Tijdbeeld

Advies en waardering


samenvatting van de bouwgeschiedenis
De artillerie- of Van Essenkazerne in Ede is gebouwd in 1907-’08 en vormde oorspronkelijk samen met de cavalerie- of Arthur Koolkazerne het ‘kazernement voor bereden wapens’. De nieuwbouw van het complex voor het 4e Regiment Veldartillerie en het 1e Regiment Huzaren was een logisch vervolg op de kort daarvoor aan het spoor gerealiseerde infanteriekazernes. Na de bouw volgden in ieder geval twee verbouwingen - in 1986 en daarvoor waarschijnlijk omstreeks 1968 - die hoofdzakelijk betrekking hadden op het interieur. De nieuwe trap met stalen traphekken en leuningen in de oostvleugel is waarschijnlijk al voor 1968 geplaatst. Meer recente veranderingen vonden vooral op het omliggende kazerneterrein plaats. Zo vielen de kantinegebouwen uit 1907-1908 onder de sloophamer en is men gestart met woningbouw op het kazerneterrein. De gazons, groenstroken en beplanting rond de Van Essenkazerne zijn grotendeels verdwenen, maar deels nog wel herkenbaar als onverhard terrein. 

De bouwgeschiedenis van de Van Essenkazerne zou zonder het bewaard gebleven archiefmateriaal nog maar met grote moeite te reconstrueren zijn. Dit is illustratief voor de ingrijpende en grootschalige wijze waarop de indeling en vooral de daarbij behorende interieurafwerking in een aantal verbouwingscampagnes gewijzigd is. Van de in 1908 voltooide kazerne bleef de ruimtelijke opzet en met name het exterieur grotendeels gaaf bewaard en wijzigden de gevels slechts op enkele ondergeschikte punten. 

Typologisch gezien neemt het gebouw een bijzondere plaats in binnen de kazernebouw in Nederland. Niet alleen vanwege de unieke H-vormige plattegrond maar zeker ook vanwege de in 1907-‘08 al ver doorgevoerde decentrale indeling van het complex waarbij de verschillende functionaliteiten in specifiek daarvoor ontworpen gebouwen ondergebracht werden. Het complex vormt daarmee een zeer vroege voorloper van het tientallen jaren later algemeen ingevoerde paviljoensysteem. 
 

waardering
De cultuurhistorische waardering is onderverdeeld in een aantal deelwaardestellingen. Daarnaast worden de bouwfasering en de waardering visueel gepresenteerd op de bijgevoegde daterings- en waarderingsplattegronden. Deze zijn tevens in hogere resolutie onder het tabblad ‘bijlagen’ te downloaden. 

algemene historische waarden en waarden vanuit de gebruikshistorie
De Van Essenkazerne is van algemeen historisch belang als fysieke verwijzing naar de militaire geschiedenis en de kazernering van het veldleger die in Ede kort na 1900 is gestart en in 2011 is beëindigd. Meer specifiek herinnert het gebouw aan de hier vanaf 1908 gevestigde veldartillerie als onderdeel van de ‘bereden wapens’ en de latere militaire gebruikers. 

Het ruim 100-jarig gebruik van het gebouw als kazerne is met name door het gaaf bewaarde exterieur nog altijd zeer herkenbaar vanwege het H-vormige bouwvolume, de uiterlijke verschijningsvorm en de hoofdentree met daarboven de naam van de kazerne. Ondanks latere vernieuwingen in het interieur herinneren de bewaard gebleven hoofdopzet (indeling) en de trappen uit de bouwtijd aan de historische functie. De historische beleving van het gebouw als voormalige kazerne wordt daarnaast versterkt door enkele (soms kleine) interieurelementen die vooral een conceptuele waarde vertegenwoordigen. Hierbij gaat het om de kluisdeuren van de voormalige wapenmagazijnen in de vleugels, de twee tegeltjes die herinneren aan de huisvesting van het 106e Verbindingsbataljon, de gaasafscheidingen op zolder en de op de zoldervloer van de oostvleugel geschilderde teksten van kledingstukken die hier opgeslagen lagen. 

ensemblewaarden en stedenbouwkundige waarden
De Van Essenkazerne vormt een integraal en belangrijk onderdeel van het historisch gegroeide ensemble van omvangrijke kazernecomplexen in Ede. Het gebouw is oorspronkelijk gebouwd als kazernegebouw op een uitgebreid complex ten behoeve van de cavalerie en de artillerie. De twee H-vormige hoofdgebouwen vormen als het ware elkaars tegenhanger aan weerszijden van het oorspronkelijk in hoofdopzet symmetrisch aangelegde terrein. Aan de noordzijde van het complex sluiten de hoofdgebouwen aan op het voormalige stallencomplex, waarvan het westelijk deel bewaard bleef. De sloop van historische bijgebouwen, het vervangen van de oorspronkelijke toegangen en het verdwijnen van groenstructuren en beplanting tussen en langs beide vleugelgebouwen en recente nieuwbouw hebben onvermijdelijk tot een zekere aantasting van de historisch-stedenbouwkundige waarden en ensemblewaarden geleid. 

architectuurhistorische- en bouwhistorische waarden
De Van Essenkazerne is een gaaf en typologisch (samen met de Arthur Koolkazerne) uniek voorbeeld van een vroeg 20e-eeuws kazernegebouw met een H-vormige plattegrond in Nederland. Het uitzonderlijk gave exterieur is bijzonder en vertegenwoordigt een hoge architectuurhistorische waarde. De teakhouten buitendeuren uit de bouwtijd bleven bewaard en veel vensters zijn nog voorzien van het oorspronkelijke hang- en sluitwerk. De sanitaire ruimten zijn in de gevels herkenbaar aan de afwijkende venstervorm en het daarin aangebrachte kathedraalglas. Met betrekking tot het exterieur verdient verder niet alleen de vensterindeling, maar ook de ongeschonden dakvlakken, de oorspronkelijke dakoverstekken en goten, de gedecoreerde windveren en de hardstenen voetplaten in de voorgevel van het middengebouw ten behoeve van gasarmaturen speciale vermelding. De stalen brandtrappen tegen de vleugels zijn weliswaar pas in de tweede helft van de 20e eeuw toegevoegd, hun vormgeving en materialisering is passend bij het militaire karakter van het kazernegebouw. 

De constructie uit de bouwtijd is nog grotendeels intact. In materiële zin vertegenwoordigen de vrijwel geheel aan het zicht onttrokken verdiepings- en zoldervloeren van gewapend beton en de kapconstructies een hoge bouwhistorische waarde. Met name de vroege toepassing van gewapend beton in de vloerconstructies (en in de trappen) is bijzonder. In het begin van de vorige eeuw bevond deze constructiewijze zich in ons land nog in de pionierfase. Monoliete betonconstructies werden in Nederland pas na de Eerste Wereldoorlog algemeen toegepast. 

Ondanks de latere modernisering van het interieur en wijzigingen in de indeling, is de hoofdopzet van de interne ruimtelijke structuur bewaard gebleven. Deze bestaat voor wat betreft het middengebouw uit een kruisvormige gang met vertrekken aan weerszijden en verbindingsgangen naar de vleugelgebouwen. In de vleugels zijn de voormalige manschappenverblijven herkenbaar aan de aanwezigheid van een gang langs de binnenzijde van de gevels. De afwijkende structuur in de zuidzijde van de westvleugel, met een middengang en kamers aan weerszijden, herinnert aan het feit dat hier in principe geen manschappen, maar de officieren en onderofficieren verbleven en hun burelen hadden. Verder behoort ook de routing in het middengedeelte van beide vleugels met gangstructuur en trapopgangen tot de oorspronkelijke opzet. Hierdoor is het onderscheid tussen bouwdelen die gereserveerd waren voor manschappenkamers, sanitaire voorzieningen, dienstvertrekken en transportruimten nog goed te herkennen. 

Waar de oorspronkelijke indeling in hoofdopzet nog grotendeels intact is, geldt dit niet voor de historische interieurafwerking. Van het kazerne-interieur uit 1907-’08 resteren voor zover zichtbaar alleen de trappen van gewapend beton en het rijk gedecoreerde stucplafond van de voormalige verenigingszaal voor officieren. Dit plafond bevindt zich geheel aan de zuidzijde van de westvleugel op de begane grond. 

aanbevelingen
Om de bestaande cultuurhistorische waarden te behouden en waar mogelijk nog te versterken, is het bij de herbestemming van belang om de nieuwe functie(s) zoveel mogelijk in te passen in de bestaande structuur. Het ligt daarbij voor de hand om gewenste programma binnen de beschikbare ruimte in te passen in de bestaande gebouwdelen en daarbij sanitair, dienst- en transportruimten zoveel mogelijk te projecteren op ruimten die deze functie nu ook hebben. Bij vernieuwing van de interieurafwerking, zou behoud van de spaarzame interieurelementen uit de bouwtijd het uitgangspunt moeten zijn. Het verdient de aanbeveling om na het verwijderen van de verlaagde systeemplafonds alert te zijn op mogelijke (restanten van) historische plafonds. 

Daarnaast is het aan te bevelen om ter bescherming van het gave exterieur de bestaande buitendeuren en de hoofdtoegang in het middengebouw te gebruiken. Bij een restauratie- en herbestemmingsplan kan historisch beeldmateriaal inspiratie bieden voor het herstel van de direct aangrenzende buitenruimte en terreininrichting. 

Colofon


Van Essenkazerne in Ede
bouwhistorische verkenning en waardestelling

© ARCX 11 maart 2019, gepubliceerd op https://www.tijdbeeld.com/projecten/87/ede

onderzoek

ARCX monumentenzorg en cultuurhistorie
Bergstraat 41
6981 DB  Doesburg
0313 650190
www.arcx.nl

i.s.m.
BELFORT Bureau voor Cultuurhistorie en Monumenten
Stevinlaan 28, 7002 HD Doetinchem
+31(0) 616311843
www.belfortcultuurhistorie.nl

Wennips Bouwhistorie
+31(0) 649911942
daan@wennipsbouwhistorie.nl


Opdrachtgever: De Bunte Vastgoed BV Ede

Veldwerk: Peter Boer, Jacco Vromen en Daan Wennips

Rapportage: Jacco Vromen

Foto's: Peter Boer en Jacco Vromen

Tekeningen: Daan Wennips

De uitgever heeft zijn uiterste best gedaan de rechten met betrekking tot de illustraties te regelen volgens de bepalingen van de Auteurswet. Zij die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, worden verzocht contact op te nemen met de uitgever. 

ARCX aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortkomend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. 

Van Essenkazerne

Ede

Introductie


Tegen de oostrand van Ede ligt een zevental kazernecomplexen uit verschillende perioden. Deze kazernes zijn op 1 januari 2011 door Defensie verlaten en overgedragen aan de gemeente Ede. In het kader van het project Veluwse Poort zijn de laatste jaren diverse kazernegebouwen herbestemd en is de gemeente gestart met de bouw van een nieuwe woonwijk op de open kazerneterreinen. Als onderdeel van de nieuwe stedelijke ontwikkeling worden op dit moment door De Bunte Vastgoed BV uit Ede plannen gemaakt voor de herontwikkeling van de Van Essenkazerne. Vanwege de bescherming van het complex als rijksmonument zal de cultuurhistorische waarde bij de beoordeling van deze plannen een belangrijke rol spelen. Een bouwhistorisch onderzoek moet daarom inzicht geven in de bewaard gebleven historische structuur en de daarin te onderscheiden tijdlagen. Aan de hand van de resultaten daarvan kan bepaald worden welke cultuurhistorische waarden bij toekomstige veranderingen in het geding kunnen zijn en waar ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen. Het onderzoek had betrekking op het H-vormige hoofdgebouw. 

onderzoek
Het onderzoek heeft zich gericht op de ruimtelijke ontwikkeling van het hoofdgebouw en de direct aangrenzende buitenruimte. Door ARCX is in 2011 bouwhistorisch onderzoek verricht naar het naastgelegen hoofdgebouw van de Arthur Koolkazerne. Beide gebouwen hebben een vergelijkbare verschijningsvorm en maken oorspronkelijk deel uit van één complex, het in 1907-1908 gebouwde ‘kazernement voor bereden wapens’. Samen met de Bergansiuskazerne vormden de Arthur Kool- en de Van Essenkazerne later het kazerneterrein Maurits-Noord. 

Met name de historische analyse van de ontwikkeling van het kazernecomplex en kazernebouw in Ede uit de rapportage van de Arthur Koolkazerne is nog steeds actueel en is bij dit onderzoek opnieuw gebruikt. Omdat de bouwtekeningen van de Van Essenkazerne zijn aangeleverd door de opdrachtgever en de informatie uit het zogenaamde ‘Kazerneboek’ reeds voor handen was, heeft er geen aanvullend archiefonderzoek plaatsgevonden. Wel is via diverse beeldbanken historisch beeldmateriaal van de Van Essenkazerne verzameld.

Het veldwerk is uitgevoerd op 21 februari 2019. Van de verschillende bouwdelen zijn, in combinatie met de archiefgegevens, de verschillende veranderingen en verbouwingen gedocumenteerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek van april 2009. 

digitale rapportage
Alle gegevens zijn chronologisch geordend en digitaal gepresenteerd in opeenvolgende vensters in de tijdlijn en voorzien van een tekstuele waardering op www.tijdbeeld.com. De analyse en waardering zijn tevens vastgelegd op ingekleurde faserings- en waarderingsplattegronden. De directe link naar de rapportage is https://www.tijdbeeld.com/projecten/87/edeA

Hoewel via de website een PDF-versie van het rapport gegenereerd kan worden, is dit hoofdzakelijk bedoeld als archieffunctie. Tekst en afbeeldingen zijn optimaal te bekijken via bovenstaande link. 


situering
Het onderzochte vrijstaande gebouw is gesitueerd aan de oostzijde van het voormalige kazerneterrein Maurits-Noord, dat ingeklemd ligt tussen de Eikenlaan, Kazernelaan en Klinkenbergerweg. De hoofdentree bevindt zich aan de zuidzijde. Aan de voor- en achterzijde is de direct aangrenzende buitenruimte ingericht met (de restanten van) een gazon en toegangspaden. De groenstructuur langs de zijvleugels is vergraven en rondom is de bestaande padenstructuur uitgebreid met nieuwe paden ter ontsluiting van de nieuwbouw. 

beschrijving
De van Essenkazerne is gebouwd op een H-vormige plattegrond en bestaat uit drie bouwdelen: een centraal middengebouw en twee zijvleugels. De vleugelgebouwen tellen twee bouwlagen en een zolder onder zadeldaken. Het verhoogde middendeel van beide vleugels heeft een extra bouwlaag in de vorm van een volwaardige tweede verdieping en is aan de voor- en achterzijde voorzien van een topgevel. Het verbindingsdeel tussen beide vleugels is verdiepingloos en bestaat uit een middengebouw met een tussenlid aan weerszijden onder zadeldaken. Aan de achterzijde staan aan weerszijden tegen de kopgevels van het middengebouw verdiepingloze aanbouwtjes onder een plat dak. Alle zadeldaken zijn gedekt met gesmoorde kruispannen. De houten bakgoten van de grote dakoverstekken worden ondersteund door geprofileerde korbelen met in de topgevels rijk gedecoreerde windveren (met uitzondering van de topgevels van de oostvleugel). In dezelfde architectuur bevatten beide dakvlakken van het middengebouw drie dakkapellen. 

De gevels zijn opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband waarin hardstenen gevelbanden, houten paneeldeuren en houten vensters met een roedeverdeling zijn opgenomen. Alle gevelopeningen zijn aan de bovenzijde afgesloten met hardstenen lateien onder segmentbogen. De vensters zijn voorzien van hardstenen lekdorpels die overgaan in de onderste gevelband ter begrenzing van de plint. Deze vensters komen in verschillende afmetingen en indelingen voor. De hoofdvorm is die van een vast onderraam en een naar binnen kleppend bovenlicht. Tegen de noordelijke kopgevels en linker zijgevels (onder) van de zijvleugels staan stalen vluchttrappen.

 

Bekijk afbeeldingen

3 afbeeldingen.

1900-1907


GARNIZOEN IN EDE

Als uitvloeisel van de invoering van de Militiewet in 1901 waarbij de algemene dienstplicht ingevoerd werd, zocht het Ministerie van Oorlog in het begin van de vorige eeuw naar nieuwe locaties voor kazerne- en oefenterreinen. De Veluwe bleek uitermate geschikt te zijn vanwege de grote oppervlakten woeste grond, lage grondprijzen, strategische ligging en lage bevolkingsdichtheid. Vestiging bij Ede lag vervolgens voor de hand, vanwege de goede bereikbaarheid per spoor. Door bemiddeling van het gemeentebestuur verkochten de geërfden van de buurtschappen Maanen en Veldhuizen in 1900 - dus nog voor de invoering van de Militiewet - het stuk heide in Ede tussen het station, de Stationsweg en de grens met Veldhuizen aan de Staat. In korte tijd verrees in het gebied langs de spoorlijn een vrij groot aantal gebouwen, die een enorme impact hadden op het tot dan toe kleinschalige dorp Ede. De komst van de militairen zorgde naast een niet onbelangrijke economische impuls, ook voor de invoering van gas- en waterleiding.

De geschiedenis van het garnizoen in Ede begint met de aanbesteding van de eerste twee infanteriekazernes aan het spoor in 1904, de huidige Mauritskazerne en de Johan Willem Frisokazerne. Beide kazernes vormen exponenten van het zogenaamde ‘type du Genie’, bestaande uit een langgerekt hoofdgebouw met haaks daarop vleugels aan de achterzijde voor de legering van manschappen. Dit type markeert een belangrijke ontwikkeling in de kazernebouw in het laatste kwart van de 19e eeuw, waarbij de eerste stappen gezet werden in de scheiding van de verschillende functies over meerdere gebouwdelen. Voorheen waren alle functies, waaronder legering, administratie, waslokalen, voorraadkamers en cellen onder één dak samengebracht. 

 

...

1907-1908


NIEUWBOUW VAN EEN ARTILLERIEKAZERNE

Aansluitend aan de bouw van de infanteriekazerne werd in 1907 iets noordelijker begonnen met de bouw van een artillerie- en een cavaleriekazerne, die samen het ‘kazernement voor bereden wapens’ vormden. Beide legeronderdelen stonden in direct verband met elkaar, aanzien het veldgeschut tot aan de Tweede Wereldoorlog door paarden werd voortgetrokken. De artilleriekazerne heette vanaf 1934 de Van Essenkazerne - een homage aan artillerieofficier P.D. van Essen - en huisvestte het in 1905 opgerichte 4e Regiment Veldartillerie met regimentsstaf. Dit legeronderdeel leidde kanonniers op voor het standaardgeschut van het veldleger. De naastgelegen cavaleriekazerne werd omgedoopt tot Arthur Koolkazerne. Aan de zuidzijde werd op het terrein in 1936 voor de huisvesting van de leerlingen van de ‘School voor Reserve Officieren der Bereden Artillerie’ de P.L. Bergansiuskazerne toegevoegd. 

ontwerp van het ‘kazernement voor bereden wapens’
De leiding van de bouw, en waarschijnlijk ook het ontwerp van het nieuwe kazernecomplex was in handen van de Kapitein Eerstaanwezend-Ingenieur te Arnhem J.L.H. van Holk. Met het dagelijkse toezicht was Kapitein-Ingenieur M. Raaymakers belast. De oorspronkelijke bouwaanvraag bleef in het gemeentearchief van Ede bewaard. In aanvulling hierop is bij dit onderzoek gebruik gemaakt van een in 1912 opgesteld register waarin van alle in 1907-1909 tot stand gekomen gebouwen de bestemming, constructie en indeling beschreven wordt. In dit register zijn tevens bouwtekeningen opgenomen die de werkelijk gerealiseerde situatie weergeven en die op enkele punten afwijken van de oorspronkelijke bouwaanvraag. Een transcriptie van het register is onder het tabblad ‘bijlagen’ te downloaden.

Het ‘kazernement voor bereden wapens’ kende een grotendeels symmetrische opzet en was toegankelijk via drie toegangen: een hoofdentree aan de zuidzijde aan de Kazernelaan en twee toegangen via de Eikenlaan. Het terrein was rondom afgezet met een hoog hekwerk van gewalst ijzer en gedeeltelijk met een laag houten hek. In het verlengde van de hoofdentree lagen centraal twee kantinegebouwen met aan weerszijden de hoofdgebouwen van de cavalerie- en artilleriekazerne. Hoewel bij een eerste beschouwing de beide hoofdgebouwen identiek lijken te zijn, gaat het in werkelijkheid om gebouwen die verschillend van grootte en indeling zijn. De zijvleugels van de artillerie- of Van Essenkazerne zijn langer en aan de zuidzijde hoger opgetrokken dan die van de Arthur Koolkazerne. De overeenkomst is gelegen in de rangschikking van de verschillende bouwvolumes en de vormgeving van het exterieur. De introductie van een H-vormige plattegrond garandeerde in verhouding tot de eerder gebouwde infanteriekazernes een betere toetreding van daglicht en lucht in de verschillende bouwdelen. Met de toepassing van grote dakoverstekken en rijk gedecoreerde windveren en sierspanten vertoont de architectuur van de Van Essenkazerne sterke invloeden van de chaletstijl. Het exterieur is behoudens enkele kleinschalige wijzigingen gaaf bewaard gebleven. 

Beide hoofdgebouwen hadden eigen aparte voorzieningen en bijgebouwen, waaronder een privaatgebouw, keukengebouw en een gymnastiek- en schermzaal. Achter op het terrein stonden de paardenstallen voor de cavalerie en veldartillerie met daartussen twee rijloodsen. In de verzorging van de paarden was voorzien door de bouw van hoefsmederijen, een haver- en hooischuur en een ziekenstal. De veldartillerie had verder de beschikking over een kanonnenloods en een munitiemagazijn, gelegen rond een klinkerplein ten noordoosten van de stallen. 

constructie
De zadeldaken van de Van Essenkazerne worden gedragen door naaldhouten gordingenkappen. In het middengebouw en de zuidzijde van de vleugels worden de gordingen ondersteund door naaldhouten kapspanten, die op hun beurt ondersteund worden door een reeks springwerken. Bij dit kaptype vormen kruisende balken een stelsel van driehoeken, die voorzien zijn van verticale drukstaven en onderling stevig met ijzeren strips en bouten en moeren verbonden zijn. In het hogere middengedeelte van de vleugels worden de gordingen ondervangen door naaldhouten kapspanten die onderling verbonden zijn met horizontale hanenbalken.

De vloeren van het kazernegebouw uit 1907-’08 zijn van beton. Op de begane grond zijn de betonvloeren op het zand gestort, de verdiepingsvloeren bestaan uit vrijdragende gewapend betonvloeren. Daar waar de verdiepingsvloeren niet op binnenmuren rusten, worden deze extra ondersteund door zware gewapend betonbalken. Hiermee is de Van Essenkazerne een vroeg Nederlands voorbeeld van de toepassing van gewapend beton voor vloerconstructies. Het gebruik van gewapend beton was in ons land omstreeks 1900 nog in opkomst. De eerste experimenten met dit materiaal hadden vanaf het midden van de 19e eeuw plaatsgevonden in Frankrijk. Tuinman Joseph Monier maakte vanaf 1849 bloembakken, waterbekkens en buizen van beton en een wapening van ijzerdraad. Zijn uitvinding werd ‘beton armé’ genoemd. In 1892 introduceerde Francois Hennebique de gewapende balk en kolom, waarmee betonskeletbouw mogelijk werd. Andere vroege voorbeelden van gewapende betonvloeren in ons land zijn vooral te vinden in industriële complexen, zoals de door Arend Beltman vanaf 1907 in Winterswijk en Almelo ontworpen textielfabrieken.

Wie verantwoordelijk was voor de betonconstructies van de onderzochte kazernegebouwen in Ede is niet bekend. In het bestek staat aangegeven dat deze vloeren ‘door een andere aannemer aangebracht en gemaakt moeten worden’ (post 185). Mogelijk was er een link met de ‘Hollandsche Maatschappij tot het maken van Werken in Gewapend Beton’. Dit bedrijf was opgericht in 1902 door civiel ingenieur A.C.C.G. van Hemert, die tevens docent was aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. 

Opvallend is dat ook de oorspronkelijke trappen, inclusief de traphekken in gewapend beton uitgevoerd zijn. Dat men nog niet goed raad wist uit dit materiaal blijkt uit de besteksomschrijving dat deze trap afgedekt moest worden met massief eikenhouten dektreden, stootborden en wellatten.

indeling
Naast de kazernering van een regiment veldartillerie bevatte de Van Essenkazerne ook de burelen (kantoren) en bijbehorende vertrekken voor de afdelings- en regimentsstaven en woningen voor een inwonend officier en onderofficier. Hoewel in het exterieur geen hiërarchisch onderscheid te herkennen is, waren de verblijven van manschappen en (onder)officieren gescheiden van elkaar ondergebracht in de verschillende gebouwdelen. Hoewel er later in de 20e eeuw een aantal verbouwingen heeft plaatsgevonden is de oorspronkelijke indeling nog grotendeels intact en herkenbaar. 

Het middengebouw was op de begane grond ingedeeld met een kruisvormige gangstructuur en strafcellen, een wachtlokaal en een kamer voor de wachtcommandant aan de voorzijde. De hier gelegen verdiepingstrap leidde naar de ‘kleedingkamer’ op de zolderverdieping. Aan de achterzijde bevond zich een cel voor ‘gestraften met verzwaard arrest’ en kamers voor de trompetters en zadelmakers. In de aanbouwen onder plat dak waren van buitenaf toegankelijke rijwielbergplaatsen ondergebracht. Twee lage verbindingsgangen verbonden het middengebouw met de twee vleugels, waar de verdiepingen waren ontsloten via trappen in het verhoogde middengedeelte. 

In de westelijke vleugel (links) was het zuidelijke gedeelte van de begane grond het domein van de inwonende officier. Hier waren ook de burelen van de afdelings- en regimentscommandant gevestigd, van elkaar gescheiden door een middengang. Deze structuur is nog altijd zichtbaar. Helemaal aan de zuidzijde was op de begane grond een 'vereenigingszaal' voor officieren gesitueerd. Dit gedeelte van de westvleugel had een eigen trapopgang naar de bovengelegen vertrekken van de inwonend onderofficier. Hier lagen tevens een ziekenzaal met twaalf bedden en twee leslokalen. Het centrale deel van deze vleugel herbergde onder meer een wapenmagazijn, een bureel en een rustkamer op de begane grond en verblijven voor de onderofficieren op de verdieping. Aan de noordzijde werden de begane grond en verdieping ingenomen door manschappenkamers met een waslokaal. De slaapvertrekken kenden een open indeling en waren (zoals gebruikelijk tot aan de Tweede Wereldoorlog) slechts voor een deel afgescheiden van de zijgang met houten schotten. 

Het overige deel van de artilleristen was ondergebracht op de begane grond en verdieping van de beide uiteinden van de oostelijke vleugel (rechts). De bouwdelen waar manschappen gelegerd waren zijn nog altijd te herkennen aan de structuur met een gang langs de binnenzijde van de vleugels. Het centrale middendeel van de westvleugel bevatte met name vertrekken voor onderofficieren, rustkamers en burelen. De zolders boven beide vleugels deden dienst als tuigkamer/bergruimte. 

interieurafwerking
De tekeningen uit 1912 en ook de zeer uitgebreide bestekstekst laten een zeer verzorgd interieur zien met onder andere schouwen, lambriseringen van hout en siersteen, paneeldeuren en terrazzovloeren in de gangen en privaten. Van het oorspronkelijke interieur is door latere moderniseringen echter vrijwel niets bewaard gebleven. De zichtbare, resterende interieurelementen uit de bouwtijd betreffen de trappen van gewapend beton en het stucplafond met profiellijsten in de voormalige verenigingszaal van de officieren in de westvleugel.

Daarnaast is op verschillende plaatsen via kijkgaten een glimp op te vangen van stucplafonds met een platte lijst die achter de huidige verlaagde systeemplafonds schuil gaan. Het is onduidelijk in hoeverre deze plafonds door het hele gebouw nog gaaf aanwezig zijn en of deze tot de oorspronkelijke opzet behoren. In het bestek staan namelijk (bijvoorbeeld) voor de gangen en de manschappenkamers plafonds van kraalschroten voorgeschreven. 

 

...
5 afbeeldingen.

1908-1968


VAN REORGANISATIE TOT VERTREK VELDARTILLERIE

Na de Eerste Wereldoorlog keerden de regimenten Huzaren niet terug op de cavalerie- of Arthur Koolkazerne, waarna in 1922 een reorganisatie van de veldartillerie volgde. De bestaande artilleriebataljons werden herverdeeld over twee regimenten: het 4e regiment veldartillerie betrok de Arthur Koolkazerne, het 8e regiment werd gehuisvest in de Van Essenkazerne. 

Tweede Wereldoorlog en bezetting
Met de mobilisatie in 1940 betrokken de in Ede gelegerde eenheden hun stellingen in de Grebbelinie. Het 10e en 22e Regiment Infanterie bestreken een vak bij Lunteren-Scherpenzeel en Ede-Elst (Utrecht). Zij werden ondersteund door de veldartillerie. Na de capitulatie deed de kazerne gedurende de Duitse bezetting dienst als opleidingscentrum voor de Waffen-SS.

reorganisaties
Na de Tweede Wereldoorlog keert de veldartillerie terug in Ede, dit keer zonder paarden en onder een andere naam. Van de negen ‘vredesregimenten’ Veldartillerie, opgericht in 1946, het 1e, 2e en 4e regiment in Ede terecht. Samen met het 1e Regiment Pantserdoelartillerie en het 2e Regiment Luchtdoelartillerie vormden zij de 1e Artillerie Brigade. Elk regiment leidde een afdeling op van een regiment, met bestemming Nederlands Indië. Op de Van Essenkazerne werden artilleristen voor het 2e Regiment Veldartillerie opgeleid. In het begin van de jaren ’50 volgde de oprichting van het Regiment Veldartillerie van Essen in Ede, dat tevens op de Arthur Kool- en Bergansiuskazerne gelegerd was. Hier kregen artilleristen onderricht in alle typen geschut. Na het vertrek van dit regiment naar Breda, werd de Van Essenkazerne in 1953 in gebruik genomen door het 44e Regiment Veldartillerie, later omgenummerd naar 14e Afdeling Veldartillerie. 

Op de Arthur Koolkazerne was vanaf 1962 het 106e Verbindingsrasterbataljon de hoofdgebruiker. Met de vestiging van het Verbindingsdienst Opleiding Centrum in 1967 groeide het aantal ‘verbindelaren’ in Ede naar 2000 man. Een jaar later moest de veldartillerie naar Nunspeet verhuizen, vanwege het verbod op het gebruik van rupsvoertuigen op de openbare weg. Na 60 jaar aanwezigheid was het einde oefening voor de veldartillerie in Ede. Zeer waarschijnlijk is de Van Essenkazerne aansluitend in gebruik genomen door het 106e Verbindingsbataljon. Na 1945 functioneerden de kazernes in Ede-West als een samenhangend complex. Door de realisatie van een gemeenschappelijke toegang aan de Nieuwe Kazernelaan, verdwenen de oorspronkelijke toegangen uit het begin van de 20e eeuw. 

...
8 afbeeldingen.

1968-1986


MODERNISERING EN WIJZIGING INDELING

Gedurende of kort na het vertrek van de veldartillerie uit Ede in 1968 zou de Van Essenkazerne verbouwd zijn. Dat wordt in ieder geval terloops in de literatuur vermeld [Van de Weerd en Crebolder 2004, p. 299]. Van deze verbouwing bleven (voor zover bekend) geen bouwtekeningen bewaard. Vergelijking van de plattegronden uit 1912 en de bestaande situatie uit 1986 toont echter aan dat men voor 1986 wel degelijk de indeling heeft gewijzigd. Het blijft vooralsnog onduidelijk of al deze veranderingen in 1968 zijn doorgevoerd of al eerder hebben plaatsgevonden. 

veranderingen in het interieur
De veranderingen in de indeling van het middengebouw voor 1986 hebben ten dele te maken met functiewijzigingen. Het voormalige vertrek voor verzwaard arrest aan de achterzijde zal niet langer als zodanig dienst gedaan hebben. Een enkel klein venster maakte hier plaats voor drie vensters, waarmee de achtergevel een symmetrische opzet kreeg. De voormalige rijwielbergplaatsen in de aanbouwen onder plat dak werden getransformeerd in normale vertrekken. Tegen de noordelijke kopgevels van de vleugels kwamen ter vervanging nieuwe rijwielstallingen te staan. 

In de vleugels wijzigde voor 1986 met name de indeling van het middengedeelte. Zo werd aan de westzijde de voormalige wapenkamer in twee aparte vertrekken met een gang verdeeld. Aan de zuidzijde van de westvleugel verdween de aparte trapopgang voor (onder)officieren. In de oostvleugel installeerde men een nieuwe trap met stalen traphekken en leuningen die het merk ‘Youngstown Y.C.’ dragen. Waarschijnlijk waren de stalen traponderdelen afkomstig van ‘Youngstown Iron Sheet and Tube Company’ uit Youngstown Ohio. Deze staalfabriek was opgericht in 1900 en sloot haar deuren in 1977. De open zolderruimtes van de middengedeeltes werden ingedeeld met kamers, twee nieuwe vensters aan de noordkant van het bouwdeel voorzagen in extra daglichttoetreding.  

In algemene zin waren voor 1986 de schouwen vervangen door CV, waren de afscheidingen van de manschappenverblijven reeds aangepast en werd het sanitair en de was- en doucheruimte vernieuwd en uitgebreid. Met betrekking tot het exterieur waren de vleugels aan de zuidzijde voorzien van een stalen brandtrap en waren tegen de noordelijke kopgevels twee stalen bordessen geplaatst.

...

1986-heden


LATERE VERANDERINGEN

Na het verdwijnen van de veldartillerie waren de luchtdoelartillerie en verbindingstroepen de belangrijkste eenheden in Ede. Parallel aan de veranderende technieken en reorganisaties binnen Defensie wisselde de bezetting van het garnizoen regelmatig. Na de Koude Oorlog krom het leger steeds verder in, waardoor in 2000 het garnizoen Ede uiteindelijk kwam te vervallen. De kazernes werden op 1 januari 2011 door Defensie verlaten en overgedragen aan de gemeente Ede. Het 106e Verbindingsbataljon was de laatste gebruiker van de Van Essenkazerne, aan hun verblijf herinneren nog twee in de oostvleugel ingemetselde tegeltjes.

verbouwing in 1986
De huidige interieurafwerking is voor een belangrijk deel tot stand gekomen na een verbouwing in 1986 in opdracht van de Dienst gebouwen werken en terreinen Dienstkring Arnhem. De plannen zijn getekend door A.M. Busser. De voornaamste wijzigingen betroffen de modernisering van de interieurafwerking met nieuwe vloeren, binnendeuren en systeemplafonds, het vernieuwen van het sanitair en de doucheruimtes en het vernieuwen van de gangmuren langs de manschappenkamers in porisosteen. Ter plaatse van de nieuwe natte cellen op de begane grond werden de betonvloeren vernieuwd. Daarnaast is in het middengebouw een nieuwe zoldertrap geplaatst en kregen beide vleugels op de begane grond een nieuwe, met zware kluisdeuren afsluitbare wapenkamer. Behoudens twee nieuwe stalen vluchttrappen tegen de noordelijke kopgevels van de vleugels en enkele nieuwe vluchtramen (later deuren) bleef het exterieur ongewijzigd. 

recente veranderingen
Meer recente veranderingen vonden vooral op het omliggende kazerneterrein plaats. Zo vielen de kantinegebouwen uit 1907-1908 onder de sloophamer en is men gestart met woningbouw op het kazerneterrein. De gazons, groenstroken en beplanting rond de Van Essenkazerne zijn grotendeels verdwenen, zie ook de overzichtsfoto’s van het exterieur die bij de introductie zijn afgebeeld. 

...