Tijdbeeld

Advies en waardering

De consistorie van de Grote kerk in Zwolle is gebouwd in de jaren 1682-1688 op de plaats van de kort daarvoor ingestorte laat-middeleeuwse toren. Het interieur van de consistoriekamer is in 1727 in Lodewijk XIV-stijl gemoderniseerd. Aan het eind van de 19e eeuw vonden in het kader van de grootschalige restauratie van de kerk enige herstellingen plaats. 

ensemble waarden

  • het gebouw is cultuurhistorisch en architectuurhistorisch van belang als prominent en onlosmakelijk verbonden bijgebouw van de Grote Kerk.
  • het gebouw is van belang vanwege de situering die verwijst naar de verdwenen toren, die leidend geweest is voor de stedenbouwkundige situatie ter plaatse.
  • het gebouw is van belang vanwege de positieve bijdrage aan het stadsbeeld ter plaatse.

architectuurhistorische waarden

  • het gebouw is van belang vanwege de bijdrage aan  de geschiedenis van de classicistische en barokke architectuur in Zwolle, met name vanmwege het exterieur en de decoratie van de consistoriekamer.
  • het gebouw is van belang vanwege de leidende rol in het bouwproces van de bekende bouwmeester Jan de Jonge en vanwege de bijdrage van een aantal uit archiefbronnen bekende Zwolse ambachtslieden die aan het eind van de 17e en het begin van de 19e eeuw aan het gebouw gewerkt hebben.

bouwhistorische waarden

  • het gebouw is van belang vanwege de herkenbaarheid van de oorspronkelijke verschijningsvorm en indeling en de duidelijke afleesbaarheid van de later aangebrachte decoraties. 
  • het gebouw is van belang vanwege de constructieve opzet, met name de houtconstructies van vloeren en kap die verschillen in uitvoering en materiaalkeuze. Deze verschillen houden waarschijnlijk direct verband met de financiele situatie van de opdrachtgever en de tijdsdruk om het gebouw in gebruik te nemen. Met name de kapconstructie moet in dit verband genoemd worden. De uitvoering in rondhout past zowel in materiele zin als wat betreft het gekozen concept slecht in de bestaande locale typologie. Onbekende omstandigheden tijdens de bouw hebben waarschijnlijk hiertoe geleid. Op grond van de gelijkvormigheid van de eindgevels van het noordelijke en zuidelijke schip, de rondlopende zandstenen kroonlijst, de breedte van de consistorie en de aansluiting van de achthoekige grondvorm op het middenschip, is het denkbaar dat het oorspronkelijk plan uitging van het samenvoegen van de nieuwbouw en het middenschip van de kerk onder een gemeenschappelijke kap. 

waarden vanuit de gebruikshistorie

  • het gebouw is van belang vanwege de continuiteit van het oorspronkelijke gebruik, met name op de eerste verdieping als bestuursruimte van de kerkeraad en de tweede verdieping als balgenzolder van het orgel.

Bijlagen

Klik hieronder op de titel van een PDF of afbeelding om deze te bekijken/downloaden.

Bronnen en literatuur

Colofon

Consistorie van de Grote Kerk in Zwolle
bouwhistorische verkenning
ARCX-rapport 0894

© ARCX 2 oktober 2015

Onderzoek: ARCX Bergstraat 41 6981 DB Doesburg
telefoon 0313 650190    www.arcx.nl

i.s.m. Belfort Cultuurhistorie en Monumenten, Doetinchem.

Opdrachtgever: Stichting Grote Kerk Zwolle

Veldwerk, archiefonderzoek, tekst en foto's: Peter Boer en Jacco Vromen

Historische afbeeldingen: Historisch Centrum Overijssel

ARCX aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Consistorie Grote Kerk

Zwolle

Introductie

Door Van Hoogevest architecten worden momenteel plannen gemaakt voor een breder kerkelijk en niet-kerkelijk gebruik van de Grote Kerk in Zwolle . De cultuurhistorische waarde van de kerk speelt een

belangrijke rol bij deze plannen. Vanwege de status van rijksmonument worden hoge eisen gesteld aan de noodzakelijke bouwkundige aanpassingen. Eind 2014 is door ARCX een bouwhistorische quickscan opgesteld die op hoofdlijnen inzicht geeft in de ruimtelijke ontwikkeling van het gebouw, inclusief de daarbij behorende vaste inrichting. Met betrekking tot de aan het eind van de 17e eeuw gebouwde consistoriekamer bestaat thans meer behoefte aan gedetailleerde informatie waar de bestaande situatie  zoveel mogelijk geconsolideerd dient te worden en waar ruimte is voor nieuwe invullingen. 

Deze achthoekige aanbouw werd gebouwd in de periode 1686-1688 op de plaats van de toren, die in 1682 definitief was ingestort en in zijn val een deel van het westelijk muurwerk van de kerk meenam. Het onderzoek moest inzicht geven in de bouwhistorische waarde en de betekenis van met name de kapconstructie in de historische context van het bouwdeel en het kerkgebouw. 

Daarvoor is de kapconstructie bekeken en gefotografeerd. Het onderzoek heeft zich daarnaast hoofdzakelijk gericht op het uitvoeren van archiefonderzoek in het Historisch Centrum Overijssel (HCO) in Zwolle. Hier zijn allereerst bronnen te vinden over het herstel van de kerk na de torenval in 1682. Daarnaast zijn in het HCO ook de 18e-eeuwse financiële administratie van de kerkmeesters en de cameraars (stadsrekeningen) geraadpleegd en geanalyseerd. Verder zijn de archiefstukken met betrekking tot de bouw en levering van een nieuw orgel bestudeerd. Hoewel de onderzoeksvraag zich toespitste op de kapconstructie, is bij het onderzoek het gebouw zoveel mogelijk als geheel bekeken ten einde inzicht te krijgen in welke periode het rijk gedecoreerde interieur tot stand gekomen is. Namens het kerkbestuur is voorafgaand aan het onderzoek in eigen beheer door Rick Schouten al een aantal relevante archiefstukken opgevraagd en geordend. Deze gegevens zijn bij ons onderzoek betrokken.

De consistoriekamer is bezocht op 9 juni en op 29 september 2015. 

beschrijving

De consistorie is gebouwd op een in hoofdopzet achthoekige plattegrond en telt drie bouwlagen onder een flauw hellend dak. De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk met op de hoeken pilasters. De gevels worden aan de bovenzijde afgesloten met een geprofileerde zandstenen kroonlijst die omloopt tegen de westelijke eindgevels van het noordelijke- en het zuidelijke schip van de kerk. In de gevels zijn rondboogvensters aangebracht, op de verdieping voorzien van schuifvensters met een roedeverdeling. De lage begane grond bevat verschillende dienstruimten, op de verdieping is de representatieve consistoriekamer ondergebracht en de tweede verdieping is in gebruik als balgenzolder. 

De consistoriekamer is via een zandstenen trap toegankelijk vanuit de kerk. Het orgel, de balgenzolder en de kap zijn toegankelijk via een zandstenen wenteltrap aan de noordzijde. 

Bekijk afbeeldingen

1 afbeelding.

1406-1682


De St. Michaëlstoren

In het eind van de 14e eeuw wordt gestart met de bouw van een nieuwe grotere parochiekerk op de plaats van een reeds bestaand kerkgebouw. De fundering van een hoge en ambitieuze St. Michaëlstoren wordt in 1406 gelegd. Met haar hoogte van 113,5 meter was de toren een zeer imposante verschijning. Door de hoogte was de toren echter ook kwetsbaar voor blikseminslagen. In 1548 gingen de spits en het leien dak van de kerk in vlammen op nadat deze door de bliksem waren getroffen. Het dak werd direct gerepareerd, het herstel van de torenbekroning liet langer op zich wachten. Na een volgende blikseminslag in 1606 gaat de toren in 1669 definitief verloren wanneer deze voor de derde maal door de bliksem wordt getroffen.

Het stadsbestuur had destijds niet voldoende geld voor een volledig herstel. In 1665 en in 1672-1674 werd Zwolle namelijk bezet door de Munsters-Keulse troepen van de bisschop van Munster, Berend van Galen. De bisschop had een coalitie gevormd met respectievelijk Engeland en het Frankrijk van Lodewijk XIV en trok tot tweemaal toe bij Overijssel de grens van de Republiek der Nederlanden over. De bezetting drukte zwaar op de stadskas en bij zijn vertrek liet de bisschop van Munster een verarmd Zwolle (en Overijssel) achter. Stadssteenhouwer en -metselaar Ambraham de Cock bracht bovenop het muurwerk van de bouwvallige toren een lage kap met een galerij van Bentheimer steen aan. Deze balustrade was echter te zwaar en tijdens een zware storm in 1682 bezweek de toren onder haar eigen gewicht. Een deel van het muurwerk en een gedeelte van het orgel werden in de val meegenomen. De restanten van de ingestorte toren werden omvergetrokken om verdere schade te voorkomen.

Ook de doopkapel die aan de buitenzijde tegen de westelijke muur gevestigd was, is rond deze tijd verdwenen. Naar aanleiding van de torenval van 1682 kan de kerkruimte niet meer gebruikt worden. In de navolgende jaren moet eerst het westelijk muurwerk en de bekapping aan deze kant worden vernieuwd. Begonnen wordt met het opruimen van het puin en het openbaar verkopen van de nog bruikbare materialen. Op 18 juni 1683 verkoopt de stad openbaar aan de meestbiedende een ‘quantiteit duifsteen’  (=tufsteen) die opgeslagen is in de kerk en een ‘voorrad baksteen die opgetast staat op het Grote kerkhof’. De tufsteen was het meeste waard en werd ’s nachts ook bewaakt. De tuf werd waarschijnlijk vermalen tot tras, een toeslagstof voor mortel waarmee metselwerk waterdicht gemaakt kon worden. 

...
2 afbeeldingen.

1683-1688


Herstel van de Grote Kerk en nieuwbouw van de consistoriekamer

Nadat het puin is opgeruimd, kan begonnen worden met het herstel van de kerk. Uit de stadsrekeningen en andere archiefbronnen blijkt dat architect Jan de Jonge bij deze werkzaamheden een leidende rol heeft gespeeld. De Jonge was gevestigd in Amsterdam, maar verbleef in de jaren ’80 van de 17e eeuw regelmatig in Zwolle en was tevens in dezelfde periode betrokken bij het ‘rechtzetten’ van de hellende toren van de St. Nicolaas- of Bovenkerk in Kampen. Op 20 november 1683 dragen Burgemeesters, schepenen en raden van de stad Zwolle hem op om ten koste van de stad enig grenen en eikenhout te kopen dat voor de reparatie van de kerk en de opbouw van een nieuwe toren zal worden gebruikt [HCO 0700-1302]. Op 4 december komen in Zwolle drie scheepsvrachten met hout uit Holland aan ‘dat door Jan de Jonge aldaer tot reparatie van de kerke ingekocht was’. Uit de stukken wordt verder niet duidelijk of er een concreet plan lag voor de wederopbouw van de St. Michaëlstoren. Het is ook mogelijk dat met ‘opbouw van een nieuwe toren’ gedoeld wordt op werkzaamheden aan de toren van de OLV-kerk, waar de naam van De Jonge in dezelfde tijd ook opduikt. Duidelijk is in ieder geval dat de toren van de Grote Kerk nooit herbouwd is, met name door het tekort aan financiële middelen. 

Begin 1685 krijgen de herstelwerkzaamheden waarschijnlijk pas vaste vorm. De Raad en Meente besluiten dan tot de oprichting van een fonds voor het herstel van de kerk. Burgemeesters, Schepenen en Raden waren ‘genegen de begonnen reparatie van de Grote Kercke verder te hervatten’. Er worden obligaties uitgegeven, waarschijnlijk tien á vijftien, waarmee in totaal 30.000 gulden wordt verzameld.

Vervolgens wordt de uitvoering van de werkzaamheden bij openbare aanbesteding in 1685 aangenomen door aannemers Hermen Olthoff en David Eilers. Het gaat hierbij allereerst om het vernieuwen van de ingestorte gewelven, het maken van venstertraceringen, het slopen van oud muurwerk en het optrekken van nieuw muurwerk. Ook zal in deze periode de bekapping aan de westzijde zijn hersteld. Uit de archiefbronnen kan opgemaakt worden dat het herstel van het kerkgebouw en de nieuwbouw van de achthoekige consistoriekamer deel uitmaken van één en dezelfde bouwopgave. Onder de posten van Olthoff en Eilers worden namelijk ook ‘de grote poort an die gerfkamer’ (= consistoriekamer), een plint op de gerfkamer en ‘twee balkens onder de gerfkamer’ opgenomen. In 1686 wordt in de stadsrekeningen de uitgave vermeld voor het ‘slaan van die boge voor de nieuwe consistorie kamer (…) en het leggen van een hartstenen bordestrap’ [HCO 0700-6167-6172].

In de archieven zijn geen aanwijzingen te vinden die de constructieve eigenaardigheden van de consistoriekamer verklaren. Opvallend is namelijk dat de constructie van de consistorie bijzonder zwaar is uitgevoerd. Ter ondersteuning van de zoldervloer zijn op de balgenzolder op de hoeken zware eiken korbeelstellen aangebracht waarvan de muurstijlen rusten op aan de binnenzijde uitgemetselde penanten. De zolderbalken zijn om-en-om met zwaarden verbonden. Deze constructie lijkt overdreven zwaar uitgevoerd, niet alleen gezien de omvang van het gebouw maar ook vanwege de lage en eenvoudige kapconstructie die op deze onderbouw rust. Het kan zijn dat men vanwege de voorgeschiedenis van de instortende toren op safe ging en daarom overdimensioneerde. Het is ook denkbaar dat men aanvankelijk een andere afsluiting in gedachten had. Van een nieuwe aanbouw ter plaatse van de ingestorte toren hoger dan de rest van de kerk moet men al snel afgestapt zijn. De bovenzijde van de nieuwe eindgevels van het noordelijke en het zuidelijke kerkschip kregen een afsluiting op dezelfde hoogte en met dezelfde profilering als de nieuwbouw. 

kapconstructie

De kap van de consistorie is geheel opgebouwd uit rondhout. In Zwolle worden vanaf het midden van de 17e eeuw kappen aangetroffen waarin rondhout verwerkt is. Onder invloed van een grote schaarste aan eikenhout is plaatselijk een bouwtraditie ontstaan waarbij door gebruik te maken van A-spanten in toenemende mate rondhout verwerkt kon worden. In de 18e eeuw domineren geheel rondhouten kappen het lokale beeld. Bij deze constructies worden in een bepaald ritme  eenvoudige daksporen afgewisseld met ondersteunende A-spanten met geschoorde haanhouten. Vrijwel zonder uitzondering zijn alle verbindingen gespijkerd. [Peter Boer, 'Zwolse Kappen' in: D.J. de Vries en H. Kranenborg, OnZichtbaar Zwolle, Archeologie en bouwhistorie van de stad, Zwolle 2015 p. 245-272.]

De kap van de consistoriekamer is opgebouwd uit rondhouten daksporen, ter plaatse van de hoekkepers zwaarder uitgevoerd, die in de nok tegen het rookkanaal van de schouw in de consistoriekamer bijeen komen. Centraal is een rondhouten koningsstijl aangebracht, waarvan de constructieve functie onduidelijk is. De daksporen hebben alleen bovenin vrij willekeurig aangebrachte haanhouten en worden op 1/3 en 2/3 hoogte ondersteund door rondhouten flieringen. Bij de traditioneel rondhouten Zwolse kap worden deze vlieringen systematisch ondersteund door A-spanten. Bij de consistoriekamer rusten deze vlieringen op enkele plaatsen op vrij in de ruimte aangebrachte schoren. Deze schoren staan aan de onderzijde op de eiken zolderbalklaag. 

Het genoemde rookkanaal is van de westelijke kopgevel versleept naar de nok en wordt in de kap ondersteund door rondhouten slapers. De voor de consistoriekamer gekozen constructiemethode past slecht in de sterk ontwikkelde plaatselijke bouwtraditie met rondhout. Ten opzichte van voorbeelden uit dezelfde tijd is de uitvoering slordig en ondoordacht vanwege de toepassing van vrij in de ruimte staande schoren in plaats van met de koningsstijl verbonden haanhouten. De ruimte was daardoor ook niet bruikbaar. Het contrast met de zorgvuldige, zwaar en in eiken uitgevoerde zolderbalklaag kan niet groter zijn. De indruk bestaat dat de kap destijds met beperkte middelen en onder een zekere tijdsdruk tot stand gekomen is. Mogelijk als tijdelijke voorziening of als noodkap om binnen de gestelde termijn het gebouw in ieder geval in gebruik te kunnen nemen. Ook de dekking met pannen wijst in die richting.

Dit roept de vraag op of het oorspronkelijke plan uitging van een andere kap(vorm). Hoewel hypothetisch zijn daarvoor wel een aantal aanwijzingen. Allereerst is het opvallend dat gekozen is voor een achthoekige plattegrond, maar dat bij de aansluiting op het middenschip daarvan afgeweken wordt met twee rechte vleugelmuren. De (destijds nieuw opgetrokken) eindgevels van het noordelijke en het zuidelijke schip van de kerk zijn vervolgens op dezelfde hoogte en met dezelfde zandstenen kroonlijst afgedekt als de consistorie. Het lijkt er dus op dat men geprobeerd heeft om de nieuwe aanbouw te integreren in de kerk in plaats van deze een meer solitaire uitstraling te geven zoals bij de toren het geval was. Daarbij is het verder opvallend dat de consistorie dezelfde breedte heeft als het middenschip. Op grond van bovenstaande is het denkbaar dat bij het oorspronkelijke plan de kap van het middenschip doorgetrokken zou worden over de nieuwe aanbouw. Op deze wijze zou een variant op een traditionele koorsluiting ontstaan zijn, alleen dan wel aan de verkeerde zijde van de kerk. 

gereed

In 1688 naderen de werkzaamheden hun einde en worden er concrete plannen gemaakt om de kerk weer in gebruik te nemen. Op 25 juni 1688 worden de laatste werkzaamheden aanbesteed conform ‘ Voorwaarden en conditie waarop de heeren van de magistraat van de stadt Zwolle aan de minst eisende gedenken van de solder boven de nieuwe gerfkamer en andere werken in de grote Kerk’ (HCO 0700-1304). Het werk heeft betrekking op het aanbrengen van een vlak houten plafond in de gerfkamer, het maken van een tweetal kasten naast de toegangsdeur van dit vertrek, het aanbrengen van draairamen in de vensters, het verdrijven van de spijkers in de vloer van de gerfkamer en de zoldervloer, het aanbrengen van stoflatten op de zoldervloer, het maken van een hek bij de nieuwe wenteltrap op de begane grond, het maken van nieuwe buitendeuren in de hoofdtoegang van de kerk aan de Grote Markt en het herstellen van het achterliggende portaal en het portaal aan de zijde van het kerkhof. Uit deze beschrijving valt op te maken dat het casco gereed was en dat nog de laatste hand gelegd moest worden aan de afwerking. 

Het nieuwe plafond van de consistoriekamer moest opgebouwd worden uit parallel aan de gevels aangebracht half duims wagenschot (= kwartiers gezaagd eikenhout). In het centrale deel moest een vlak met parallel aan elkaar aangebrachte delen komen. De beide wandkasten moesten van binnen ook met hout bekleed worden en kregen dubbele deuren. De meest zuidelijke deur moest met een boven- en onderdeur uitgevoerd worden, de onderste deur kon dan toegang geven tot het hier achter liggende gemak. 

De werkzaamheden werden voor 290 Car. gulden opgedragen aan Gerrit Baver en moesten binnen zes weken gereed zijn. Deze termijn kan niet los gezien worden van  het besluit van Raad en Meente op 1 oktober 1688 dat ‘de kerk in gereedheid gebracht moest worden voor de eerste prediking  morgen over 14 dagen’.

...
4 afbeeldingen.

1727


Modernisering/aankleding van het interieur

In de eerste decennia van de 18e eeuw is vooral bij de vormgeving van interieurs de Lodewijk XIV-stijl sterk in opkomst. De publicaties van het werk van Daniel Marot hebben veel bijgedragen aan de verspreiding van deze barokke stijl die gekenmerkt wordt door veel plastisch ornament met zware profileringen, uitgevoerd in een strenge symmetrie. 

In de rekening van de kerkmeesters van de Michaelskerk over het jaar 1727 zijn een aantal posten te vinden die er op wijzen dat kort daarvoor het interieur van de consistoriekamer opnieuw gedecoreerd is. De barok was enkele jaren eerder al geïntroduceerd in de kerk bij de bouw van het nieuwe orgel door de gebr. Schnitger. Het orgelfront is rijk geornamenteerd met snijwerk in Lodewijk XIV-stijl. Het nieuwe orgel rust op een portaal met Corinthische zuilen rondom de zandstenen toegangstrap tot de consistoriekamer. De post ‘ An Barent Tiglar beeldsnijder voor het snijden der lambriseringe an de trappen voor de consistorij’ verwijst naar de nog bestaande eiken lambrisering van de toegangstrap. Aan de niet goed passende aansluiting tussen de (verzakte) zandstenen trap en het eikenhout is te zien dat het paneelwerk later aangebracht is. 

Ook het interieur van de consistoriekamer werd aangepakt. Bij de bouw van de consistorie waren de vensters voorzien van draairamen, deze ramen werden vervangen door destijds moderne ‘Engelse ramen’, waarmee schuifvensters bedoeld worden. Het beglazen, het leveren van nieuwe aftimmerlijsten rondom, de bijbehorende lambriseringen en het verven zijn in de rekeningen apart gespecificeerd. 

De meest in het oog springende verandering die in deze periode plaatsgevonden heeft is het maken van een nieuw rijk stucplafond in de consistoriekamer. Helaas is dit werk niet in de rekeningen aangetroffen. De twee inbouwkasten kregen nieuwe rijk geornamenteerde paneeldeuren en ook de dubbele toegangsdeuren werden vernieuwd. 

In de consistoriekamer is in de westgevel een rookkanaal opgenomen. Pieter Brouwer maakte daarvoor een nieuwe schoorsteenmantel en ook het paneel boven de schouw dateert uit deze tijd. Het schilderij boven de schouw, geschilderd door Hendrik ten Oever en voorstellende de vijf Zwolse predikanten dateert uit 1691 en hing hier waarschijnlijk dus al eerder. Blijkens een betaling aan de vrouw van Abraham Bosman voor arbeid, verfmaterialen en verguldsel kreeg het interieur ook een schilderbeurt. 

...
1 afbeelding.

1897-1898


Restauratie Koch

In de periode 1875-1898 onderging de Grote Kerk een ingrijpende restauratie onder toezicht van rijksadviseur P.J.H. Cuypers (1827-1921). De restauratiewerkzaamheden werden geleid door de Zwolse architect Frederik Christiaan Koch (1840-1917). Het herstel van de consistoriekamer vond plaats in 1897-1898. Uit de bronnen blijkt dat in het vertrek vier nieuwe eikenhouten onderramen werden geplaatst conform de bestaande vormgeving. Daarnaast werd de witsellaag van het plafond verwijderd, werden de muren en het plafond opnieuw in lichte tint beschilderd en vergulde men het lijstwerk. Ook de schoorsteen werd van een nieuwe verflaag voorzien. Al het schilderwerk was toevertrouwd aan J.J. Hardon. Op de vloer kwam nieuw eikenhouten parket te liggen. Tot slot werd de lichtkroon centraal in het vertrek hersteld en voor gas ingericht en werd de stoffering in de ruimte vernieuwd. [J. Vromen, Restaureren op rijksadvies. P.J.H. Cuypers en de restauratie van de Grote- of St. Michaëlskerk in Zwolle 1875-1898, Doetinchem 2012, 77-78]. 

...