maakte. De stadsmuur was ter plaatse 11,5 m hoog en bijna 3,5 m dik. De weergang lag op 9 m hoogte en was 2,90 m breed. [Hoefer 1911, p. 55]

Uit 14e eeuwse bronnen is bekend dat in het zuid-westelijke deel van de stadsomwalling enkele poorten opgenomen waren. Aan het einde van de Voorstraat, ter hoogte van het grote huis Korte Kamperstraat 10, wordt aan het eind van de 14e eeuw de Hanenpoort genoemd. Dit was een smalle doorgang of een kleine poort die toegang gaf tot een ‘stadswerve’, een loswal langs de buitenzijde van de stadsmuur. Tussen de poort en het water van de stadsgracht lag een weg van acht voeten breed. Omstreeks 1500 werd deze poort afgebroken en vervangen door een muurtoren, later de ‘Organistentoren’ genoemd.
Aan het eind van de Luttekestraat stond de Luttekepoort of Luttike Koeningspoort. De Koeningspoort wordt in de bronnen in 1393 en 1486 genoemd. Onduidelijk is of bij deze poort een brug over de stadsgracht lag of dat de overzijde met een veertje bereikt kon worden. In de stadsrekening van 1406 zijn posten opgenomen voor het openen en sluiten van deze poort. In 1531 is buiten de poort de Kruittoren gebouwd waarna de poort haar functie verloor. De Luttekepoort en de Kruittoren zijn in 1810 gesloopt. [Hoefer 1911, p. 60]

Kamperstraat
Van de Kamperstraat mag aangenomen worden dat deze in de 14e eeuw nieuw aangelegd is, in de periode tussen 1353 en 1389 worden hier enkele grote stenen huizen gebouwd. [De Vries 1998, p. 13] De benaming Kamperstraat werd overigens pas in de 17e eeuw ingevoerd, daarvoor werd de belangrijkste hoofdstraat in dit stadsdeel Voor(ster)straat genoemd, naar het buiten de stad gelegen buurtschap en kasteel Voorst dat uit de 12e eeuw dateert. Verwarrend is dat ook de stadswijk de naam Voorsterstraat draagt en dat in laat-middeleeuwse transport- en beleningsakten niet altijd duidelijk is of een specifieke straat of de gehele wijk bedoeld wordt. Verder worden in de bronnen zowel een Olde als Nije Voerstrate genoemd, met Nije Voerstrate bedoelde men de huidige Kamperstraat en de Olde Voerstrate had betrekking op de huidige Voorstraat, die dus de oudste rechten op deze naam bezat. [De Vries 1998, p. 15-16]

Aan het einde van de Kamperstraat stond de Kamper- of Voorsterpoort, bestaande uit een binnen- en een buitenpoort. De binnenpoort had een rechthoekige plattegrond zonder torens. De poort sloot met de zijgevels direct aan op de stadsmuur en stak daar een flink stuk bovenuit. De Voersterpoort wordt in 1364 voor het eerst in de bronnen genoemd.  De eenvoudige rechthoekige plattegrond van zowel de Lutteke als de Kamper binnenpoort wijst mogelijk op een vroege oorsprong. Tegen eenvoudige handwapens en mechanische schiet- en slingerwerktuigen als blijden en katapulten boden deze verdedigingwerken voldoende weerstand. Als in de 15e eeuw de vuurkracht en effectiviteit van geschut toeneemt neemt de kwetsbaarheid toe en zijn versterkingen en voorwerken noodzakelijk. 

Hoewel concrete archiefbronnen ontbreken kan uit de bouwhistorische data afgeleid worden dat de stadsmuur ter hoogte van de Korte Kamperstraat enkele decennia later opgetrokken is dan de muur langs de noordelijke stadsrand. Of en zo ja op welke wijze het zuidwestelijke deel van de stad in de 13e eeuw verdedigd werd blijft giswerk. Vanaf het begin van de 14e eeuw stond langs de Korte Kamperstraat een stadsmuur met daarin twee stadspoorten, de Hanenpoort ter hoogte van de Voorstraat en de Kamperpoort aan het eind van de Kamperstraat. Mogelijk liep aanvankelijk de hoofdtoegang tot dit stadsdeel net zoals in de periode voor de stadsrechtverlening nog via de Voorstraat en de Hanenpoort. Na de voltooiing van de stadsmuur en de bouw van huizen aan de Kamperstraat verschoof deze functie zuidwaarts en werd de Kamperpoort de nieuwe stadsentree aan deze zijde.

...
10 afbeeldingen.

15e - 16e eeuw

Op de kaart die Jacob van Deventer omstreeks 1560 in opdracht van het Spaane Hof van de stad maakte is te zien dat de gehele zuidrand, tussen de Hout- of Kruitmakerstoren bij het huidige Ter Pelkwijkpark en het Rodetorenplein, voorzien was van een aarden voorwal die in de stadsgracht lag. De aanleg van deze extra verdediging wordt door Hoefer gekoppeld aan de bouw van de Buiten Kamper- of Voorsterpoort in 1488. Dit jaartal is gebaseerd op vermeldingen in de stadsrekening in 1487 waarin gewerkt wordt aan het ‘Nye werck oever Voesterpoerte’ en dat ‘geheyet en gheeset’ is ‘die nye  toerne voir Voirsterpoirte’ en de vele uitgaven, waar onder ‘blauwes steens’ die in Deventer gekocht werd ‘totter nyer Voesterpoerte’  

Kamperpoort
Van de Kamperpoort in haar nieuwe gedaante zijn een groot aantal historische afbeeldingen bekend, de vroegste op de 16e-eeuwse vogelvlucht plattegrond van de stad door Braun en Hogenberg en uit het begin van de 17e eeuw een tweetal door de bekende schilder Gerard ter Borch gemaakte schetsen van de buiten- en de binnenzijde van de buitenpoort. Latere afbeeldingen van de poort uit de 18e eeuw laten een overeenkomstig beeld zien.
De buitenpoort was opgebouwd met aan weerszijden van de poortdoorgang twee zware gedrongen ronde torens, aan de bovenzijde afgesloten met een overkragend rondboogfries. De torens zijn niet voorzien van spitsen, maar vlak beeindigd; op iedere toren staat een traptorentje. Het middelste deel (boven de doorgang) is verhoogd en voorzien van een dwarsgeplaatst zadeldak.  De ronde torens staan in de buitengracht, op een gemetseld bruggehoofd sluit de houten brug in de richting van de Hoogstraat aan, waarin een ophaalbrug is opgenomen. 

De prenten door Ter Borch, maar ook latere weergaven, geven sterk de indruk dat het bovenste deel van de toren later toegevoegd is. Boven de uitkragende borstwering van de torens groeien gras en struiken en het geheel heeft gedrongen verhoudingen waarbij het hoge middendeel vreemd afsteekt. Het is zeker niet ondenkbaar dat de onderbouw van de buitenpoort veel eerder tot stand kwam en dat de torens boven de uitkragende borstweringen oorspronkelijk voorzien waren van steile spitsen. De bouwactiviteiten van 1487 zouden in dat geval betrekking kunnen hebben op het verlagen van de bestaande poort, het aanbrengen van twee traptorens en het verhogen van het deel boven de doorgang. Mogelijk zijn in dezelfde periode de torens van de buitenpoort met twee hoge flankmuren verbonden met de binnenpoort zodat een geheel gesloten voorwerk in de vorm van een zogenaamde barbacane ontstond. Op de door Ter Borch gemaakte prent van de binnenzijde van de buitenpoort is de aansluiting van de barbacane muren op de twee torens goed te zien. De muren met overdekte weergangen sluiten niet symmetrisch aan op de ronde torens, dit vormt mogelijk een extra argument voor de latere realisatie daarvan. 

Poorten met een voorwerk in de vorm van een barbacane kwamen in de late middeleeuwen vaker voor. In Utrecht bijvoorbeeld was de Weerdpoort in het zuidelijke deel van de stadsmuur uitgevoerd met een voorpoort die met flankmuren in de vorm van een barbacane met de oudere binnenpoort verbonden was. Op een prent uit 1670 is te zien dat de Utrechtse situatie opvallende overeenkomsten vertoont met de Zwolse Kamperpoort.
Als de Kamper buitenpoort al (ruim) voor 1487 bestond, dan was tussen de aanleg van de voorwal en de bouw van de buitenpoort zeker geen noodzakelijk verband. De buitenpoort kan aanvankelijk ook zonder deze wal gefunctioneerd hebben, bijvoorbeeld in combinatie met een (bedekte) brug naar de binnenpoort. In dat geval is het goed denkbaar dat de werkzaamheden van 1487 betrekking hadden op het aanpassen van de Kamper Buitenpoort en de bouw van flankmuren tussen de binnen en de buitenpoort, al dan niet tegelijkertijd met de aanleg van de voorwal ter plaatse. Deze voorwal was tussen de Luttekepoort en de Kamperpoort voorzien van een stenen keermuur, het deel tussen de Kamperpoort en het Rodetorenplein  was geheel in aarde uitgevoerd en werd pas in 1583 versterkt met een stenen keermuur [Ten Hove 2011, p. 35].

barbacanemuren
Een deel van de noordelijke muur tussen de buiten- en de binnenpoort bleef op verdiepings- en zolderniveau van Kamperstraat 36 bestaan. Deze muur was tussen de poorten 1,65 m dik en de weergang lag op 5,5 m. Ter hoogte van de binnenpoort sloot deze de muur in de vorm van een 30 cm dikke klampmuur aan op de stadsmuur. Samen met de koude aansluiting van deze  klamp op het metselwerk van de stadsmuur vormen dit duidelijke aanwijzingen dat deze barbacanemuren later toegevoegd moeten zijn. 

Aan de buitenzijde van de barbacanemuur is ter hoogte van de weergang met een bloktand een overstek aangebracht, ter plaatse van de voormalige binnenpoort was deze tand enkele decimeters hoger aangebracht. Het achterste deel van de linker bouwmuur van het voorhuis van het onderzochte huis wordt gevormd door een restant van de barbacanemuur. Ook aan de buitenzijde bleef een stukje van deze muur bewaard dat de aansluiting vormt tussen nummer 36 en het naastgelegen cafe op nummer 38. Deze muur is grotendeels opgebouwd uit bakstenen afkomstig van sloop, er zijn verschillende formaten en veel gebroken bakstenen verwerkt. De bakstenen schil aan de buitenzijde is afgewerkt met op formaat uitgesorteerde bakstenen, ook afkomstig van sloop.

...
4 afbeeldingen.

17e eeuw

De binnengracht achter de voorwal ter hoogte van de Korte Kamperstraat was tot het begin van de 17e eeuw nog bevaarbaar, de gracht was volgens de stadplattegrond van Jacob van Deventer uit ongeveer 1560 ter hoogte van het Rodetorenplein verbonden met de voorgracht en het Zwartewater. De aanname door zowel Klomp als ten Hove dat de waterpartij tussen de middenwal en de stadsmuur al aan het eind van de 16e eeuw gedempt moet zijn lijkt onwaarschijnlijk. Na de modernisering van de vestingwerken in het begin van de 17e eeuw werd de gracht afgesloten, maar op zowel de stadsplattegrond van Blaeu uit het midden van de 17e eeuw als de kaart van de stedelijke vestingwerken uit 1739 is te zien dat de binnengracht nog gevuld is met water. 

stal en washuis
Op de kaart van Blaeu staat aan de zuidzijde van de barbacane, tegen de stadsmuur op de ondiepe wal en aan de rand van de binnengracht voor de stadsmuur bebouwing getekend. Het lijkt om ondergeschikte bebouwing te gaan, mogelijk in 1799 omschreven als een ‘stal en een washuis tot achter aan de Jufferenwal’  die bewoond werd door A. Nilant.
Op de beschreven plaats staat in de huidige situatie het achterhuis van Kamperstraat 36. De linker bouwmuur daarvan bevat op de begane grond een tweetal hoge vensters en een dichtgezette deuropening. De verdiepingsbalklaag is voor een deel opgebouwd uit eiken balken, die samen met het metselwerk van de linker gevel nog goed uit de 17e eeuw zou kunnen dateren. Dat dit oorspronkelijk verdiepingloze bouwsel op de rand van de binnengracht gebouwd werd is verder goed afleesbaar aan de behoorlijke verzakking van de linker bouwmuur. Deze muur vormde oorspronkelijk de gevel aan de binnengracht en deze is ten opzichte van de veel diepere gefundeerde stadsmuur aan de andere zijde zeker 20 cm verzakt.

modernisering vestingwerken
In het begin van de 17e eeuw werden de verdedigingswerken van de stad aan de hand van een door de Stadhouder opgesteld en door de Staten-Generaal goedgekeurd bestek voorzien van aarden bastions en een bredere stadsgracht. De middeleeuwse stadsmuur bleef aanvankelijk intact als laatste barriere, de bestaande stadspoorten werden opgenomen in de nieuwe werken. Het bastion ter hoogte van het Rodetorenplein, het huidige Maagjesbolwerk en het Eekwalbolwerk werden verbonden met een onderwal of fausse-bray, ongeveer op de plaats van de aarden voorwal in de oude stadsgracht. 

Het deel ten noorden van de Kamperpoort krijgt de 17e eeuw analoog aan het aangrenzende bolwerk de naam Jufferenwal. Deze wal was bijna 6 meter hoog en een kleine 10 meter breed en aan de grachtzijde versterkt met een stenen keermuur [Ten Hove 2011, p.65]. De Jufferenwal was toegankelijk via een poortje aan het einde van de Melkmarkt en aan het andere eind via een doorgang in de noordelijke barbacanemuur van de Kamperpoort.

...
3 afbeeldingen.

18e eeuw

In de 18e eeuw werd de defensieve betekenis van de vesting Zwolle steeds minder, ook het onderhoud van de verdedigingswerken stond op een laag pitje. Hoewel het verboden was om de stadswallen voor andere doelen te gebruiken bleek in 1767 dat de Jufferenwal in gebruik was bij een negental plaatselijke mandemakersbazen, die hier hun los- en opslagplaats hadden voor twijgen [Ten Hove 2011, p. 67]. De ruimte boven de Kamper Binnenpoort werd als woning door de stad verhuurd.

sloop Kamper Binnenpoort
Omdat de poort in een bouwvallige toestand verkeerde besloten de Schepenen van de stad op 29 mei 1772 om de binnenpoort af te breken. Hun volledige besluit luidde als volgt:
‘Op het nader geproponeerde door de Heren Schepenen ten vergaderinge gedaan wegens de slegte en bouwvallige situatie van de binnen Camperpoort en aan omtrent twee concepten om in het werk te acteren hebben voorgeslagen en goedgevonden het ene van dien te verkiezen en dientengevolge te verstaan de woninge van de binnen Camperpoort benefens de boog van deselve zal worden afgebroken en afgebikt zonder deselve wederom op te bouwen maar aan beide zijden met en nefens de stadsmuiren tot aan en met de buitenpoort in sodanige goede ordre te brengen en voor het oog aanzienlijk te maken als bevonden dat worden te behoren.’ [HCO, 0700-92]

Dit besluit moet gelezen worden in de context dat de Zwolle nog steeds een gesloten vestingstad was. Door de binnenpoort af te breken en de de barbacanemuren tussen de stadsmuur en de buitenpoort te handhaven bleef de toegang tot de stad via de buitenpoort controleerbaar. Gedachte achter dit besluit was ongetwijfeld de op handen zijnde opheffing van de vestingstatus, zoals die op 13 februari 1789 ook geëffectueerd werd. Omdat de barbacanemuren tussen de buiten- en de binnenpoort niet in verband gemetseld waren met de gevels van de binnenpoort, maar als een klamp los voor de zijgevel stonden, was het relatief eenvoudig om de binnenpoort te slopen en deze verbindingsmuren te laten staan. Er was nog een andere reden om deze muren niet af te breken, uit verschillende transportacten uit o.a. 1747, 1775 en 1791 blijkt dat ‘tussen de beide Camperpoorten’ destijds woningen stonden. Dit moeten eenvoudige, zeer ondiepe en waarschijnlijk verdiepingloze huisjes geweest zijn die met de achterzijde tegen de barbacanemuren stonden. 

nieuwboow ter plaatse van de binnenpoort
Na de sloop heeft het waarschijnlijk niet lang geduurd totdat ook op de plek van de gesloopte binnenpoort aan de noordzijde van de straat een ondiep huis gebouwd werd. Op een foto van de Kamperstraat gemaakt omstreeks 1880 is te zien dat tegen de barbacanemuur ter plaatse van de het huis op de hoek van de Korte Kamperstraat (Kamperstraat nr 34) en het huidige pand Kamperstraat 36 een ondiep huis met twee bouwlagen en een lessenaardak tegen de barbacanemuur gebouwd werd. Dit huis kreeg merkwaardig vormgegeven halve in- en uitzwenkende topgevels.

...
7 afbeeldingen.

19e - 20e eeuw

Nadat een jaar eerder twee voorbijgangers door een vallend stuk metselwerk van de borstwering dodelijk verongelukt waren, werd de Kamper Buitenpoort in 1814 grotendeels gesloopt. Van de poort bleef het deel van de torens tot aan de aanzet van de gewelven overeind staan, de rest werd afgebroken. Van deze situatie maakte de Zwolse naïeve schilder Cornelis Felix een schilderij. In 1817 werd de opening met een nieuwe boog afgesloten. In 1834 maakte men ter plaatse nog meer ruimte door ook de nog resterende verbindingsmuren tussen de voormalige binnen- en buitenpoort op te ruimen.
Omdat de hoek van de Kamperstraat en de Korte Kamperstraat ter plaatse van de voormalige binnenpoort inmiddels bebouwd was, bleef de barbacanemuur hier bewaard als achter- en zijgevel.

verbreding van de Kamperstraat
In 1876 werd het huis op de hoek van de Kamperstraat en de Jufferenwal vernieuwd. Daarbij stelden Burgemeester en Wethouders als voorwaarde dat rekening gehouden moest worden met de toekomstige verbreding van de straat. Om die reden verrees de voorgevel van Kamperstraat 38 een stuk achter de bestaande rooilijn, een situatie die tot op heden bleef bestaan. Als in 1895 architect H. van Dijk namens G.A. Korpershoek verzoekt om bouwvergunning te verlenen voor het verbouwen van het huis aan de andere zijde van dit blok, op de hoek van de Korte Kamperstraat en de Kamperstraat (nr 34), dan wordt deze vergunning op advies van gemeentearchitect J.L. van Essen geweigerd. Men hield vast aan de eerder voorgenomen verbreding van de straat en stond bouwen in de bestaande rooilijn niet toe, ondanks dat het tussenliggende pand Kamperstraat 36 dan vooruit zou blijven springen. Het stadsbestuur anticipeerde daarbij  ‘dat deze omstandigheid bij een eventuele verbouwing van dat perceel kan worden weggeruimd’ [HCO, bouwvergunning dd 7 september 1895, nr 1836].

Korpershoek legt zich niet bij deze situatie neer en dient een jaar later opnieuw een verzoek voor een bouwvergunning in. Het nieuwe plan betreft het verhogen van het hoekhuis, het aanpassen van de kapvorm en het aanbrengen van een winkelpui, eea volgens overlegde tekening.  Merkwaardig genoeg zijn de eerder bestaande bezwaren nu niet meer van toepassing en konden de werkzaamheden als aangevraagd uitgevoerd worden. 

verbouwing van Kamperstraat 36
Uit 1908 bleef een bouwaanvraag voor het onderzochte huis Kamperstraat 36 bewaard. De tekening is in opdracht van H.S. Wolff uitgewerkt door architect M. Meijerink. Op de getekende bestaande toestand is te zien dat achterhuis - de voormalige stal en washuis - inmiddels ook met een verdieping  verhoogd was. Dit heeft waarschijnlijk plaatsgevonden na de bouw van de linker belending in 1876.  Voor- en achterhuis zijn vervolgens op de begane grond en de verdieping met elkaar verbonden. Deze verbindingen werden gemaakt door op de begane grond en de verdieping grote openingen te maken in de voormalige barbacanemuur, die de beide delen van oudsher van elkaar scheidde. Op de begane grond was in 1908 de barbacanemuur voor het grootste deel al uitgebroken, de verdieping bevatte een grote boogopening in de muur die aan het eind van de 19e eeuw gemaakt zal zijn. 

Opvallend is dat de zolder aan de voorzijde, het deel onder het lessenaardak aan de straat, geen deel uitmaakte van het huis van Wolff. Deze zolder was alleen toegankelijk vanuit het hoekhuis aan de rechter zijde, een situatie die tot op heden zo bleef. 

Het bouwplan uit 1908 bestond in hoofdzaak uit het vernieuwen van de winkelpui en het moderniseren van de woning door het maken van een nieuwe indeling op de begane grond en de verdieping. De kap van het achterhuis zou vervangen worden door een afgeplat schilddak met aan de achterzijde een verhoogd deel onder een plat dak.  Deze werkzaamheden zijn niet geheel volgens plan uitgevoerd; de winkelpui en de nieuwe kap zijn niet uitgevoerd, de verhoging onder een plat dak op zolderniveau en de nieuwe indeling werden voor het grootste deel wel gerealiseerd. 

In de destijds tot stand gekomen situatie veranderde daarna niet veel meer, behalve dat men de zolderbalklaag van het achterhuis verwijderde en dat recentelijk het grootste deel van de indeling geheel gestript werd. 

...