Advies en waardering
De Grote kerk in Elst is gebouwd op de plaats van twee Romeinse tempels uit de 1e en 2e eeuw. Op de ruïnes van deze tempels werd in de 8e eeuw een romaanse kerk gebouwd die waarschijnlijk in de 10e eeuw vergroot en verbouwd werd. Voor de verering van de relieken van St. Werenfried was onder het koor een crypt aangelegd. De romaanse kerk werd in de 14e eeuw uitgebreid met een sacristie en een doopkapel. In de 15e eeuw transformeerde men de kerk tot de huidige gotische kerk en werd de toren gebouwd. Een brand verwoestte in 1701 de doopkapel. Oorlogsgeweld aan het eind van 1944 veranderde de kerk in een ruïne waarvan alleen nog de buitenmuren en de toren overeind stonden. In de periode na 1947 vond een ingrijpende restauratie/wederopbouw plaats. Voorafgaand hieraan verrichtte de ROB grootschalig archeologisch onderzoek in de kerk. De ontdekte funderingen van Romeinse tempels en voorgangers van de huidige kerk bleven onder de huidige kerkvloer behouden.
Waardering
De cultuurhistorische waardering van de Grote Kerk is onderverdeeld in een aantal deelwaarderingen. Daarnaast wordt deze voor wat betreft het bovengrondse deel van de kerk visueel gepresenteerd op een ingekleurde waarderingsplattegrond.
algemene historische waarden
De Grote Kerk en de plek waarop deze gebouwd is vormt vanaf de late ijzertijd tot op heden het religieuze centrum van het dorp. In historisch opzicht verwijzen met name de restanten van de voorgangers van de huidige kerk op tastbare wijze naar de opkomst van het christendom in deze streken en het missiewerk dat door (Ierse) predikers in de 8e eeuw verricht is. De bewaard gebleven onderdelen van de crypt en buitencrypt zijn van betekenis vanwege directe verwijzing naar de verering van St.Werenfied en het belang van de kerk van Elst als middeleeuwse bedevaartplaats.
De wederopbouw van de grotendeels verwoeste dorpskerk van Elst is van belang in de context van de wederopbouw van ons land na de Tweede Wereldoorlog en meer specifiek als voorbeeld van herstel van het belangrijkste historische gebouw in een gebied met grootschalige verwoestingen. De kerk is van betekenis als historisch ‘landmark’ dat destijds de nieuw vorm te geven toekomst op tastbare wijze verbond met het verleden. Als zodanig vertegenwoordigt de kerk een hoge algemene historische waarde.
stedenbouwkundige waarden
De kerk is niet alleen als historisch gebouw van grote waarde, maar vormt ook in stedenbouwkundig opzicht het voornaamste en meest dominante oriëntatiepunt van het oude centrum. Door de ligging, omvang en grootte ervaart men het kerkgebouw als belangrijkste gebouw van het dorp. Het markeert verder het centrum van de oude dorpsstructuur die bij de naoorlogse wederopbouw een geheel nieuwe gedaante kreeg. De kerk heeft nog altijd een sterke relatie met de direct aangrenzende buitenruimte, die vanouds was ingericht als begraafplaats. De karakteristiek van het kerkhof is in materiële zin behoorlijk gewijzigd maar ruimtelijk nog zeer herkenbaar.
architectuurhistorische- en bouwhistorische waarden
De bouwgeschiedenis van het bovengrondse gotische deel van de Grote Kerk was tot 1944 nog goed afleesbaar met daarin een aantal dominante perioden. Van het ondergrondse verleden en de voorgangers van de huidige kerk was tot dan toe niets bekend. De gebeurtenissen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog hebben deze situatie bijna letterlijk omgedraaid.
Bij de restauratie/herbouw van de kerk is destijds zoveel mogelijk van het historische muurwerk gespaard, daarbij was het echter ook onvermijdelijk dat grote delen vervangen moesten worden en bouwsporen voorgoed verdwenen. Bijvoorbeeld bij de invulling van de vensters en het realiseren van een nieuwe kap moest gekozen worden voor een homogene en historiserende invulling, veelal met moderne of niet authentieke materialen.
Bij de noodzakelijke realisatie van een geheel nieuw interieur is gekozen voor een eenvormig bankenplan, georiënteerd op de lengte-as en uitgevoerd in een traditioneel ambachtelijke stijl. Het orgel en de orgelgalerij zijn in hoofdvorm aangepast bij de historische opbouw van het interieur. Dit nieuwe interieur levert desondanks maar een beperkte bijdrage aan de historische beleving van het gereconstrueerde laat-middeleeuwse kerkgebouw. Daarvoor is de inrichting te homogeen, wat nog versterkt wordt door het ontbreken van directe materiële verwijzingen naar het lange kerkelijke gebruik met de daarbij behorende standsverschillen. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld heren- en magistraatsbanken, rouwborden, grafzerken, een koorafsluiting, kroonluchters, een historisch orgel etc. De herplaatste Amsterdamse preekstoel uit 1793 kan dit gemis maar beperkt compenseren.
De constructie in gewapend beton van de trekbalken en korbeelstellen van de kapconstructie zijn wel zeer representatief voor de periode van ontstaan. Ook de constructie van de vrijdragende kerkvloer met spoorrails als wapening in de betonbalken is in typologisch opzicht karakteristiek voor de naoorlogse periode waarin een chronisch gebrek aan bouwmaterialen bestond.
archeologische waarden
Bij archeologisch onderzoek kort na de Tweede Wereldoorlog en in 2002/2003 zijn de unieke resten van twee Romeinse tempels en voorgangers van de huidige kerk blootgelegd en uitgebreid onderzocht. Dat het om een voor Nederlandse begrippen uiterst zeldzaam monument gaat, mag blijken uit het beperkte aantal opgegraven voorbeelden: uit Nijmegen, Maastricht, Aardenburg, Empel, Kessel en Elst zijn in totaal negen van natuursteen opgetrokken tempels bekend.
In het Nederrijnse gebied (Nederland en het aangrenzende gebied langs de Nederrijn in Duitsland) zijn in totaal 30 Gallo-Romeinse omgangstempels opgegraven, waarvan de tweede tempel van Elst veruit de grootste is [Roymans & Derks 1994, 54]. Überhaupt behoort deze tempel tot een van de grootste ten noorden van de Alpen [Derks 2008]. In Nederland zijn alleen de opgegraven resten van een Romeins tempelcomplex onder hotel Derlon in Maastricht toegankelijk. Het betreft daar echter niet het tempelgebouw zelf, maar de voorhof met de voet van een Jupiterzuil.
De resten in Elst zijn verder, met hun resterende hoogte van 3,3 m voor Nederlandse begrippen ongekend gaaf bewaard gebleven. Min of meer vergelijkbaar zijn de funderingen van de haventempel in Xanten (D), waarvan de funderingen enkele meters hoog zijn. Het is daarmee duidelijk dat de resten van de tempels onder de Grote Kerk in Elst op nationaal gebied ongeëvenaard zijn, en bijzonder voor dit deel van Europa. Het feit dat ze ondergronds liggen, doet daar weinig aan af. Voor bovengrondse bewaard gebleven muurwerk uit de Romeinse tijd dient men honderden kilometers zuidelijker te reizen: in Tongeren (B) zijn delen van de Romeinse stadsmuur boven de grond bewaard gebleven, en de dichtstbijzijnde tempelruïnes staan in Autun (F).
De crypt onder het koor uit de 10e eeuw vormt een zeer belangrijke schakel in de bouwgeschiedenis van de Grote Kerk in Elst. Het vereren van de relieken van St. Werenfried was zeer waarschijnlijk de aanleiding tot het vergroten van de kerk en het bouwen van de crypt (en later de buitencrypt). Zichtbare restanten van romaanse crypten zijn in Nederland zeldzaam. Hoewel de belevingswaarde van overwelfde crypten in bijvoorbeeld de Pieterskerk in Utrecht en de Lebuïneskerk in Deventer groter is, zijn de materiële overblijfselen van de crypt Elst zowel archeologisch als bouwhistorisch bijzonder en waardevol. Speciale vermelding verdienen daarbij nog de vermoedelijk 8e-eeuwse sarcofaag en het graf met skelet naast de crypte dat vermoedelijk uit de 10e eeuw dateert.
Aanbevelingen
Bij het toekomstige (bredere) gebruik van de Grote Kerk in Elst speelt een betere ontsluiting van de ondergronds bewaard gebleven resten een belangrijke rol. Momenteel kunnen deze restanten beperkt bezichtigd worden in een ruimte met beperkte stahoogte en TL-verlichting. Gelet op de internationale allure van de Romeinse tempelresten en het belang van de crypt, zouden hoge eisen gesteld mogen worden aan het zichtbaar maken daarvan.
Daarnaast is er ook behoefte aan een bij het museum behorende presentatie-, tentoonstellings- of introductieruimte. In de huidige situatie worden voorwerpen van het Tempel/kerkmuseum tentoongesteld in vitrines, die tegen de noordmuur in de noordbeuk staan. Omdat hier ook nog toiletten zijn ondergebracht, wordt de doorloop versmald en is de ruimtebeleving van de noordbeuk beperkt.
Er vanuit gaande dat het gebruik van de kerk als gebedsplaats voorop staat, volgen hieronder enkele mogelijke scenario’s.
stahoogte en zichtbaarheid
- Het verhogen van de vloer van het koor. Hierdoor ontstaat in de daaronder gelegen crypt meer stahoogte. Het verdient aanbeveling om hierbij aansluiting te zoeken bij het oudere (gotische) vloerniveau dat enkele decimeters hoger lag.
- Verdiepen van de vloer in de ruimte waarin de tempelresten liggen. Oudere archeologische resten onder de Romeinse tempels zijn waarschijnlijk reeds verwijderd bij de opgraving in 1947, iets dat met behulp van de opgravingstekeningen ter plaatse geverifieerd zal moeten worden. Naar verwachting is hiervoor echter geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Onder de fundering van de cellamuren van tempel II bevindt zich een dicht raster van dennenhouten heipalen, die ongeveer 1,5 m lang zijn. De bovenkant van deze palen ligt op 7.60 m +NAP. (ter referentie: de bovenkant van de huidige vloer van het schip ligt volgens de tekeningen van Pothoven op 12.16 m +NAP). Om de exacte diepte, draagkracht en stabiliteit van de Romeinse funderingen vast te stellen is een een afzonderlijk (bouwkundig) onderzoekaan te bevelen. Het is daarbij van belang om mee te wegen dat de palen gevoelig zijn voor rot bij ontgraving of verlaging van de grondwaterstand.
toegang en presentatieruimte
- Het realiseren van één gecombineerde entree naar de ondergrondse ruimten van de tempelresten en van de crypt. Dit zal de totaalbeleving ten goede komen. Voor wat betreft de locatie van de entree zou de zone tussen schip en koor een belangrijke rol kunnen spelen. Hiervandaan was de crypt oorspronkelijk toegankelijk via doorgangen met trappen. Vanuit cultuurhistorisch perspectief is dit de meest wenselijke oplossing, omdat hierbij wordt aangesloten bij de historische samenhang en routing van de ruimten in de kerk.
De opgravingstekeningen behorend bij het onderzoek van 1947 geven in doorsnede informatie over de bodemopbouw en muurresten in deze zone ongeveer tot aan de onderzijde van de Romeinse funderingen. Om vast te stellen of daadwerkelijk het gehele vlak tot dit niveau onderzocht is, is waarschijnlijk aanvullend archeologisch onderzoek op dit punt noodzakelijk.
De sacristie zou in dit scenario benut kunnen worden als introductie- of presentatieruimte. Bij handhaving van de presentatieruimte in de noordbeuk, zou aandacht besteed moeten worden aan het herstel van de historische ruimtewerking in de vorm van het vrijmaken van de binnenzijde van de noordgevel en het geven van een eigen ruimte en identiteit van de opstelling van het tentoongestelde materiaal en de in de huidige situatie daaraan gekoppelde facilitaire ruimten en bergingenen.
- Het verbinden van de ruimte met tempelresten met een tentoonstellingsruimte in de kerktoren, via een tunnel en/of een bovengrondse trap/loopbrug. Ook hier zal voor ontgravingen en de toegang tot de tempelkelder mogelijk vooraf archeologisch onderzoek plaats moeten vinden, afhankelijk van de omvang van de opgraving in 1947. De grond onder de toren is destijds tot ongeveer 2 m onder de vloer van het torenportaal ontgraven en onderzocht. Bij het aanleggen van een toegang in de toren is het tevens noodzakelijk om een doorbraak in de torenfundering te maken waaraan in cultuurhistorisch en technisch opzicht beperkingen gesteld zullen worden.
- Verbinding van de tempelkelder met een tentoonstellingsgebouw aan de overkant van de Sint-Maartenstraat, via een ondergrondse gang. Archeologisch gezien is dit het meest ingrijpende scenario, aangezien hiermee met zekerheid nog niet onderzochte delen van het tempelcomplex en kerkhof verstoord zullen worden. Voorzien wordt dat een tamelijk kostbare opgraving noodzakelijk zal zijn en dat door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed eisen aan zowel onderzoek als de omvang en locatie van de gang gesteld zullen worden. Indien doorgangen gemaakt moeten worden in funderingen, dan zal daar door de Rijksdienst op zijn minst kritisch naar worden gekeken. Voor het behoud van de eikenhouten heipalen onder de cellamuur van tempel II zullen naar verwachting speciale maatregelen getroffen moeten worden. Vanuit het oogpunt van monumentenzorg heeft deze ingreep een grote impact op bestaande cultuurhistorische waarden. Anderzijds kan de opgraving interessante en mogelijk zelfs opzienbarende nieuwe ontdekkingen opleveren, die een bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid van de nieuwe inrichting.