Tijdbeeld

Advies en waardering


Samenvatting van de bouwgeschiedenis

Ten oosten van de bestaande Arthur Koolkazerne, wordt in Ede in 1938-1939 de Elias Beekmankazerne gebouwd. De oorspronkelijke entree bevond zich aan de daarvoor aangelegde Nieuwe Kazernelaan aan de noord-westzijde. De eerste prioriteit ligt in 1938 bij het onderbrengen van de militairen. Daarom begint men met de bouw van de zes legeringsgebouwen (gebouwen 10-15). Rond de periode van oplevering van de legeringsgebouwen worden vergunningen verstrekt voor de bouw van vier privaatgebouwen (hiervan resteren gebouw 9 en 28), een keukengebouw met badinrichting (16) en een houten noodkeuken en -kantine. 

Na de Tweede Wereldoorlog wordt de Elias Beeckmankazerne weer intensief in gebruik genomen voor de opleiding van Nederlandse militairen. De behoefte aan extra kazernegebouwen is groot. Het huidige wachtgebouw met strafcellen (5), bureelgebouw (3) en manschappenkantine met (onder)officiersmess (2) zijn al in 1939 gepland, maar worden pas in 1948 aan het kazerneterrein toegevoegd. Een ‘tijdelijk’ bureelgebouw uit 1947 heeft nog tot zeer recent aan de zuidzijde van het keukengebouw gestaan. In dezelfde tijd zijn ook een loods (7) en een werkplaats/magazijn (8) gebouwd. Het keukengebouw is in 1956 uitgebreid met een eetzaal voor de manschappen. In 1964 volgt een verbouwing van de (onder)officiersmess en manschappenkantine, waarbij onder andere de entree voor de manschappen wordt vergroot. Naast het verplaatsen van de hoofdentree, hebben latere wijzigingen hoofdzakelijk te maken met het moderniseren van het interieur en sanitair in de kazernegebouwen. 

Waardering

De cultuurhistorische waardering van de kazerne is uitgewerkt in de navolgende deelwaarderingen. Daarnaast wordt de waardering voor de gebouwdelen die een monumentenstatus hebben per afzonderlijk gebouw gepresenteerd op waarderingsplattegronden.

De plattegronden zijn tevens in hogere resolutie onder het tabblad 'bijlagen' te downloaden. 

waarderingsplattegronden

blauw = hoge monumentwaarden, van cruciaal belang voor de structuur en/of de betekenis van het object.
groen = positieve monumentwaarden, van belang voor de structuur en/of betekenis van het object.
geel = indifferente monumentwaarden, van relatief weinig belang voor de structuur en/of betekenis van het object. 

algemene historische waarden
De onderzochte gebouwen vormen een integraal onderdeel van de omvangrijke kazernecomplexen in Ede. Ze zijn in het bijzonder van belang vanwege hun oorspronkelijke functie voor de in 1939 opgeleverde Elias Beeckmankazerne. In dit licht bezien vormen het keukengebouw (16) en de privaatgebouwen (9 en 28) tevens een tastbare herinnering aan de uitbreiding van het parate leger ten gevolge van de oorlogsdreiging aan het eind van de jaren dertig van de twintigste eeuw. Hoewel de bouw van een officiersmess (2), een bureelgebouw (3), een berging (8) en een wachtgebouw (5) voor 1940 al gepland waren, konden deze panden door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog pas in 1948 gerealiseerd worden. Door het uitbreken van de onafhankelijkheidsoorlog in Nederlands Indië en de toenemende dreiging van de Koude Oorlog was de opbouw van een parate landmacht destijds nog steeds actueel. 

ensemblewaarden
De onderzochte gebouwen behoren tot een rond de centrale appèlplaats georiënteerde ensemble van gebouwen dat na de Tweede Wereldoorlog uit zou groeien tot een volwaardige kazerne. Het ontwerp bestaat uit gespiegelde legeringsgebouwen, dienstgebouwen, sanitaire voorzieningen en facilitaire gebouwen rondom een appèlplaats.  De oorspronkelijke opzet van deze volgens het paviljoensysteem opgezette legerplaats bleef uitzonderlijk goed bewaard. 

De voornaamste karakteristieken van een ‘Boostkazerne’ zijn gedecentraliseerde functies in verschillende gebouwen en een overzichtelijke en op de dagelijkse logistiek afgestemde situering. Deze kenmerken zijn nog goed herkenbaar. Een kanttekening bij de gaafheid van het ensemble vormt de sloop van twee van de vier privaatgebouwen op de hoeken van het terrein. De uitsluiting van de twee nog bestaande privaatgebouwen (9 en 28) en het berging/magazijn (8) in de Rijksbeschrijving kan als een omissie worden beschouwd. In dat verband moet ook de redelijk recente sloop van het uit 1947 daterende noodbureelgebouw genoemd worden. Daarnaast is met het verplaatsen van de ingang van de Kazernelaan naar de Sysseltselaan en het verwijderen van de hekken en het wachthuisje het formele karakter van de Elias Beeckmankazerne aangetast.

architectuurhistorische en bouwhistorische waarden
Functiescheiding en een optimale logistiek is niet alleen bij de indeling van de kazerne toegepast, maar is ook op de schaal van de individuele gebouwen doorgevoerd.
De gebouwen bestaan uit verschillende samengevoegde volumes. De verschillende bouwdelen zijn op grond van functionaliteit, (de rangen van) de verschillende gebruikers, toegankelijkheid en een optimale interne routing ten opzichte van elkaar gegroepeerd.

Door verschillen in plattegrond en een daarvan afgeleide gevelopbouw en goothoogte is dit ordeningsprincipe ook aan de buitenzijde goed herkenbaar. Ook de locatie en de vormgeving van de verschillende toegangsdeuren en -partijen draagt in niet onbelangrijke mate bij aan deze herkenbaarheid. De gebouwen zijn ontworpen in een consequent doorgevoerde baksteen architectuur in een zakelijk expressionistische stijl die zeer representatief is voor de jaren van ontstaan.
In conceptuele zin vertegenwoordigen deze karakteristieken een hoge monumentwaarde. Van de verschillende gebouwen worden hier onder de belangrijkste ruimtelijk te onderscheiden karakeristieken genoemd:

gebouw 2, (onder)officiersmess en kantinegebouw
manschappenkantine, onderofficiersmess, officiersmess, zone met dienstruimten.

gebouw 3, bureelgebouw
kantoren aan gangenstructuur, kantine

gebouw 5, wachtgebouw
cellenblok, toezicht, kantoren aan gangenstructuur

gebouw 8, berging/werkplaats
karakteristieken niet meer herkenbaar

gebouw 9 en 28, privaatgebouwen
karakteristieken niet meer herkenbaar

gebouw 16, keuken en badgebouw
stookruimten, warme keukens, snij- en spoelruimten, kantoren, eetzaal officieren, badruimten

In materiële zin is vooral opvallend dat van de onderzochte gebouwen het exterieur vrijwel niet wijzigde. De substantiële bijdrage van de gave, stalen vensterpartijen aan het architectonische totaalbeeld kan daarbij niet onvermeld blijven. Noodzakelijke aanpassingen hadden vooral gevolgen voor de interieurs. Uitzondering hierop vormt het wachtgebouw (5), dat behoudens enkele zeer ondergeschikte veranderingen nog in de oorspronkelijke staat verkeert. 

Waar noodzakelijk werd het exterieur van de gebouwen wel aangepast, zoals bijvoorbeeld bij de (onder)officiersmess (2) in 1964, maar bij deze veranderingen werd op zeer zorgvuldige wijze voortgeborduurd op de oorspronkelijke architectuur. Bij het bad- en keukengebouw (16) zijn de ingrepen in het interieur het grootst geweest. Dit hield direct verband met het opheffen van de functie als badhuis en opeenvolgende moderniseringen in verband met de opslag, voorbereiding en bereiding van maaltijden. Van de voormalige privaatgebouwen (9 en 28) en de berging/werkplaats (8) bleef van de oorspronkelijke indeling vrijwel niets bewaard. 

 

 

 

 

Colofon

 

Elias Beeckmankazerne in Ede
bouwhistorische verkenning
ARCX-rapport 0910

© ARCX 18 mei 2016 

Onderzoek: ARCX Bergstraat 41 6981 DB Doesburg
telefoon 0313 650190    www.arcx.nl

i.s.m. Belfort Cultuurhistorie en Monumenten te Doetinchem

Opdrachtgever: Bouwbedrijf Noordersluis

Veldwerk, archiefonderzoek, foto's en tekst: Peter Boer en Jacco Vromen

Historische afbeeldingen: Gemeentearchief Ede

ARCX aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Elias Beeckmankazerne

Ede

Introductie

Voor de gebouwen op de Elias Beeckmankazerne in Ede worden momenteel plannen gemaakt voor een herbestemming. Vanwege de bescherming van het complex als rijksmonument zal de cultuurhistorische waarde bij de beoordeling van deze plannen een belangrijke rol spelen. Een bouwhistorisch onderzoek moet daarom inzicht geven in de bewaard gebleven historische structuur en de daarin te onderscheiden tijdlagen. Aan de hand van de resultaten daarvan kan bepaald worden welke cultuurhistorische waarden bij toekomstige veranderingen in het geding kunnen zijn en waar ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen. Het onderzoek had betrekking op de gebouwen16, 02, 03, 05, 08, 09 en 28.

Door ARCX is in 2012 op dezelfde kazerne bouwhistorisch onderzoek verricht naar legeringsgebouw 13. Een groot deel van de destijds onderzochte bouw van de kazerne in relatie tot de overige militaire gebouwen in Ede en het toegepaste gebouwenconcept is nog steeds actueel en is bij dit onderzoek opnieuw gebruikt. 

Het onderzoek is begonnen met het raadplegen van de bouwdossiers in het gemeentearchief van Ede. Daarbij bleken niet van alle gebouwen de oorspronkelijke bouwtekeningen bewaard te zijn. met name van de gebouwen 2, 3, 5 en 8 ontbraken gegevens. Zeer waarschijnlijk dateren deze aanvragen uit 1948, uit dat jaar bleven om onbekende redenen uit de gemeente Ede geen bouwaanvragen bewaard. Verder is gebleken dat van latere verbouwingen van de onderzochte kazernegebouwen niets in de gemeentelijke bouwdossiers gedocumenteerd is. Het is daarom onvermijdelijk dat onderdelen van de historische tijdlijn onbenoemd moeten blijven.   

Daarna is de locatie bezocht en zijn de interieurs en exterieurs uitgebreid gefotografeerd. Vervolgens zijn van de verschillende bouwdelen in combinatie met de aangetroffen archiefgegevens, de verschillende veranderingen en verbouwingen gedocumenteerd. Hierbij is tevens gebruik gemaakt van kadastrale hulpkaarten en beschikbare historische afbeeldingen en literatuur. Het op deze wijze verkregen beeld is voorzien van een waardering die tevens vastgelegd is op ingekleurde plattegronden.

De gebouwen zijn bezocht op 19 en 29 april 2016. 

De directe link naar deze rapportage op internet is: http://www.tijdbeeld.com/projecten/32/ede

 

Bekijk afbeeldingen

7 afbeeldingen.

1900-1936


Kazernebouw in Ede

Als uitvloeisel van de invoering van de Militiewet in 1901 waarbij de algemene dienstplicht ingevoerd werd, zocht het Ministerie van Oorlog in het begin van de vorige eeuw naar nieuwe locaties voor kazerne- en oefenterreinen. De Veluwe bleek uitermate geschikt te zijn vanwege de grote oppervlakten woeste grond, lage grondprijzen, strategische ligging en lage bevolkingsdichtheid. Vestiging bij Ede lag vervolgens voor de hand, omdat hier een station lag. Door bemiddeling van het gemeentebestuur verkochten de geërfden van de buurtschappen Maanen en Veldhuizen in 1900 - dus nog voor de invoering van de Militiewet - het stuk heide in Ede tussen het station, de Stationsweg en de grens met Veldhuizen aan de Staat.

De geschiedenis van het garnizoen in Ede begint met de aanbesteding van de eerste twee infanteriekazernes in 1904, de huidige Mauritskazerne en de Johan Willem Frisokazerne. Deze vormen samen de locatie Maurits-Zuid. Het in een strakke symmetrie gebouwde complex werd ontsloten vanaf de Stationsweg. In korte tijd verrees in het gebied langs de spoorlijn een vrij groot aantal gebouwen, die een enorme impact hadden op het tot dan toe kleinschalige dorp Ede. De komst van de militairen zorgde naast een niet onbelangrijke economische impuls, ook voor de invoering van gas- en waterleiding.

Aansluitend aan de bouw van de infanteriekazerne werd in 1906 op het ten noorden van de infanteriekazernes gelegen terrein ‘Maurits-Noord’ begonnen met de bouw van een artillerie- en een cavaleriekazerne. Deze kazernes werden in 1934 omgedoopt in Van Essenkazerne en Arthur Koolkazerne. Aan de zuidzijde wordt op dit terrein in 1936 voor de huisvesting van de leerlingen van de ‘School voor Reserve Officieren der Bereden Artillerie’ de P.L. Bergansiuskazerne toegevoegd.

 

...
3 afbeeldingen.

1936-1938


Toename van de oorlogsdreiging en van het aantal dienstplichtigen

De toenemende spanning in Europa als gevolg van een steeds agressievere politiek van Hitler-Duitsland, was de oorzaak van de verdrievoudiging van de Nederlandse defensiebegroting in 1938. Het sterk groeiende veldleger had dringend nieuwe kazernes nodig. Als gevolg van de gewijzigde Dienstplichtwet in 1938, moesten er volgens berekeningen vijftien bestaande kazernes worden gerenoveerd en vierentwintig nieuwe kazernes worden gebouwd. De nieuwe kazernes werden ontworpen aan de hand van standaardontwerpen van Kapitein der Genie A.G. Boost. De standaardisering van de ‘Boostkazernes’ bestond uit de groepering van legeringsgebouwen rond een centraal gelegen exercitieterrein/appèlplaats. Daarnaast greep men herhaaldelijk terug op hetzelfde type legeringsgebouw bij het ontwerp. De kazernes waren opgezet volgens volgens het paviljoensysteem, met scheiding van functies in de verschillende gebouwen. 

 

...

1939-2010


Bouw van de Elias Beekmankazerne

Ten oosten van de Arthur Koolkazerne, werd in 1938-1939 de Elias Beekmankazerne gebouwd, bestemd voor twee bataljons. De oorspronkelijke entree bevond zich aan de daarvoor aangelegde Nieuwe Kazernelaan aan de noord-westzijde. De eerste prioriteit lag in 1938 bij het onderbrengen van de militairen. Daarom werd begonnen met de bouw van de zes legeringsgebouwen (gebouwen 10-15). Majoor eerstaanwezend ingenieur F.E. van der Staay diende hiervoor op 25 juni 1938 een bouwplan in. Op 26 mei 1939 konden de legeringsgebouwen officieel door het 22ste Regiment Infanterie in gebruik worden genomen. In mei en juni van dat jaar werden de vergunningen verstrekt voor de bouw van vier privaatgebouwen (hiervan resteren gebouw 9 en 28), een keukengebouw (16) en een houten noodkeuken en -kantine.

Op de ontwerpen van het complex uit 1938-1939 zijn ook gebouwen bij de entree weergegeven. Uiteindelijk zijn het huidige wachtgebouw met strafcellen (5), bureelgebouw (3) en ‘kantinegebouw’ (2) pas na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen. Het verblijf van de soldaten op de Elias Beekmankazerne was van korte duur. In het kader van de mobilisatie vertrokken ze in augustus 1939 naar de Grebbelinie.


Gebruiksgeschiedenis

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Elias Beeckmankazerne door de Duitsers ingezet als opleidingscentrum voor de Waffen-SS. Na de bevrijding van Ede werden van april tot november 1945 in verschillende kazernes, waaronder de Elias Beeckmankazerne, Canadese soldaten gelegerd. In 1946 werden op de kazerne soldaten opgeleid voor de strijd in Nederlands-Indië. Vanaf het begin van de jaren ‘50 huisden in de Elias Beeckmankazerne niet langer infanterietroepen, maar werd er een opleiding voor de veldartillerie gevestigd. Ook bood de kazerne, tot aan hun vertrek naar Oirschot in 1953, onderdak aan het pas opgerichte Regiment van Heutsz. Dit regiment moest de tradities van het ontbonden Nederlands-Indische leger voortzetten en verzorgde later opleidingen voor uitzendingen naar Korea en Suriname. Verder werd, naast de opleiding voor veldartillerie, vanaf mei 1950 in de Elias Beeckmankazerne het 2de Vrijwilligers Opleidingscentrum (VOC) gevestigd voor zowel dienstplichtigen als oorlogsvrijwilligers uit Indonesië.

Na het vertrek van het 2e VOC in 1952, werd de Elias Beeckmankazerne in toenemende mate ingezet voor opleidingen voor troepen van de verbindingsdienst, zoals lijnwerkers en centralisten, maar ook officieren voor de verbindingsdienst. Ter herinnering aan de inzet van troepen van de Verbindingsdienst bij de verdediging van de Vierleeuwenbrug te Rotterdam in 1940, werd in 1960 één van de leeuwen van de brug op het terrein van de Elias Beeckmankazerne geplaatst. Vanwege het verbod op het gebruik van rupsvoertuigen op de openbare weg in Ede, moest de veldartillerie in maart 1968 naar Nunspeet verhuizen. Na 1983 werden de Elias Beeckmankazerne en de Simon Stevinkazerne samengevoegd onder Kazernecomplex Ede-Oost. In 1997 werd er de School Grond-Lucht Samenwerking gevestigd. De Elias Beeckmankazerne zou tot aan haar afstoting eind 2010 enkel nog opleidingseenheden huisvesten, geen pArate troepen.

...

Gebouw 2

...

Intro


Kantinegebouw en (onder)officiersmess

Gebouw 2 is gebouwd als kantinegebouw en (onder)officiersmess. Het gebouw heeft een L-vormige plattegrond, waarvan het westelijke deel van de noordvleugel twee bouwlagen telt. De overige delen tellen één bouwlaag. De verschillende delen zijn afgesloten met zadeldaken met verspringende nokhoogte. deze daken zijn gedekt met rode OVH dakpannen. Beide vleugels hebben aan de binnenhoek van het gebouw een kleine aanbouw. De gevels met trasraam en rollaag zijn opgetrokken in bruingele baksteen in staand verband. In de gevels bevinden zich rechthoekige, stalen meerruits vensters. De vensters worden aan de onderzijde afgesloten door een lekdorpel, aan de bovenzijde door een betonnen latei.

In de westvleugel zijn de onderofficiers- en de officiersmess ondergebracht. De onderofficiersmess op de begane grond en de officiersmess op de verdieping en toegankelijk via een eigen ingang en trappenhuis aan de noordzijde. De oostvleugel bevat de manschappenkantine, in de hoek tussen de beide vleugels zijn de keuken en dienstvertrekken ondergebracht. 

1948

Het gemeentearchief in Ede bevat een verwijzing naar een vergunningaanvraag uit 1948 voor ‘nieuwe kazernegebouwen’ op de Elias Beeckmankazerne. De stukken zijn niet bewaard gebleven, maar het gaat hier zeer waarschijnlijk om nieuwbouw van de manschappenkantine met (onder)officiersmess (2), het bureelgebouw (3) en het wachtgebouw met strafcellen (5). Ook zullen in deze periode een loods (7) en een werkplaats/berging (8) aan het kazerneterrein zijn toegevoegd. 

Hoofddraagconstructie
De hoofddraagconstructie van het gebouw is gebaseerd op dragende bakstenen gevels en scheidingswanden. De begane grondvloer is ter hoogte van de noordwestelijke hoek uitgevoerd in gewapend beton. De overige vloeren zijn uitgevoerd als holle baksteenvloeren, systeem Perfora. De plafondconstructie bestaat uit stuc op steengaas. 

Indeling
Het exterieur van gebouw 2 is nog vrijwel in oorspronkelijke staat, met uitzondering van het in 1964 verbouwde entreeportaal naar de manschappenkantine en enkele gewijzigde deuren en vensters. In het interieur is de indeling op hoofdlijnen intact gebleven, waardoor de oorspronkelijke routing nog herkenbaar is. De manschappenkantine en de onderofficiers- en de officiersmess zijn strikt van elkaar gescheiden, met aparte entree’s, garderobes en toiletten. 

In de oost- en westvleugel waren de verblijfsruimten voor de manschappen en de onderofficieren ondergebracht. Beide vleugels hadden een grote zaal, die dienst deed als kantine/mess en ingericht was met tafels en stoelen. De (onder)officiersmess en de manschappenkantine waren ook gericht op ontspanning. Vooral ’s avonds zocht men naar vertier om de vrije tijd mee door te brengen. De twee zalen op de begane grond waren beiden verbonden met een aanbouw, die waarschijnlijk in gebruik was als leeszaal of biljartruimte. In de manschappenkantine konden ook films vertoond worden. Op de verdieping was hiervoor een filmcabine ingericht, waar de projector stond opgesteld. Achter in de zaal staat een podium, dat voor allerlei voorstellingen en/of aankondigingen gebruikt zal zijn.

De manschappen en de onderofficieren konden versnaperingen, drinken en dagelijkse gebruiksartikelen kopen bij het buffet. Warm eten werd voor hen bereid en geserveerd in het keukengebouw, dat in 1956 werd uitgebreid met een eetzaal (zie gebouw 16). De buffetruimten grensden aan de achtergelegen dienstvertrekken. Hier bevond zich ook de keuken waar de maaltijden voor de officieren bereid werden. Het eten werd met een kleine lift (in 1964 vernieuwd) naar de officiersmess met eetzaal op de verdieping gebracht. De huidige diensttrap was een noodtrap. De oorspronkelijke diensttrap bevond zich in het vertrek tussen de huidige keuken en het voormalige buffet van de manschappenkantine.

Zie voor een gedetaillerd overzicht van de oorspronkelijke indeling de plattegronden (bestaande toestand) uit 1964. Deze zijn ook in hogere resolutie als bijlage te downloaden. 

Interieurafwerking
Het interieur van de (onder)officiersmess, manschappenkantine en met name van de dienstvertrekken is in 1964 en later grotendeels gemoderniseerd. Op enkele plaatsen is de oorspronkelijke interieurafwerking bewaard gebleven. De wanden in de gangen en verblijfsruimten waren afgewerkt met betonemaille, afgesloten met een tegellijstje. In de entree’s, kasten en toiletten lagen terrazzovloeren, in de dienstruimten en in de manschappenkantine ‘asphaltvloeren’. In de onderofficiersmess was de vloer bedekt met linoleum. In het hele gebouw zijn stalen deuren en kozijnen toegepast, met in hardsteen uitgevoerde onderdorpels. 

1964 en later

In 1964 wordt de (onder)officiersmess annex manschappenkantine verbouwd naar ontwerp van R. van Mechelen, eerstaanwezend ingenieur der genie in Arnhem. De entree voor de manschappen op de noordwestelijke hoek wordt vergroot, met nieuwe (dames- en heren)toiletten en garderobe. De toiletten hebben een vloer van terrazzo, de vloer bij de wasbakken is afgewerkt met rode, dubbel hardgebakken vloertegels. Tussen de urinoirs zijn granieten ‘schaamplaten’ geplaatst en de vensters bij de toiletten zijn gevuld met kathedraalglas. 

Het vergroten van het entreeportaal voor de manschappen leidde tot een wijziging van de indeling van de dienstvertrekken. Noodzakelijkerwijs moesten daarbij ook enkele deur- en vensteropeningen aangepast worden.

Ter plaatse van de oude manschappentoiletten komt de keuken voor de officieren. De oude keuken wordt omgebouwd tot magazijn/dienstkeuken. Ook worden er aparte ruimtes voor de hofmeesters ingericht. Het buffet van de manschappenkantine wordt een stuk naar voren in de zaal geplaatst, waardoor daarachter extra dienstruimten ingericht kunnen worden. Op enig moment is hierboven de filmcabine verplaatst. Ook het buffet van de onderofficieren wordt vernieuwd. Op de verdieping ontstaat een ruimere eetzaal voor de officieren. In 1964 wordt tevens een nieuwe dienstlift geïnstalleerd. 

Het interieur is na 1964 op enkele plaatsen nog gemoderniseerd, zoals de keukens voor de officieren en onderofficieren, de toiletten en het buffet van de officieren en de aanbouw bij de manschappenkantine. Alle latere veranderingen in de indeling zijn weergegeven op de faseringsplattegrond. Deze is via de bijlage ook in hogere resolutie te downloaden. 

Gebouw 3

...

Intro

Gebouw 3 is gebouwd als bureelgebouw. Het gebouw heeft een Z-vormige plattegrond waarvan de the westelijke vleugels twee bouwlagen tellen en de oostelijke vleugel één bouwlaag heeft. De vleugels zijn afgesloten met zadeldaken gedekt met rode OVH dakpannen. Tegen de oostvleugel is een eendaagse berging onder een zadeldak gebouwd, die met een plat dakje verbonden is met het hoofdgebouw. De gevels met trasraam en rollaag zijn opgetrokken in bruingele baksteen in staand verband. In de gevels bevinden zich rechthoekige, stalen meerruits vensters. De vensters worden aan de onderzijde afgesloten door een lekdorpel, aan de bovenzijde door een betonnen latei.

1948

Het gemeentearchief in Ede bevat een verwijzing naar een vergunningaanvraag uit 1948 voor ‘nieuwe kazernegebouwen’ op de Elias Beeckmankazerne. De stukken zijn niet bewaard gebleven, maar het gaat hier zeer waarschijnlijk om nieuwbouw van de manschappenkantine met (onder)officiersmess (2), het bureelgebouw (3) en het wachtgebouw met strafcellen (5). Ook zullen in deze periode een loods (7) en een werkplaats/berging (8) aan het kazerneterrein zijn toegevoegd. 

Vlak na de Tweede Wereldoorlog was er grote behoefte aan uitbreiding op de Elias Beeckmankazerne. Deze noodzaak blijkt ook uit een aanvraag uit 1947 voor de bouw van een tijdelijk administratiegebouw/bureelgebouw ten zuiden van het keukengebouw. Dit ‘tijdelijke’ gebouw heeft tot aan de recente sloop deel uitgemaakt van de kazerne en zal na de ingebruikname van het ‘permanente’ bureelgebouw waarschijnlijk een andere functie hebben gekregen.

Het exterieur van gebouw 3 is nog vrijwel in oorspronkelijke staat, met uitzondering van enkele vernieuwde en nieuwe deuren. De architectuur van de in 1948 opgetrokken gebouwen sluit aan op de zakelijk-expressionistische vormgeving van de kazernegebouwen uit 1939. Het ontwerp is mogelijk van eerstaanwezend ingenieur der genie te Arnhem, L. Kuyper, die in 1947 de aanvraag verzorgde voor het tijdelijke bureelgebouw. 

Hoofddraagconstructie
De hoofddraagconstructie van het gebouw is gebaseerd op dragende bakstenen gevels en scheidingswanden. De verdiepings- en zoldervloer zijn uitgevoerd als perforavloeren met holle bakstenen. De plafonds zijn opgebouwd uit stuc op steengaas. De kapconstructies van de oostvleugel en de westvleugel zijn beschoten naaldhouten gordingenkappen, waarvan de gordingen ondersteund worden door kapspanten met kreupele stijlen, makelaars en dubbel uitgevoerde hanebalken. De gordingenkap van de middenvleugel worden ondersteund door hangspanten. 

Indeling
In het interieur is de indeling van het bureelgebouw uit 1948 nog duidelijk herkenbaar: een lange doorlopende gang op de begane grond langs de zuidzijde van de vleugels, met aangrenzende kantoorruimten. Vanwege het ontbreken van bouwtekeningen en andere historische gegevens, is het moeilijk om te achterhalen of er verschillende functies of afdelingen in de aparte vleugels ondergebracht waren. De verdiepingloze oostvleugel lijkt meer ondergeschikt te zijn aan de westvleugels. Deze vleugel heeft tevens een aparte ingang met dwarsgang aan de noordzijde. De westelijke vleugels hebben entree’s met bijgelegen toiletten in de zuidelijke- en noordelijke kopgevel. Aan de zuidzijde geeft de deur naast de entree toegang tot een (niet bezochte) kelder. 

Rechts van de zuidelijke entree bevindt zich de hoofdtrap naar de verdieping en zolder (van de westvleugels). Een overloop leidt naar enkele kantoorruimten in de meest westelijke vleugel en naar een grote zaal met buffet in de middenvleugel. Deze zaal was in gebruik als aparte kantine voor personeel van het bureelgebouw. Achter in de kantine staat een podium. Via een deur is de zolder van de (lagere) oostvleugel te bereiken. Deze verbinding is later tot stand gekomen.

Interieurafwerking
Op enkele plaatsen is de oorspronkelijke interieurafwerking zichtbaar bewaard gebleven. De wanden in de gangen zijn afgewerkt met betonemaille, afgesloten met een tegellijstje. Op basis van enkele ‘kijkgaatjes’, mag verwacht worden dat in de gang op de begane grond onder het huidige linoleum nog de oorspronkelijke terrazzovloer ligt. Ook de vloeren van de toiletten waren afgewerkt met terrazzo. De hoofdtrap bestaat uit een hardstenen bordestrap met natuurstenen dektreden. De houten leuning is met stalen opzetstukjes op de hardstenen deklijst bevestigd. Op het bordes ligt een terrazzovloer.

Alle kantoorvertrekken, hoewel verschillend in grootte, zijn eenvormig ingericht met inbouwkasten. Langs de wanden en aan de bovenzijde van de kasten is een doorlopende profiellijst aangebracht. In een enkel vertrek is de plafondconstructie in het zicht, bestaande uit stuc op steengaas. Verder zijn in het hele gebouw stalen deuren en kozijnen toegepast, met in hardsteen uitgevoerde onderdorpels. Enkele deuren hebben nog een met kathedraalglas gevuld bovenlicht.

 

0 afbeelding.

Latere veranderingen

In zowel interieur als exterieur zijn enkele kleinschalige wijzigingen te duiden die niet gedocumenteerd zijn. Voor wat betreft het exterieur gaat het om het vernieuwen van enkele buitendeuren. In het interieur blijkt dat het gebruik van de zolders van de oostvleugel en westvleugels op enig moment geïntensiveerd is. Voor meer stahoogte zijn de haanhouten en makelaar afgezaagd en op een hoger niveau weer met elkaar verbonden. Andere latere aanpassingen betreffen het moderniseren van sanitair (en mogelijk ook van de daar gelegen terrazzovloeren), het plaatsen van nieuwe tochtpuien op de begane grond en verdieping, het maken van een noodtrap en -deur aan de westzijde en het aanbrengen van nieuwe plafonds en dekvloeren van linoleum. Op het verwijderen van een tussenwand in het meest westelijk vertrek op de verdieping na, bleef de indeling voor zover bekend ongewijzigd. 

 

Gebouw 5

...
0 afbeelding.

Intro

Gebouw 5 is gebouwd als wachtgebouw en is op een L-vormige vleugel opgetrokken. De vleugels zijn afgedekt met zadeldaken gedekt met rode OVH dakpannen. De oostvleugel telt twee bouwlagen, de westvleugel, waarin een cellenblok ondergebracht is telt één bouwlaag. Op de nok van deze vleugel staan vier regelmatig verdeelde vierkante schoorsteenschachten/ ventilatiekokers afgesloten met een dekplaat. De gevels met trasraam en rollaag zijn opgetrokken in bruingele baksteen in staand verband. In de gevels bevinden zich rechthoekige, stalen meerruits vensters. De vensters worden aan de onderzijde afgesloten door een lekdorpel, aan de bovenzijde door een betonnen latei.

Het gebouw staat al geruime tijd leeg, de vensters van de begane grond zijn dichtgezet met plaatmateriaal. 

1948

Het gemeentearchief in Ede bevat een verwijzing naar een vergunningaanvraag uit 1948 voor ‘nieuwe kazernegebouwen’ op de Elias Beeckmankazerne. De stukken zijn niet bewaard gebleven, maar het gaat hier zeer waarschijnlijk om nieuwbouw van de manschappenkantine met (onder)officiersmess (2), het bureelgebouw (3) en het wachtgebouw met strafcellen (5). Ook zullen in deze periode een loods (7) en een werkplaats/berging (8) aan het kazerneterrein zijn toegevoegd. 

Het wachtgebouw stond oorspronkelijk bij de entree van de kazerne aan de daarvoor aangelegde Nieuwe Kazernelaan aan de noord-westzijde van het complex. Door de realisatie van een gemeenschappelijke toegang van de Maurits-, Friso-,Van Essen-, Kool- en Bergansiuskazerne aan de Nieuwe Kazernelaan verdwenen de oorspronkelijke toegangen. De Elias Beeckman- en de Siman Stevinkazerne hadden de laatste tijd hun individuele hoofdingangen aan een gezamenlijke zijweg van de Nieuwe Kazernelaan.

Indeling
Het gebouw is in functionele zin verdeeld in ruimten voor de wacht en een kantoorgedeelte. Beide delen hebben een eigen ingang via het bordes aan de oostzijde. De wacht is aan de noordzijde op de begane grond van het gebouw gesitueerd. Rechts van de entree ligt een ruimte met goed zicht op de toegangspoort via een erker met brede vensters. Daar achter bevinden zich een kantoorruimte en een sanitaire ruimte. Hier tegenover aan de andere zijde van de gang zijn nog een grote en een kleine kantoorruimte gesitueerd. In de huidige situatie is via de gang het trappenhuis bereikbaar, onduidelijk is of dat in de oorspronkelijke situatie ook mogelijk was. Mogelijk is de verbindingsdeur met het trappenhuis later toegevoegd. Via de gang is ook de westvleugel bereikbaar. Hier is een cellenblok ondergebracht, bestaande uit zes kleine en zes grote cellen.  Het cellenblok staat met een rond lopende gang vrij van de buitengevels. De kleine cellen staan rug-aan-rug, de celdeuren van de grote cellen zijn om-en-om  aan de noord- en de zuidzijde  aangebracht. Aan de zuidzesde van het cellenblok is een luchtplaats, afgesloten met een hoge halfrond gemetselde muur met aan de bovenzijde een prikkeldraad versperring.  

Op de begane grond ligt direct rechts van de entree een kleine kantoorruimte en aan de gang in de hoofdvleugel zijn aan de westzijde drie kantoren gesitueerd. In de korte vleugel aan de oostzijde zijn nog twee kantoren en sanitaire ruimten ondergebracht. De kantoren in het zuidelijke deel hebben in de zuidgevel nog een extra toegang. Onduidelijk is of deze om functionele dan wel praktische redenen gemaakt is. Ter hoogte van het trappenhuis is het gebouw onderkelderd met een kleine stookkelder.

Op de verdieping is de indeling vrij overzichtelijk, noordelijk van het trappenhuis loopt de gang langs de westgevel, aan de ander kant is de gang langs de oostgevel gesitueerd. Aan deze gang zijn acht kantoorvertrekken gelegen die verschillend van omvang zijn. De houten scheidingswand tussen de eerste twee kantoren aan de noordzijde is later toegevoegd. Aan beide einden van de gang zijn sanitaire voorzieningen. 

De zolder is alleen via een luik toegankelijk en verder niet bezocht. 

Constructie
De hoofddraagconstructie van het gebouw is gebaseerd op dragende bakstenen gevels en scheidingswanden. De vloeren van de begane grond en de verdieping zijn uitgevoerd als holle baksteenvloer, systeem Perfora. De gestucte plafonds van de begane grond zijn direct tegen deze constructie aangebracht. De aard van de zoldervloer is onbekend. 

Interieurafwerking
De wanden in het gehele gebouw zijn afgewerkt met een hoge lambrisering in betonemaille. Deze afwerking is aan de bovenzijde afgesloten met een zwarte rand van ceramische tegels. In de kantoren op de verdieping en aan de zuidzijde op de begane grond is deze rand met een geprofileerde houten lijst afgewerkt. Mogelijk wijst dit op een hiërarchisch verschil tussen de verschillende gebruikers. 

De vloeren van de gangen, de sanitaire ruimten en het cellenblok zijn afgewerkt met terrazzo (grijs met een zwarte rand. Vrijwel alle binnendeurkozijnen zijn uitgevoerd in staal, die van de kasten zijn in hout uitgevoerd. 

Leidingwerk van waterleiding, riolering en electra is als opbouw in het zicht uitgevoerd. 

Latere veranderingen
Behoudens het plaatsen van een houten tussenwand op de verdieping, schilderwerk en aanpassingen aan het elektrische systeem is het gebouw na de eerste ingebruikname niet meer aangepast. Het bevindt zich dus nog vrijwel geheel in de oorspronkelijke staat. 

 

Gebouw 8

...
0 afbeelding.

Intro

Gebouw 8 is gebouwd als berging/werkplaats en is opgetrokken op een rechthoekige plattegrond. het gebouw telt één bouwlaag onder een zadeldak gedekt met rode OVH dakpannen. 

De gevels met trasraam en rollaag zijn opgetrokken in bruingele baksteen in staand verband. In de gevels bevinden zich rechthoekige, stalen meerruits vensters. De vensters worden aan de onderzijde afgesloten door een lekdorpel, aan de bovenzijde door een betonnen latei.

Dit gebouw is niet opgenomen in de complexbescherming als rijksmonument.

 
0 afbeelding.

1948

Het gemeentearchief in Ede bevat een verwijzing naar een vergunningaanvraag uit 1948 voor ‘nieuwe kazernegebouwen’ op de Elias Beeckmankazerne. De stukken zijn niet bewaard gebleven, maar het gaat hier zeer waarschijnlijk om nieuwbouw van de manschappenkantine met (onder)officiersmess (2), het bureelgebouw (3) en het wachtgebouw met strafcellen (5). Ook zullen in deze periode een loods (7) en een werkplaats/berging (8) aan het kazerneterrein zijn toegevoegd. 

Ook uit de weergave op een kadastrale hulpkaart uit 1951 (zie gebouw 5) valt af te leiden dat gebouw 8 bij deze bouwcampagne tot stand gekomen moet zijn. 
Over de oorspronkelijke en latere functies is niets bekend, ook niet of de ruimte oorspronkelijk ingedeeld was. De grote ongedeelte ruimte met hoge venster en in de kopgevels dubbele deuren met tegen de westgevel een hoge gemetselde aansluiting voor een kachel maken een functie als werkplaats en/of magazijn het meest aannemelijk. 

Gebouw 9 en 28

...
0 afbeelding.

Intro

Gebouwen 9 en 28 zijn oorspronkelijk gebouwd als privaatgebouwen. In hoofdopzet zijn beide gebouwen identiek, gebouw 9 is wat groter. De gebouwtjes zijn opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond en tellen één bouwlaag onder een schilddak. De daken zijn gedekt met rode OVH dakpannen. De gevels met trasraam en rollaag zijn opgetrokken in bruingele baksteen in staand verband. In de gevels bevinden zich rechthoekige vensters met een roedeverdeling en lichtopeningen uitgevoerd in glazen bouwstenen. De vensters worden aan de onderzijde afgesloten door een lekdorpel, aan de bovenzijde door een betonnen latei. Deze gebouwen zijn niet opgenomen in de complexbescherming als rijksmonument.

 

1939

Vlak voordat de legeringsgebouwen in gebruik werden genomen, werd op 10 mei 1939 vergunning verleend voor de bouw van vier privaatgebouwen en een transformatorgebouw. Hiervan staan alleen privaatgebouwen 9 en 28 nog overeind. 

Beide gebouwen hadden een vergelijkbare indeling, die gebaseerd was op de scheiding van drie toiletgroepen. Dit had waarschijnlijk te maken met het onderscheid in toiletten voor manschappen, onderofficieren en officieren. Het centrale deel was ingericht met toiletten voor de manschappen, die met scheidingsmuren in 2 (gebouw 28) en 4 (gebouw 9) compartimenten opgedeeld waren. Deze waren toegankelijk via portaaltjes in de noordgevel van gebouw 28 en op alle hoeken van gebouw 28. Aan weerszijden van de manschappentoiletten waren aparte toiletten ondergebracht voor (onder)officieren en in gebouw 28 een (oorspronkelijk open) ruimte met spoelbakken. 

Van de indeling en interieurafwerking zijn slechts fragmenten bewaard gebleven. In gebouw 9 kan de oorspronkelijke indeling nog afgeleid worden van de terrazzovloeren, die de locatie aangeven van de voormalige entreeportaaltjes en ruimtes met wasbakken bij de manschappentoiletten. Ook de onderdorpels waren uitgevoerd in terrazzo. In gebouw 28 is op de huidige gangmuur nog een restje betonemaille te zien. 

0 afbeelding.

Latere veranderingen

Nadat in alle gebouwen zelf sanitaire voorzieningen werden geïnstalleerd, raakten de privaatgebouwen buiten gebruik. Gebouw 9 kreeg een nieuwe functie als garage, waarbij men in de oostgevel twee garagedeuren plaatste. De deuren op de hoeken die toegang gaven tot de manschappentoiletten werden dichtgezet. De zuidoostelijke hoek werd gebruikt als toilet met spoelruimte. Het interieur is verder volledig uitgebroken. 

Gebouw 28 kreeg een nieuwe bestemming als maskeroefenruimte (MOR), waar militairen oefenden om te werken in een aan gas blootgestelde omgeving. De ruimtes aan de zuidzijde werden samengevoegd tot een gang. Het interieur is verder uitgebroken. Voor wat betreft het exterieur zijn twee deuren dichtgezet en één deur is vervangen door een venster. De zuidgevel is ter plaatse van de voormalige spoelruimte dichtgemetseld, hier is tevens een nieuwe deur geplaatst. 

Gebouw 16

...

Intro

Gebouw 16 is oorspronkelijk gebouwd als keukengebouw met een badinrichting. Het gebouw bevat tevens een later aangebouwde eetzaal en de kelder was ingericht als stookruimte voor alle gebouwen op het kazerneterrein. 

Het gebouw heeft een samengestelde plattegrond in de vorm van een H, en telt één bouwlaag afgesloten door samengestelde zadeldaken gedekt met rode OVH dakpannen. De gevels waarvan het trasraam met rollaag is opgetrokken in kruisverband in rode baksteen, zijn opgetrokken in Vlaams verband in gele baksteen. In de gevels bevinden zich regelmatig verdeelde vensters en deuren met stalen roedenverdeling.

De voorgevel (noordgevel) heeft een topgevel met in de geveltop een uurwerk. Op de begane grond van de topgevel bevindt zich een aanbouw met een plat dak. Op het achterliggende zadeldak staat een forse vierkante, bakstenen schoorsteenschacht met afdekplaat. Aan weerszijden bevindt zich een lagere vleugel met links een aangekapt schilddak en rechts een zadeldak. Door middel van een tussenlid is de rechtervleugel verbonden met de eetzaal. Aan de noordzijde hiervan bevindt zich een uitbouw afgesloten door een aangekapt zadeldak.

Der zuidvleugel is in hoofdopzet symmetrisch. het hogere middendeel heeft een zadeldak, de aan weerszijden aangebouwde lagere vleugels worden afgesloten met schilddaken. 

 

1939

Het ontwerp van het keukengebouw is gedateerd 17-03-1939. De gemeente Ede verleende de bouwvergunning op 21 juni 1939, het gebouw zal kort daarna gebouwd zijn ter vervanging van een tijdelijke noodvoorziening in een barak. Het ontwerp was evenals de overige gebouwen op de Elias Beeckmankazerne van de eerstaanwezend ingenieur van de genie in Arnhem. 

 

Hoofddraagconstructie
De hoofddraagconstructie van het gebouw is gebaseerd op dragende bakstenen gevels en scheidingswanden met traditionele houten hangspanten die de dakgordingen ondersteunen. De begane grondvloeren zijn uitgevoerd in ter plaatse gestort beton, net zoals de diepe stookkelder. De zolder is beperkt beloopbaar via houten steigers en vlonders. Er zijn geen zoldervloeren. De  plafonds van de begane grond zijn opgebouwd uit stuc op steengaas. Deze constructie is via lichte bouwstaalmatten opgehangen aan zware plafondregels. 

Indeling
Het gebouw symmetrisch van opzet. De noordelijke vleugel van het gebouw is onderkelderd met een diepe betonnen kelder waarvan het centrale deel met stalen roostervloeren in twee niveaus ingedeeld is. In dit deel was de stook installatie opgesteld die alle gebouwen op de Elias Beeckmankazerne moest verwarmen en de keukens en het badhuis van warm water voorzag. De installatie werd met kolen gestookt, in de kelders onder de beide zijvleugels waren kolenbunkers ondergebracht. Deze bunkers konden via stortkokers aan de noordzijde gevuld worden. 

Op de begane grond bevatte het centrale deel van de noordvleugel de warme keuken, hier stonden de fornuizen opgesteld onder forse afzuigkappen. Aan de noordzijde was in een lagere aanbouw een expeditiestraat voor de uitgifte van de maaltijden ondergebracht. Militairen nuttigden de maaltijd aanvankelijk in de legeringsgebouwen en in een noodgebouw elders op het terrein, transport vond plaats met gamellen. De vleugel ten westen van de warme keuken was ingedeeld in   een identiek  spoellokaal en een snijkeuken. De oostelijke vleugel was ingedeeld met aan de noordzijde de koude keuken en aan de andere zijde een kantoortje van de hofmeester en een voorbereidings/snijruimte. 

De noordelijke en de zuidelijke vleugel van het gebouw zijn met een breed tussenlid met elkaar verbonden. Oorspronkelijk was in het tussenlid de keukenvoorziening ten behoeve van de eetzaal van de (onder)officieren ondergebracht. Deze bestond uit opslagruimten, een voorbereidings-/snijruimte, een gecombineerde koude en warme keuken en het kantoor van de hofmeester. Deze keuken was intern oorspronkelijk niet verbonden met de keuken voor de maaltijden van de manschappen. Vanuit deze keuken werden de maaltijden via een uitgiftebuffet geserveerd in de eetzaal die in het centrale deel van de zuidelijke vleugel ondergebracht was. Deze eetzaal was via gangen aan weerszijden toegankelijk. Het vloerniveau van deze gangen lag vijf treden lager dan dat van de eetzaal. 

Het oostelijke en het westelijke deel van de zuidvleugel was in gebruik als badhuis. De ruimte was ingericht met rijen geschakelde douchecabines en enkele ruimten met een ligbad. Ook was er een kantoortje voor het toezicht en de bediening. De beide badruimten waren toegankelijk via portalen in de noordgevels en in de kopgevels. Laatstgenoemde deuren staan niet op de bouwtekening maar lijken wel onderdeel uit te maken van de oorspronkelijke opzet. Het badhuis was intern niet verbonden met de rest van het gebouw.

Zie voor een gedetailleerd overzicht van de oorspronkelijke toestand de plattegronden en doorsneden uit  1939. Deze zijn ook in hogere resolutie als bijlage beschikbaar. 

Interieurafwerking
De oorspronkelijke interieurafwerking van keukens en badhuis is door latere verbouwingen en moderniseringen grotendeels verdwenen. In met name enkele gangen en dienstruimten bleef (een deel van) de plafondafwerking en de oorspronkelijke stalen deurkozijnen met stompe deuren op paumelles wel bewaard. 

 

0 afbeelding.

Latere veranderingen

Tussen1956 en nu is gebouw 16 nog een aantal malen veranderd en gemoderniseerd, hoofdzakelijk in het interieur. De meest ingrijpende verandering was de opheffing van de centrale badvoorziening vanwege de realisatie van modern sanitair in de legeringsgebouwen. De vrijkomende ruimten in de zuidvleugel werden opnieuw ingedeeld waarbij  de plattegrond ingrijpend wijzigde. Aan de westzijde kwam een geheel nieuwe indeling en aan de oostzijde realiseerde men twee grote ruimten. Van de ruimte aansluitend aan de eetzaal verhoogde men de vloer een stuk zodat deze op hetzelfde niveau kwamen. Door de ingebruikname van de nieuwe eetzaal in 1957 was ook de expeditiestraat overbodig geworden. Deze kreeg een nieuwe indeling waarbij ook de gevel grotendeels vernieuwd werd. 

De uitrusting en afwerking van de sanitaire ruimten, de keukens en de daarbij behorende dienstruimten is waarschijnlijk meerdere malen aangepast aan veranderde logistieke- en hygiene-eisen. Alleen de dienstruimten van de (onder)officierskeuken verkeren nog groetendeels in de oorspronkelijke staat. 

Veranderingen in de plattegrond die uit de vergelijking van de beschikbare plattegronden te herleiden zijn zijn op een faseringsplattegrond in kleur weergegeven. Deze is via de bijlage ook op hoge resolutie te downloaden. 

niet ingekleurd: nieuwbouw 1939
blauw: nieuwbouw eetzaal 1956
rood: latere veranderingen

0 afbeelding.

1956

Op 8 december 1956 verlenen B en W van Ede vergunning voor het uitbreiden van het keukengebouw met een eetzaal voor de manschappen. De nieuwbouw wordt aan de westzijde in het verlengde van de noordvleugel gebouwd tegen de bestaande eindgevel. Intern worden via de spoelkeuken en het schillokaal verbindingen gemaakt. Het ontwerp van het gebouw is van de hand van de eerstaanwezend ingenieur van de genie in Arnhem. De vormgeving is grotendeels gebaseerd op die van het bestaande deel. 

De overkapping van de eetzaal wordt gerealiseerd met gelamineerde houten driescharnier spanten. Deze kwamen slechts gedeeltelijk in het zicht, de top verdween achter een vlak plafond. Op de overgang met het bestaande gebouw kwamen personeels- en opslagruimten met aansluitend een uitdeelbuffet. Naast de aangebouwde hal organiseerde men de inname van etensresten en het spoelen en afwassen van de vaat.

De oorspronkelijke interieurafwerking bleef alleen ter hoogte van de noordelijke verbindingsgang bewaard.