Tijdbeeld

Advies en waardering


waardering Basseroord 16

De pakhuizen Basseroord 16 hebben zeker in de negentiende en twintigste eeuw, maar waarschijnlijk ook eerder, dienst gedaan als opslag voor ambachtslieden, winkeliers en handelaren. Regelmatig stonden de pakhuizen in dienst van een handel die aan de Nieuwstad werd bedreven. Het achterste deel van het linker pakhuis is waarschijnlijk ook als woning gebruikt, tot deze in 1915 en 1945 ook bij de pakhuisfunctie werd gevoegd. De functie als pakhuis is dan ook de rode draad in de geschiedenis van de beide panden en zowel in het exterieur als het interieur goed afleesbaar.

De middeleeuwse resten (met name zichtbaar in de voorgevel en zijgevel van het linker pakhuis en de achtergevel van het rechter pakuis) hebben een hoge bouwhistorische en architectuurhistorische waarde vanwege de getuigenis van de oudste bouwfase van de panden en het ontstaan van het stadsdeel Nieuwstad. Ook de linker zijgevel van het rechter pakhuis heeft een hoge bouwhistorische en architectuurhistorische waarde vanwege de getuigenis van de oudste wordingsgeschiedenis van dit pakhuis. De uit de negentiende en twintigste eeuw daterende onderdelen die getuigen van de pakhuisfunctie hebben een positieve waarde vanwege de afleesbaarheid van de utilitaire gebruiksgeschiedenis. Toevoegingen uit de tweede helft van de twintigste eeuw zoals de etalageramen in de voorgevel van het linker pakhuis of de kanteldeuren in de zijgevel hebben een indifferente waarde.

aanbevelingen voor versterking van de monumentale waarden:

  1. Door het verwijderen van de witte afwerking van de buitengevels komen de bouwsporen in met name de voor- en zijgevel van het linker pakhuis beter in het zicht. Hierdoor kan de historische gelaagdheid van het pand met aanzienlijke ouderdom getoond worden. Daarmee kan ieder pakhuis weer een zelfstandig karakter krijgen, passend binnen de kleinschaligheid van een gevelwand in de Zutphense binnenstad.
     
  2. Door herplaatsing van het hijsrad kan de verwijzing naar de historische pakhuisfunctie van het rechter pakhuis weer versterkt worden.
     
  3. Handhaving en zorgvuldige inpassing van karakteristieke historische elementen kan het gebouw een betekenisvol karakter geven. Een aantal op zichzelf weinig waardevolle utilitaire elementen zijn binnen de context van het pakhuis getuigenissen van haar vroegere functie en daarom als geheel toch van waarde:
  • Trijshuis met hijsinstallatie (inclusief elektra voorzieningen), hijsbalk, hijsdeuren, vloerluiken, opschriften en gebruikssporen linker pakhuis.
  • Trap met eenvoudige balustrade linker pakhuis.
  • Stalraampjes linker pakhuis.
  • Vloeren met vloerbalken, onderslagbalken en standvinken linker pakhuis.
  • Kapconstructie linker pakhuis.
  • Hijsdeuren, ramen en vensterverdeling rechter pakhuis
  • Hijsrad rechter pakhuis.

aanbevelingen voor nader onderzoek:

  1. De 16e- of 17e-eeuwse ophoging van het rechter pand heeft met de boognissen een opvallende opzet, nader onderzoek (met gedeeltelijke ontpleistering) naar deze muur zou meer kunnen vertellen over de exacte datering en daarmee een aanvulling leveren op de bouwgeschiedenis van het rechter pand.
     
  2. Een gedetailleerde bouwhistorische opmeting en tekening van met name de bouwsporen in de voor- en de zijgevel van het linker pakhuis kan de historische gelaagdheid en wordingsgeschiedenis van het pand goed illustreren.

Bijlagen

Klik hieronder op de titel van een PDF of afbeelding om deze te bekijken/downloaden.

Bronnen en literatuur

Colofon

Basseroord 16 in Zutphen
bouwhistorische quickscan
ARCX-rapport 0947

bouwhistorische quickscan met waardestelling

© ARCX gepubliceerd op http://www.tijdbeeld.com/beveiligd/71/zutphen?token=T565DA2O op 7 juni 2018

Onderzoek: ARCX Bergstraat 41 6981 DB Doesburg
telefoon 0313 650190    www.arcx.nl

i.s.m. Wennips Bouwhistorie, Zwolle

Opdrachtgever: BOG Zutphen

Archiefonderzoek, foto's en teksten: Daan Wennips

Veldwerk: Peter Boer en Daan Wennips

Autorisatie: Peter Boer

ARCX aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Basseroord 16-16A

Zutphen

Introductie


Momenteel worden plannen ontwikkeld voor de herbestemming van de pakhuizen Basseroord 16 in Zutphen. Hoewel de objecten geen beschermde status hebben, is het voornemen om de historische structuur waar mogelijk te behouden en te versterken. De identiteit van de onderzoekslocatie wordt voor een groot deel bepaald door de geschiedenis van dit stadsdeel en de bewaard gebleven gebouwen. Cultuurhistorie vormt een belangrijke inspiratiebron bij het opstellen van de bouwplannen.

Aan ARCX is gevraagd om een bouwhistorische quickscan uit te voeren die inzicht moet geven in de bewaard gebleven historische structuur en de daarin te onderscheiden tijdlagen. Aan de hand van de resultaten daarvan kan vervolgens een afweging gemaakt worden welke cultuurhistorische waarden behouden kunnen worden.

Het voorliggende onderzoek schetst vanwege de beperkte omvang slechts een globaal beeld van de belangrijkste bouwfasen, aanvullend onderzoek (eventueel na verwijdering van recente afwerklagen) kan aanvullende bouwhistorische gegevens opleveren.

Het onderzoek bestaat uit het in kaart brengen van de bouwgeschiedenis van deze gebouwen, waarbij tevens de direct beschikbare gegevens uit de literatuur, verschillende beeldbanken en het Regionaal Archief Zutphen betrokken zijn. De locatie is bezocht op donderdag 17 mei 2018 en in maart 2018 opgemeten en uitgetekend door Attika architecten.

beschrijving pakhuizen
De twee pakhuizen die samen Basseroord 16 vormen zijn gelegen in het noordelijk deel van het centrum van Zutphen, dat bekend staat onder de naam Nieuwstad (globaal gelegen tussen het huidige station, Grote Gracht en het riviertje de Berkel). In de dertiende eeuw is dit stadsdeel als nieuwe stad gesticht, pal ten noorden van de bestaande stad Zutphen. De Basseroord ligt als achterstraat parallel aan de doorlopende weg die net als het stadsdeel de naam Nieuwstad draagt. 

Basseroord 16 is gelegen op de hoek van de Norenburgerstraat en de Basseroord, tegenover een naoorlogse parkeerplaats. Het onderzoekspand bestaat uit twee pakhuizen. Het linker pakhuis staat op de hoek en heeft een langwerpige plattegrond van ongeveer 22 bij 6 meter. De 22 meter lange zijgevel bevindt zich aan de Norenburgerstraat en wordt ondersteund door drie steunberen. Het rechter pakhuis is ongeveer de helft van de diepte van het linker pakhuis (11 meter diep en 6 meter breed). Vanaf de voorgevel (zijde Basseroord) vormen de beide pakhuizen een visuele twee-eenheid door de gelijkende pandbreedte en -hoogte (drie bouwlagen), kapvorm (schilddak) en de witte afwerking van de gevel. Het verschil in venstergrootte en -indeling geven de beide gevels toch een uniek karakter.

Bekijk afbeeldingen

2 afbeeldingen.

3e-12e eeuw


ontstaan Zutphen

De plek waarop Zutphen zou ontstaan was al vanaf de IJzertijd (700 v.Chr.-0) in trek vanwege de aanwezigheid van een hoger gelegen zandrug in het natte IJsseldal. Vanaf de derde eeuw ontwikkelde zich het dorp Zutphen op de zuidelijke punt van deze zandrug, nabij de monding van de Berkel in de IJssel. In de negende eeuw groeide Zutphen uit tot het bestuurlijke centrum van het Graafschap Hamaland, de voorloper van het graafschap Zutphen. Om zich te kunnen verdedigen tegen Vikingaanvallen werd er rond het dorp een ringwalburg met aarden wallen en droge grachten opgetrokken.

In de twaalfde eeuw breidde de nederzetting zich uit naar het noorden (nu Beukerstraat en Barlhezekwartier). Ook werd de rivier de Berkel omgelegd zodat deze de nederzetting aan de noordzijde begrensde, dit is nog altijd de huidige waterloop. De omlegging van de rivier werd dwars door de zandrug gegraven wat betekende dat het noordelijk deel van de zandrug (het latere Nieuwstad) gescheiden werd van het zuidelijke deel. De noordzijde van de zandrug werd in die tijd gebruikt als akkerland en dus ook aangeduid als Zutphense Eng of Enk. De noordelijke toegangspoort tot de stad, gelegen aan het noordelijke uiteinde van de Turfstraat, heette dan ook de Enckpoort. Tevens stonden er al enkele boerderijen aan de noordelijke uitvalsweg buiten de vesting (de huidige straat Nieuwstad). Aan het eind van de twaalfde eeuw, in de periode 1191 – 1196, kreeg Zutphen stadsrechten van graaf Otto I van Gelre en Zutphen. [M. Groothedde en J. Krijnen, 2008]

...
1 afbeelding.

13e eeuw

stichting Nieuwstad

Omstreeks 1250 stichtte graaf Otto II een nieuwe stad ten noorden van de stad Zutphen met de toepasselijke naam Nieuwstad. De nieuwe stad werd planmatig ingericht, de straten kruisten elkaar haaks en kwamen uit op de stadspoorten en verdedigingstorens. Een uitzondering hierop vormde de bestaande noordelijke uitvalsweg (de huidige straat Nieuwstad), het kronkelende verloop van deze straat werd waarschijnlijk vanwege de bestaande bebouwing gehandhaafd. De stad viel aanvankelijk niet onder de stad Zutphen en kreeg dan ook een eigen parochiekerk: de Onze Lieve Vrouwekerk of Nieuwstadskerk (nu Sint Jan).

In 1312 besloot graaf Reinald I de grafelijke Nieuwstad te verenigen met de vrije stad Zutphen. De aanvankelijke aarden omwalling van de Nieuwstad werd in diezelfde tijd vervangen door een stenen ommuring. Hierin werden zeven halfronde waltorens geplaatst en twee vierkante hoektorens: de Blancketoren en de Kruittoren, waarvan de laatste nog altijd in het verlengde van de Basseroord aanwezig is. Het sluitstuk was de Berkelpoort, een waterpoort over de rivier de Berkel die de beide stadsdelen met elkaar verbond. In deze stadsgracht werd een nieuw watermolencomplex aangelegd, een functie die de plek nog tot ver in de negentiende eeuw zou behouden. [M. Groothedde en J. Krijnen, 2008]

...
3 afbeeldingen.

14e eeuw


verstening van de stad
Na een reeks verwoestende stadsbranden in 1284, 1310 en 1336 werden burgers verplicht om hun huizen niet langer van het brandgevaarlijke hout op te bouwen maar uit te voeren in baksteen. In de eerste helft van de veertiende eeuw maakte de stad Zutphen een grote economische welvaart door, met name dankzij de aansluiting van de stad bij het internationale handelsnetwerk de Hanze. Deze economische bloei bespoedigde de wederopbouw van de stad in het relatief kostbare baksteen. [M. Groothedde en J. Krijnen, 2008]

oudste bouwfase Basseroord 16
Ook de oudste bouwfase van Basseroord 16 dateert waarschijnlijk uit de veertiende eeuw. De forse baksteenmaat (10 lagen = 90 cm) in de voorgevel en de zijgevel van het linker pakhuis geven een aanwijzing voor deze datering. Bouwsporen in de voorgevel verwijzen naar de toenmalige vensterindeling. Het pand had hoge begane grond vensters (getuige de ontlastingsboog onder het linker verdiepingsvenster) met daarboven drie verdiepingsvensters (getuige de klezoren die wijzen op een hoekverband of muurbeëindiging).

Ter hoogte van de huidige verdiepingsvensters heeft waarschijnlijk de oorspronkelijke verdiepingsbalklaag gezeten. Een verjonging in de gevel (rode horizontale lijn) geeft de scheiding tussen het veertiende-eeuwse metselwerk en de verhoging van de gevel uit 1915 aan. Ook de zijgevel bevat het forse veertiende-eeuws metselwerk. Binnen geeft een versnijding in de muur de waarschijnlijke locatie van de veertiende-eeuwse balklaag aan. De kadastrale kaart van 1832 toont dat het linker pakhuis oorspronkelijk ongeveer even diep is geweest als het rechter pand. Achter zowel het linker pakhuis (perceel 483 en 484) als het rechter pakhuis (perceel 485) is op deze kaart een smal steegje getekend (achter het linker pakhuis perceel 482).

Hoewel de voorgevel van het rechter pakhuis later vernieuwd is, bevat ook dit pakhuis nog middeleeuwse resten. De oorspronkelijke achtergevel (met daarin een kleine ontlastingsboog) is op de begane grond  nog gedeeltelijk zichtbaar, het onderste deel werd later uitgebroken.De achtergevel van het linker pakhuis sloot hier tot in de negentiende-eeuw op aan.

...
1 afbeelding.

16e of 17e eeuw

ophoging rechter pakhuis
Vermoedelijk werd het rechter pakhuis in de zestiende of zeventiende eeuw verhoogd, bovenop de eerste verdieping werd een zijmuur met vier spaarbogen gemetseld. De tien lagen maat (50-60 cm) geeft een globale datering in de 16eof 17eeeuw. Opmerkelijk is dat de spaarbogen niet van gelijke breedte zijn. De buitenste twee zijn ongeveer half zo breed als de binnenste twee spaarbogen. Mogelijk zijn de buitenste spaarbogen smaller om de horizontaal werkende spatkrachten te beperken.

...
5 afbeeldingen.

19e eeuw

aanleg station en Gasthuis
In de tweede helft van de negentiende-eeuw vonden er rondom de Basseroord een aantal ingrijpende stedenbouwkundige wijzigingen plaats. De kleinschalige Middeleeuwse verkaveling ten westen van de Basseroord (zie kadastrale minuutkaart 1832) moest wijken voor een forse uitbreiding van het krankzinnigengesticht “het Oude en Nieuwe Gasthuis”. Hier tegenover kwam in 1865 het spoorwegstation van Zutphen gereed, gebouwd op de voormalige vestingwerken. [W. Frijhoff e.a., 2011]

de pakhuizen in de 19e-eeuw
Vanaf de invoering van het kadaster in 1832 ontstaat een duidelijk beeld van de beroepen van de eigenaars en de relatie met hun panden. In 1832 bestond het linker pakhuis uit vier verschillende percelen met drie verschillende eigenaren. Het voorste (oudste) deel van het linker pakhuis was in bezit van de smid Wolkers Muyderman (perceel 483 en 484). Wolkers bezat nog een huis aan het huidige Nieuwstad 57, waar hij waarschijnlijk woonde. Mogelijk gebruikte hij zijn hoekpand aan de Basseroord (toen Baggeroord geheten) als werkplaats of opslag.

Het steegje achter de werkplaats van de smid (perceel 482) was in bezit van de weduwe van Jan Reinders. Achter dit steegje, waar nu het achterste deel van het linker pakhuis staat, stond het pand van koopman Jan Piepers. Jan Piepers had nog een pand aan de Nieuwstad 12 waar hij waarschijnlijk woonde. In 1847 werd dit achterste deel gesplitst in twee woningen (zie perceel 3379 en 3380 op de hulpkaart uit 1849). Vanwege het feit dat de daaropvolgende eigenaars alleen dit pand bezaten, is af te leiden dat dit twee woningen voor een waarschijnlijk bescheiden beurs moet zijn geweest.

In de jaren veertig van de negentiende eeuw kocht bakker Bernardus Makking het voorste deel van het linker pand aan, inclusief achter gelegen steegje, die liet hij overbouwen. Net als de smid had ook de bakker een woning/winkel aan de Nieuwstad (op steenworp afstand) aan het uiteinde van de Norenburgerstraat (destijds Zevennoten Boomenstraat geheten). Waarschijnlijk werd het pand dus wederom als opslag of werkruimte gebruikt. 

Het rechter pand diende zeer waarschijnlijk, net als het voorste deel van het linker pand, gedurende de negentiende en twintigste eeuw als pakhuis voor de opslag van goederen. In de kap van het rechter pakhuis bevindt zich (los) een hijsrad. Het hijsrad bestaat uit een houten as met daaromheen een cirkelvormig houten rad dat is opgebouwd uit twee schijven bestaande uit twaalf (2x6) planken die door middel van messing en groef onderling verbonden zijn. De geleide-ijzers (gaffels) ontbreken maar aftekeningen op het rad tonen dat ze het rad omklampten. Met name de opbouw van het rand uit twaalf planken en de messing en groef verbinding geeft een datering van het rad in de negentiende eeuw. Het linker en rechter pakhuis hadden echter nog tot ver in de twintigste eeuw twee verschillende eigenaren. [archiefviewer kadaster]

...

20e eeuw


verbouw linker pakhuis
Veehandelaar Robert Meijer kon in 1914 het er achter gelegen pand aankopen. Vanaf de Norenburgerstraat gezien begint dit perceel bij de linker steunbeer en eindigt bij de bouwnaad bij de regenpijp (het uiterst linker deel werd er pas later bij getrokken). In 1915 liet hij de percelen samenvoegen (zie hulpkaart uit 1916) en verbouwde de beide panden grondig ten behoeve van de pakhuisfunctie. Het achterste pand werd gesloopt en in nieuwe baksteen opgetrokken. In de beide panden werden nieuwe vloeren ingebracht die een zwaardere last konden dragen. De vloerbalken van de eerste en tweede verdiepingsvloer werden relatief dicht op elkaar geplaatst en bovendien in het midden ondersteund door een onderslagbalk die rust op een rij standvinken.

De nieuw ingebrachte vloeren hadden ook een ander vloerniveau waardoor het voorste, veertiende-eeuwse, deel opgehoogd diende te worden. Over de beide panden kwam een nieuwe overkapping waardoor ze een eenheid gingen vormen. In het kaphout zijn nog telmerken van potlood aanwezig die gebruikt werden bij de assemblage van de zogenaamde verbeterde Hollandse spanten. Opvallend is dat het trijshuis met hijsbalk aan de Norenburgerstraat niet gelijktijdig met de kap tot stand is gekomen maar waarschijnlijk iets later. Waarschijnlijk zijn de vloerluiken gelijktijdig met het trijshuis aangebracht.

In 1924 kocht Carel Diderick Gerrit Brands het pand die de opslag van zijn zaadhandel in het pakhuis hield. Zijn winkel zat aan de Nieuwstad 33, wat opnieuw de relatie met deze straat bevestigd. In de kap zijn nog een aantal gebruikssporen van de opslag van de zaadhandelaar aanwezig. Zo bevindt zich op het kaphout nog een aantal handelsstempels van zaadhandel L.C. Brands. De stempels werden waarschijnlijk als test op het hout gezet. Na zijn dood is het bedrijf met pakhuis in 1936 overgenomen door Dirk Jozef Rood die de bedrijfsnaam Brands handhaafde en het linker pakhuis tot en met zijn faillissement in 1952 in bezit had.

wijziging deuren rechter pand
In 1930 had de toenmalige eigenaar van het rechter pakhuis, winkelier Johan Zwiers, de openslaande deuren vergroot waardoor de huidige breedte van het etalageraam is ontstaan.

oorlogsschade en wederopbouw
Op 14 oktober 1944 werd onder andere het gebied rondom het station Zutphen flink beschadigd door geallieerde bombardementen. De wederopbouw werd voortvarend opgepakt door de hiervoor ingestelde gemeentelijke Dienst Wederopbouw. Het Oude en Nieuwe Gasthuis tussen het station en de Basseroord (destijds Baggeroord geheten) stond in die periode al gedeeltelijk leeg vanwege nieuwe inzichten in de behandeling van patiënten. Herstel van de oorlogsschade gaf dan ook een goed argument om enkele negentiende-eeuwse complexen te slopen en het gebied ingrijpend te herstructureren.

Het station uit 1865 werd gesloopt en in 1952 in moderne architectuur herbouwd naar ontwerp van architect H.G.J. Schelling. Tussen 1958 en 1963 werd ook het gasthuiscomplex gesloopt. Een parkeerplaats direct aan de Basseroord en moderne flats werden op deze plek gerealiseerd om tegemoet te komen aan de wensen van automobiliteit en wonen in het centrum. Dat bij de herstructurering het belang van de historische stadsstructuur niet voorop stond, blijkt bijvoorbeeld uit de plaatsing van een nieuwe flat over de oude Basseroord. De relatie van de veertiende-eeuwse Kruittoren met de Basseroord die hier recht naar toe loopt, is door de wederopbouwflat  verstoord. [W. Frijhoff e.a., 2011]

De pakhuizen van Basseroord 16 zelf zijn volgens de schade-inventarisatie niet beschadigd door de bombardementen. [Regionaal archief Zutphen, archief Bureau Wederopbouw]

verlenging linker pakhuis
Zaadhandelaar Dirk Jozef Rood kreeg in 1945 de gelegenheid om een pand achter zijn pakhuis aan te kopen. Ook dit pand liet hij slopen en opnieuw optrekken zodat het bij zijn pakhuis kon worden getrokken. Het linker pakhuis had hiermee zijn huidige omvang bereikt. Het bouwfaseverschil tussen beide panden laat zich in de gevel aan de Norenburgerstraat lezen door de bouwnaad. Maar het faseverschil is nog beter zichtbaar in de kap. Het laatste spant heeft dezelfde hoofdvorm als de overige spanten uit 1915 maar is opgebouwd uit hergebruikte vloerbalken. Waarschijnlijk vanwege de tekorten aan bouwmateriaal tijdens of net na de oorlog en vanwege de beschikbaarheid van sloopmateriaal in het door bombardementen getroffen Zutphen. Ook het vloerhout is op een ander wijze gelegd met dunnere vloerplanken.

gemeentelijk eigendom
Zaadhandelaar Dirk Jozef Rood verkocht het linker pakhuis in 1952 aan de gemeente Zutphen. De gemeente had volgens het college van B&W een “nijpend gebrek aan pakhuisruimte” waarmee de aankoop van het pakhuis volgens hen een welkome verwerving was. Toch werden er nog enkele kritische vragen gesteld door de gemeenteraadsleden die pas achteraf van de koop op de hoogte werden gesteld. Na een aantal jaren als pakhuis voor de gemeente dienst te hebben gedaan, verkocht deze het pakhuis in 1968 aan de firma Albert Olthuis, in ruil voor hun opslag aan de Paardenwal. Olthuis verkocht het pand datzelfde jaar nog aan Gerrit Hendrick Addink, die reeds in 1962 bij de gemeente al belangstelling voor het pakhuis had getoond.

Gerrit Addink woonde aan de Nieuwstad 45 en kon eveneens in 1968 het rechter pakhuis kopen van Johanna Zwiers waarmee beide pakhuizen één eigenaar hadden. In 1970 liet hij kanteldeuren in de zijgevel aan de Norenburgerstraat aanbrengen ten behoeve van een inpandige parkeergelegenheid. Zowel in 1983 als in 1985 doet Gerrit Addink een vergunningaanvraag voor het wijzigen van de gevelpui. In 1983 is het rechter etalageraam van het linker pakhuis gerealiseerd, in 1985 het linker raam. Tevens wordt in 1983 een vergunning aangevraagd voor het herbestemmen van het pakhuis voor appartementen, kennelijk heeft dit plan nooit doorgang gevonden.

In 1989 zijn de twee panden op de begane grond één geheel gaan vormen door het wegbreken van de tussenmuur. De winkeloppervlakte werd daarmee vergroot maar dit ging ten koste van de beleefbaarheid van de twee pakhuizen als twee verschillende bouwvolumes. Tot slot is rond het jaar 2000 de kap van het rechter pand vervangen. Het oorspronkelijke hijsrad ligt nu enigszins verweesd onder de vernieuwde kap. [Regionaal archief Zutphen, archief Bouwvergunning Zutphen en archief Dienst Openbare Werken]

...