Tijdbeeld

Advies en waardering

samenvatting van de bouwgeschiedenis

Boerderij De Kip aan de Tolstraat 2 in Hummelo dateert in zijn huidige opzet waarschijnlijk al uit de 17e eeuw. Op dit erf is in de 16e eeuw al sprake van een boerderij met dezelfde naam. De vrijstaande schuur die naast de boerderij staat is waarschijnlijk in de 18e eeuw gebouwd.
In de 17e of het begin van de 18e eeuw werd het woongedeelte aan de linker zijde uitgebreid met een opkamer boven een gewelfkelder. Omstreeks 1850 gaf de toenmalige eigenaar, Hendrik Jacob Carel Johan van Heeckeren, opdracht voor het vernieuwen van de voorgevel in een voor dit soort boerderijen ongebruikelijke vormgeving. 

In 1888 werd de schuur een stukje verlengd en omstreeks 1900 verlengde men ook het bedrijfsgedeelte van de boerderij. Tegelijk verving men de rieten kap voor een dekking met pannen. In het woongedeelte kwam achter de voordeur een gang en de woning werd met enkele vertrekken in het bedrijfsgedeelte uitgebreid.
Na de Tweede Wereldoorlog werd het woongedeelte opnieuw gemoderniseerd; de rechter zijkamer werd breder en op de zolder kwamen twee slaapvertrekken, bereikbaar via een vaste trap. De schuur werd ingericht voor het houden van varkens en in 1972 werd de stalinrichting van de boerderij vernieuwd. Daarbij plaatste men nieuwe betonnen stalvensters. Achter de keuken kwamen nieuwe sanitaire ruimtes, waarvoor de gang  verder naar achteren doorgetrokken werd.  

waardering

De cultuurhistorische waardering is onderverdeeld in een aantal deelwaardestellingen. Daarnaast worden de bouwfasering en de waardering visueel gepresenteerd op de faserings- en waarderingsplattegronden. Deze zijn tevens in hogere resolutie te downloaden onder de knop ‘bijlagen’. 

algemene historische waarden en waarden vanuit de gebruikshistorie

  • De boerderij is van algemeen belang vanwege de herinnering aan en de verwijzing naar bewoning en de ontwikkeling van het boerenbedrijf op de hogere gronden langs de Oude-IJssel in de marke Hummelo. Op het huidige erf stond in ieder geval al vanaf de 16e eeuw een oudere voorganger.
  • De boerderij is van belang als pachtboerderij, aanvankelijk in het bezit van Doesburgse notabelen en vanaf  1775 als onderdeel van het landgoed Enghuizen.
  • Het belang van het historisch gebruik van de boerderij blijkt in conceptuele zin uit de scheiding tussen een woongedeelte aan de ene en een werkgedeelte aan de andere zijde. Daarnaast herinnert concreet de indeling en vormgeving van het woon- en bedrijfsgedeelte (ondanks wijzigingen in de 20e eeuw) nog op tastbare wijze aan het historisch gebruik vanaf de 19e eeuw: een driebeukig bedrijfsgedeelte met stalfunctie en middendeel met daarboven een oogstberging aan de achterzijde en een indeling aan de voorzijde met een middenvertrek (heerd) en twee zijvertrekken met links een melk- en provisiekelder en opkamer.

ensemblewaarden en stedenbouwkundige waarden

  • De stedenbouwkundige/landschappelijke waarde van de boerderij wordt hoofdzakelijk bepaald door de solitaire en prominente ligging op een verhoging in het landschap. De boerderij ligt van oudsher op de rand van een dekzandrug.  
  • De boerderij is van belang vanwege de situering op een ruim en open erf, van oudsher toegankelijk via een rechte doodlopende toegangsweg,
  • De boerderij vormt samen met de naastgelegen schuur een historisch ensemble,  de historische indeling en inrichting van het erf is verdwenen.

architectuurhistorische waarden

  • De esthetische kwaliteiten van het gebouw zijn gelegen in het aanzien van een traditioneel vormgegeven hallehuis, uitgevoerd in schoon metselwerk en voorzien van een afgewolfd en met pannen gedekt dak.
  • Het gebouw is van belang vanwege het in een traditioneel ambachtelijke stijl vormgegeven exterieur van de boerderij en de omstreeks 1850 gerealiseerde modernisering van de voorgevel in een voor boerderijen ongebruikelijke stijl die verwant is aan het neoclassicisme. 
  • Met betrekking tot het interieur ligt de architectuurhistorische waarde in de reeds genoemde, deels bewaard gebleven indeling van woon- en bedrijfsgedeelte.
  • De schuur is van belang vanwege de in een traditioneel ambachtelijke stijl vormgegeven hoofdvorm en de in 1888 gerealiseerde nieuwe zuidgevel.

bouwhistorische waarden

  • De boerderij is van belang vanwege de grotendeels bewaard gebleven constructieve opzet van de nieuwbouw en de uitbreiding uit de 17e, 18e en 19e eeuw, bestaande uit een gebintenstructuur die van voor tot achter loopt, de enkelvoudige zolderbalklaag in het woongedeelte en de bewaard gebleven eiken daksporen. 
  • Uit de indeling van met name het woongedeelte van de boerderij is de historisch-ruimtelijke ontwikkeling van het gebouw nog goed afleesbaar. Deze geschiedenis is direct te koppelen aan de traditie en modernisering van de agrarische bedrijfsvoering en het wooncomfort.

Colofon

Tolstraat 2 in Hummelo
bouwhistorische verkenning
ARCX-rapport 0966

x,y coordinaten: 211880, 447730

© ARCX 8 november 2018

Onderzoek: ARCX Bergstraat 41 6981 DB Doesburg
                   telefoon 0313 650190    www.arcx.nl

i.s.m. Belfort Cultuurhistorie en Monumenten, Doetinchem

Opdrachtgever: Landgoed De Kip

Veldwerk, rapportage en foto's: Peter Boer en Jacco Vromen

Tekeningen en archiefonderzoek: Peter Boer

ARCX aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Tolstraat 2

Hummelo

Introductie


Op dit moment worden plannen gemaakt voor de verbouwing van boerderij ‘De Kip’, Tolstraat 2 in Hummelo. Vanwege de status van Rijksmonument is aan ARCX gevraagd om een bouwhistorische verkenning met waardestelling uit te voeren. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan bepaald worden welke cultuurhistorische waarden bij de veranderingen in het geding zijn en waar de ruimte ligt voor nieuwe ontwikkelingen. 

onderzoek
Het onderzoek was gericht op het in kaart brengen van de bewaard gebleven historische structuur van de boerderij en de daarin te onderscheiden bouwfasen. Allereerst zijn de aanwezige gegevens in de literatuur en archieven geïnventariseerd. Hiervoor is een bezoek gebracht aan het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers in Doetinchem en zijn bij het Kadaster kadastrale hulpkaarten geraadpleegd. Via diverse beeldbanken is historisch beeldmateriaal verzameld. Vervolgens is het gebouw zelf onderzocht, het veldwerk is uitgevoerd op 15 oktober 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden conform de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek van april 2009. 

digitale rapportage
Alle onderzoeksgegevens zijn chronologisch geordend en digitaal gepresenteerd in opeenvolgende vensters in een tijdlijn en voorzien van een waardering op www.tijdbeeld.com. De directe link naar de rapportage is: http://www.tijdbeeld.com/projecten/120/hummelo

Hoewel via de website een PDF-versie van het rapport gegenereerd kan worden, is dit hoofdzakelijk bedoeld als archieffunctie. Tekst en afbeeldingen zijn optimaal te bekijken via bovenstaande link. 

situering
De boerderij is gelegen op een ruim erf ten noordwesten van de dorpskern van Hummelo, daar waar de landbouwgronden omsloten zijn door de Tolstraat, Kipstraat en Torenallee. Het erf is bereikbaar via een smalle onverharde laan vanaf de Tolstraat.

beschrijving
De boerderij is gebouwd op een T-vormige plattegrond en telt één bouwlaag onder een met gesmoorde gegolfde pannen gedekt wolfdak. In het voorste dakschild is een brede dakkapel opgenomen en op de nok staat boven het woongedeelte aan de voorzijde een gemetselde schoorsteen. De gevels zijn opgetrokken in schoon metselwerk in kruisverband, in de voorgevel uitgevoerd met vlechtingen. 

De voorgevel bevat links twee houten rondboogvensters met schuiframen met een roedenverdeling en rechts de voordeur met bovenlicht met roedeverdeling, allen afgesloten door rondbogen met natuurstenen sluitstenen. Geheel rechts een kleiner venster met roedeverdeling onder een rollaag. De vensters hebben natuurstenen onderdorpels. De onderramen van de rondboogvensters en de andere vensters van het woongedeelte zijn afsluitbaar via houten luiken die draaien op duimgehengen. Geheel linksonder een kelderlicht onder een rollaag. Op de zolderverdieping is de gevel voorzien van twee ellipsvormige vensters met kruisvormige roeden. 

Het voorste deel van de linker- en rechter zijgevel is uitgebouwd en iets hoger opgetrokken. De uitbouw aan de linkerzijde is blind en heeft klezoren in de hoekoplossingen. De gevel is hier voorzien van een kelderlicht onder een segmentboog. De linker zijgevel bevat verder een houten deur met rechts daarvan één gietijzeren stalvenster en links vijf betonnen stalvensters. 

In de rechter zijgevel is het uitgebouwde deel voorzien van een stolpvenster en een deur met zijlicht, beiden onder een rollaag en met toepassing van bakstenen onderdorpels. In achterste deel van de rechter zijgevel zijn vijf betonnen stalvensters geplaatst. 

De achtergevel bevat centraal een dubbele baander, geflankeerd door kleine gietijzeren stalvensters en houten staldeuren aan de zijkanten. Op zolder bevat de gevel een hooiluik.

Aan de westzijde van de boerderij staat op het erf een bakstenen schuur, opgetrokken op een rechthoekige plattegrond met een afgewolfd zadeldak.

De zuidgevel heeft centraal een baander onder een korfboog, geflankeerd door hoge stalvensters en staldeuren onder korfbogen. In de zijgevels waren oorspronkelijk mestdeuren aangebracht, later zijn  hieraan betonnen stalvensters toegevoegd. 

Bekijk afbeeldingen

1 afbeelding.

Historische gegevens

Het dorp Hummelo is in de middeleeuwen ontstaan op een oeverwal van de Oude IJssel. De plaats wordt in 828 voor het eerst genoemd. De rivier had tot de bedijking in de Middeleeuwen een sterk meanderend verloop, waardoor verschillende oude stroomgeulen en afgesneden armen ontstonden. Direct langs de rivier liggen de zogenaamde stroomruggen of oeverwallen: langgerekte zones waar het water voor de bedijking mengsels van zand en klei afzette. Op deze hoger gelegen, vruchtbare gronden ontstonden aan weerszijden van de rivier de eerste nederzettingen. De oudere boerderijen vooral gesitueerd op de hogere oeverwallen en langs de dijken. 

De nadruk in het boerenbedrijf lag tot halverwege de 19e eeuw vooral op het gemengd bedrijf, in de loop der tijd verschoof het accent steeds meer richting de veeteelt. De nabij gelegen woeste gronden werden in de loop van de 19e eeuw ontgonnen, voor zover zij niet behoorden bij de nabijgelegen adelijke landgoederen. Door de komst van kunstmest was de heide namelijk niet langer noodzakelijk voor het weiden van de schapen en het leveren van plaggen voor in de potstal. De lagere komgronden deden dienst als hooiland. Op de rivierklei, dichtbij de belangrijke centra van baksteenfabricage, vond de verstening van de boerderijen vroeg plaats, vanaf de tweede helft van de 16e eeuw kwamen langs de rivieren al baksteengevels voor

historische bronnen
De vroegste vermelding van De Kip dateert uit 1555. In dat jaar wordt melding gemaakt van het verpachten van een stuk land genaamd de Kleine Kip. In de markestukken van Hummelo wordt in 1637 de Doesburgse burgemeester Derck van Suylen (van Natewisch) als eigenaar genoemd. De Kip bleef lang in het bezit van Doesburgse families, in 1715 is burgemeester Jan Georg van Lamsweerde in het bezit van de boerderij. In 1775 is De Kip in het bezit gekomen van de familie van Heeckeren van het nabijgelegen landgoed Enghuizen.

De boerderij draagt de naam ‘De Kip’ dus al meer dan 450 jaar, een naam die overigens niets te maken heeft met pluimvee. Kip verwijst naar het werkwoord ‘kiepen’ en heeft betrekking op een brug die open kan door te ‘kippen’, een eenvoudige ophaalbrug dus.
Nabij de onderzochte boerderij liep evenwijdig aan de Tolstraat de beek de Leigraaf met een brug over de toegangsweg naar het erf. In de markestukken van 1707 en 1728 worden onderhoudsposten van deze brug gemeld. (H. Stam, Historie Gemeente, Boerderij de Kip aan de Tolstraat, De Hessenkoerier, jrg 21, 4 feb 1989)

bouwtraditie en bedrijfsvoering
De ruimtelijke ontwikkeling van boerderijen in het oosten van ons land kan niet los gezien worden van de boeren-bedrijfsvoering in relatie tot het gebruik van het omliggende cultuurlandschap. Traditioneel voeren de boerenbedrijven een gemengd bedrijf. In de vroege middeleeuwen ontstond een heidegericht landbouwsysteem, dat gekenmerkt werd door een intensiever gebruik van de heidevelden en het ontstaan van open akkercomplexen. De eerste open akkercomplexen kenden een weide-braaksysteem. Op delen van de akkers werd afwisselend ook vee geweid. Om de grond niet uit te putten gingen de boeren over op plaggenbemesting. Tot ver in de 18e eeuw was de veehouderij minder sterk ontwikkeld en diende deze hoofdzakelijk voor de productie van stalmest. Verse melk werd alleen voor eigen gebruik geproduceerd en van de overige melkproducten was alleen boter voor langere tijd houdbaar. De stalmest werd in potstallen verzameld waar zich in de loop van het jaar een dikke laag mest opbouwde die gemengd werd met strooisel. Deze natuurlijke meststof verspreidde men over het bouwland dat door dit compostmengsel steeds hoger kwamen te liggen. Vanuit de nederzettingen groeide het akkerareaal aaneen tot een gezamenlijk akkerlandcomplex: een enk. Hoofdzakelijk verbouwde men rogge, afgewisseld met haver, gerst en boekweit. Het heidegericht potstalsysteem kon eeuwenlang stand houden, de omvang van de bedrijfsvoering was daarbij afhankelijk van de hoeveelheid mest die beschikbaar was. Tot ver in de 19e eeuw waren de meeste landbouwbedrijven kleinschalig en voor het grootste deel zelfvoorzienend. Dit betekende dat er weinig ruimte was voor specialisatie. Deze behoudende en traditionele aanpak wordt in beschrijvingen vaak gekarakteriseerd als een achterlijke en onrendabele wijze van exploitatie. Rationeel gezien, gaven de boeren op een weldoordachte en op duurzaamheid gerichte wijze vorm aan hun bestaan. Hun handelen was primair gericht op continuïteit en bestaanszekerheid en zeker niet op winstmaximalisatie.

Traditioneel waren alle boerderijen in oost-Nederland en het aangrenzende Duitse grondgebied van het hallehuistype en dus driebeukig.  De dragende constructie van alle boerderijen en schuren was opgebouwd met ankerbalkgebinten. Voorbeelden van dit constructieprincipe kennen we al uit de late 15e  eeuw. Ankerbalkgebinten bestaan uit twee stijlen waartussen op ongeveer driekwart van de hoogte een balk, de 'ankerbalk' was bevestigd. De verschillende gebinten waren in de lengterichting van de boerderij met platen aan elkaar verbonden. Alle hoeken tussen stijlen, balken en platen waren verstevigd met respectievelijk korbelen en windschoren. Deze constructie maakte een zeer efficiënt gebruik van de ruimte mogelijk. Zo efficiënt dat dit constructieprincipe, dat aan het eind van de middeleeuwen algemeen gangbaar werd, tot aan de Tweede Wereldoorlog in gebruik zou blijven. Toen werd het maken van de bewerkelijke pen-en-gat verbindingen door de sterk gestegen arbeidskosten te duur. 

In de bijlagen wordt een overzicht gegeven van de samenhang tussen bouwtraditie, bedrijfsvoering, dateringscriteria en de ruimtelijke ontwikkeling van de boerderijbouw in oost-Nederland.

 
...

17e eeuw


Boerderij De Kip is een stuk ouder dan de voorgevel uit omstreeks 1850 doet vermoeden. De hoofddraagconstructie die achter de gevels schuil gaat is grotendeels in één bouwfase tot stand gekomen en dateert in hoofdopzet waarschijnlijk uit de 17e- of het begin van de 18e eeuw. De omvang van deze boerderij is weergegeven op de kadastrale minuutkaart van 1832. Het pand was destijds een stuk korter en rechtsvoor nog niet uitgebouwd. De huidige omvang is tot stand gekomen na een verlenging aan de achterzijde omstreeks 1900 en het uitbouwen van de kamer rechtsvoor rond 1950.

gebintconstructie en kap
Oorspronkelijk had het gebouw een rieten dak dat gedragen werd door rechthoekige eiken daksporen. In de huidige situatie is aan de voorzijde een substantieel deel van deze daksporen nog aanwezig, deze zijn onderling verbonden met eiken haanhouten. De sporenkap wordt ondersteund door platen die doorlopen van voor- tot achtergevel. In de oorspronkelijke situatie rustten deze platen op vier eiken ankerbalkgebinten waarvan de achterste drie bewaard zijn gebleven. Het eerste gebint stond ter hoogte van de voorgevel. De stabiliteit in de langsrichting werd geborgd door de windschoren die in de gebintstijlen en gebintplaten gepend zijn. De gebinten zijn van voor naar achter genummerd met gehakte telmerken. Onderscheid tussen links en rechts is gemaakt door een rechte beitel (rechts) en een guts (links) te gebruiken. De windschoren zijn op dezelfde wijze zelfstandig doorgenummerd van voor naar achteren. Hieruit blijkt dat de (verdwenen) windschoren met het telmerk I uit de voorgevel staken en daar de waarschijnlijk houten topgevel ondersteund moeten hebben. 

indeling
De ankerbalkgebinten stonden dus zowel in het woon- als in het bedrijfsgedeelte en verdeelden de beschikbare ruimte in een hoge middenbeuk en twee lagere zijbeuken. Deze in de late middeleeuwen ontstane boerderijvorm combineerde woon-, stal- en tasruimte onder één dak, was zeer geschikt voor het gemengd bedrijf en is in heel Oost-Nederland en het aangrenzende Duitse grondgebied toegepast. De middenbeuk werd in het bedrijfsgedeelte benut als deel of dorsvloer. Boven de relatief laag liggende ankerbalken was ruimte voor de opslag van hooi of ongedorst graan. Aan weerszijden van de deel stond het vee gestald in potstallen. Op de eiken gebintstijlen markeren oude verbindingssporen de oorspronkelijke (lagere) hoogte van de steekrijen. Deze droegen de balklagen van de destijds lager gelegen hildenvloeren en steunden de reppels waartussen de koeien aangebonden waren. 

In het woongedeelte bevond zich aan de voorzijde centraal het woonvertrek, ook wel de heerd genoemd. Deze kamer was van oudsher het enige vertrek waar het haardvuur brandde en waar daarom gekookt, geleefd en zelfs geslapen werd. Op de heerd kwamen meestal één of meerdere bedsteden uit. In de huidige boerderij besloeg de heerd in deze bouwfase het middenvertrek en de naastgelegen gang. Boven de hier later aangebrachte plafonds (gedeeltelijk verwijderd voorafgaand aan het veldwerk) bevinden zich nog de enkelvoudige, eiken zolderbalklaag en enkele brede eiken vloerdelen uit de bouwtijd. Ook zijn boven de later geplaatste schouw in het middenvertrek op de balklaag de aftekening en roetsporen te zien van een oudere, veel grotere schouw die tegen de achterwand stond. 

De vloerconstructie van de linker zijkamer is eveneens opgebouwd uit enkelvoudige eiken balken. Dit vertrek was wellicht in deze bouwfase al onderkelderd. De van binnen gepleisterde kelder met tongewelf is lastig in de tijd te plaatsen, maar kan zeker nog uit de 17e- of 18e eeuw dateren. De rechter zijkamer lag oorspronkelijk in het verlengde van de rechter zijgevel en is pas veel later uitgebouwd. 

gevels
Het gebint dat ter hoogte van de huidige voorgevel stond maakte zeer waarschijnlijk deel uit van een vakwerkgevel: een houten raamwerk met een vulling van vlechtwerk en leem of een betimmering van houten planken. Het is goed denkbaar dat ook de overige gevels destijds grotendeels in vakwerk waren uitgevoerd. De verstening van boerderijen bleef in de 17e- en 18e eeuw vaak beperkt tot alleen het voorhuis of soms zelfs alleen een gedeelte daarvan. Het oudste stenen onderdeel was dan meestal de kelder met daarboven de opkamer. Mogelijk was dit ook bij De Kip het geval. Het muurwerk van het uitgebouwde deel van de linker zijgevel met daaronder de kelder is namelijk voorzien van hoekoplossingen met zogenaamde klezoren (kwart van de lengte van een baksteen). Een dergelijke hoekoplossing werd in stedelijke context tot in de vroege 18e eeuw toegepast. 

schuur
Aan de westzijde van de boerderij werd een vrijstaande schuur gebouwd, in hoofdopzet zou deze schuur al uit de late 17e of de 18e eeuw kunnen dateren. Op het kadastrale minuutplan van 1832 staat dit gebouw al ingetekend, zij het een stukje korter dan in de huidige situatie. Dit komt overeen met de omvang van een gebintconstructie, bestaande uit  drie ankerbalkgebinten die het dak ondersteunen. Deze gebinten zijn van eikenhout gemaakt en voorzien van gehakte telmerken (1 tm 3). Er is geen onderscheid gemaakt tussen links en rechts en de windschoren zijn doorlopend genummerd en met een rechte beitel (oost) en een guts (west) aangebracht. 

De hilden zijn later een keer vernieuwd en een stukje naar boven verplaatst.  Ook de daksporen behoren niet meer tot de oorspronkelijke opzet. Op de gebintstijlen zijn de afgezaagde pen-en-gatverbindingen van de verdwenen steekrijen nog waar te nemen. 

...
7 afbeeldingen.

1850


Hendrik Jacob Carel Johan van Heeckeren (1785 -1862), in de 19e eeuw eigenaar van boerderij De Kip, was opgeleid als militair en had in 1806 in Pruisische dienst in de slag bij de Jena tegen Napoleon gevochten. In 1812 was hij in Franse dienst en maakte hij met de Grande Armeé de veldtocht van Napoleon naar Rusland mee. Als herinnering aan zijn veldtochten gaf hij later een aantal van zijn boerderijen plaatsnamen die hij onderweg was tegengekomen. 

pachtboerderij van landgoed Enghuizen
Van Heeckeren had na zijn huwelijk met de zeer gefortuneerde Elisabeth Hope het landgoed Sonsbeek in Arnhem gekocht waar zij zich ook vestigden. Na het overlijden van zijn vader in 1831 erfde hij de landgoederen Enghuizen en Beverweerd. De Van Heeckerens spendeerden veel geld aan de uitbreiding van hun landgoederen en hadden daarbij zeker ook oog voor vernieuwingen in de architectuur. Zij hadden ingrijpende plannen met Enghuizen en pakten de zaken groots aan. Naast de ontginning van gronden en de bouw van boerderijen werd ook het oude kasteel afgebroken. Voor de nieuwe aanleg werd de bekende tuinarchitect Hendrik van Lunteren ingeschakeld en in 1835 werd gestart met de bouw van een groot nieuw huis, ontworpen door de Arnhemse architect Jacob Coers (1800-1861). Het huis was bestemd voor zijn dochter Juliana Louise Wilhelmina, die echter op twintigjarige leeftijd kwam te overlijden. Coers werkte als architect-aannemer ook voor de Van Heeckerens op de landgoederen Sonsbeek en Beverweerd (Jan Harenberg, Verdwenen grandeur Enghuizen bij Hummelo en wat er eens bij gehoord heeft, 2009). 

nieuwe voorgevel
Omstreeks 1850 werd boerderij De Kip voorzien van een nieuwe voorgevel. De vormgeving van de gevel past op geen enkele wijze binnen het gebruikelijke traditionele stramien van vergelijkbare hallehuizen. De hoge rondboogvensters met vaste kalven en de ellipsvormige zoldervensters daar boven zijn ongewoon en zeer ongebruikelijk voor dit soort gebouwen. Met name de rondboogvensters zijn verwant aan het neoclassicisme, een in de eerste helft van de 19e eeuw populaire bouwstijl. Deze bouwstijl oriënteerde zich op de klassieke oudheid en stond in ons land sterk onder invloed van de Franse empirestijl, genoemd naar het keizerrijk van Napoleon en geïntroduceerd tijdens de Franse bezetting. 

Ook een andere boerderij behorend bij Enghuizen, Rozegaardersweg 7 in Hummelo, is in de voorgevel voorzien van vensters en een deur afgesloten met een rondboog. Deze boerderij met de naam Jena is gebouwd in 1851. De nieuwe voorgevel van de Kip zal omstreeks dezelfde tijd tot stand gekomen zijn. Samen illustreren deze voorbeelden dat Van Heeckeren niet alleen belang hechtte aan een eigentijds voorkomen van het hoofdhuis van Enghuizen en de directe omgeving daarvan maar ook zijn pachtboerderijen bij de verfraaiing en modernisering van het landgoed betrok. 

wijziging indeling woongedeelte
Niet alleen de vormgeving van de nieuwe voorgevel is a-typisch te noemen, dit geldt tevens voor de aansluiting op de achterliggende vertrekken. Als men bedenkt dat de rechter zijkamer destijds nog geheel in het verlengde lag van de rechter zijgevel, valt op dat de voordeur vrij ver rechts in de gevel is geplaatst. Daarachter bevond zich echter de scheidingswand tussen de heerd en deze kamer. Om ervoor te zorgen dat de voordeur op fatsoenlijke wijze uitkwam op de heerd (er was nog geen sprake van een gang), werd het voorste stuk van de achtergelegen binnenmuur schuin aangesloten op de voorgevel. De rechter zijkamer werd hierdoor iets verkleind.
In de zolderbalklaag van de heerd werd ter plaatse wigvormig verbreed waarvoor tegen de strijkbalk een extra balk gespijkerd moest worden. 

 

 

 

 

 

...
8 afbeeldingen.

1900


Boerderij De Kip bleef tot ver in de 20e eeuw een pachtboerderij van het landgoed Enghuizen. Dit landgoed kwam in 1923 via vererving in het bezit van de familie van Rechteren-Limpurg. Daarvoor heeft de boerderij nog enkele veranderingen ondergaan die helaas niet op kadastrale hulpkaarten of in andere bronnen zijn vastgelegd. Waarschijnlijk hebben deze wijzigingen omstreeks 1900 plaatsgevonden. 

uitbreiding en modernisering van de boerderij en de schuur
Op een kadastrale hulpkaart van 1888 heeft de boerderij nog altijd de omvang die ook op het kadastrale minuutplan van 1832 is weergegeven. Met een rode lijn is aangegeven dat de schuur aan de zuidzijde een stukje verlengd is. Bij deze verlenging werd een extra gebint bijgeplaatst en zal de huidige zuidgevel tot stand gekomen zijn.  

In de late 19e- of vroege 20e eeuw is het bedrijfsgedeelte van de boerderij met een gebintvak verlengd. De verbouwing omvatte het verlengen van de bestaande gebintenstructuur door het plaatsen van een extra gebint van naaldhout en het optrekken van een nieuwe achtergevel. Mogelijk liep deze uitbreiding parallel aan de modernisering van de stalinrichting en het vernieuwen van de dakbedekking. 

Tegen het einde van de 19e eeuw ging de veehouderij de boventoon voeren en werden koeien niet langer hoofdzakelijk gehouden om de akkers te kunnen bemesten. In de jaren na 1878 waren de graanprijzen in Europa gekelderd, als gevolg van de import van goedkoop Amerikaans graan. Omdat de vraag naar vlees en zuivelproducten van de groeiende bevolking toenam, werd het voor de boeren op de Nederlandse zandgronden steeds aantrekkelijker om goedkoop graan te voeren aan het vee en het vlees en de melk daarvan voor een goede prijs te verkopen.

Tegelijkertijd begon door wetenschappelijk onderzoek het besef door te dringen dat de efficiëntie en de hygiëne op boerderijen te wensen overliet en dat hier aanzienlijke verbeteringen te bereiken waren. Het gebruik van de potstallen, waarbij het vee voortdurend in de eigen mest stond, kwam de kwaliteit van de melk en de opbrengst van de zuivelproducten niet ten goede. Vanaf het einde van de 19e eeuw werden de potstallen dan ook overal vervangen door zogenaamde grupstallen, bestaande uit een vaste standplaats met daarachter een mestgoot (de grup). Dit proces werd aanzienlijk versneld door de introductie van de kunstmest, waardoor de boeren minder van stalmest afhankelijk waren. 

Ook op De Kip zullen de oude potstallen in de zijbeuken op enig moment plaatsgemaakt hebben voor grupstallen. Omdat niets resteert van de oude stalinrichting - later zijn aan beide zijden mestputten aangelegd met roostervloeren - is deze ontwikkeling hier niet goed te volgen. Achter de grup liep een pad waarlangs de mest kon worden afgevoerd door staldeuren in de achtergevel en de zijgevels. 

Op alle ankerbalkgebinten, ook op het achterste naaldhouten gebint, zijn op enig moment naaldhouten kapgebinten geplaatst die samen met de daarop rustende platen voor extra ondersteuning van de kapconstructie zorgen. Deze toevoeging had zeer waarschijnlijk te maken met het veranderen van het rieten dak door een dakbedekking met dakpannen. Het dak werd hierdoor een stuk zwaarder en moest extra ondersteund worden. 

verandering van het woongedeelte
Ook het woongedeelte zal in de late 19e- of vroege 20e eeuw gemoderniseerd zijn. Een belangrijke wijziging betrof het maken van een gang achter de voordeur die helemaal doorliep tot het bedrijfsgedeelte. Een dergelijke gangstructuur was bij woonhuizen in de stad al eeuwen gemeengoed, maar werd op het platteland pas veel later geïntroduceerd. Het overnemen van stedelijke woonnormen en de behoefte aan meer wooncomfort uitte zich ook in het creëren van meer afgescheiden vertrekken, zoals slaapkamers en keukens. De ruimte voor deze afzonderlijke woonruimten werd bij boerderijen zoveel mogelijk gezocht binnen het bestaande gebouw. Dit was ook bij De Kip het geval, waar de nieuwe gang achter de scheidingsmuur tussen woon- en bedrijfsgedeelte aansloot op een nieuw (alkoofachtig) vertrek. Deze (lagere) kamer stond vervolgens in verbinding met een extra ruimte achter de linker zijkamer. Deze verandering hield mogelijk direct verband met de uitbreiding van het bedrijfsgedeelte. De verlenging van de boerderij zorgde immers voor de benodigde ruimte om het woongedeelte naar achteren uit te breiden. 

...
7 afbeeldingen.

1950-1960


uitbreiding woongedeelte
De ingezette tendens om extra woonruimte uit te bouwen in het bedrijfsgedeelte zette door in de tweede helft van de 20e eeuw. Dit werd gecombineerd met het realiseren van extra woonruimte binnen het voorhuis zelf. Deze veranderingen vonden waarschijnlijk plaats in de jaren ’50 van de vorige eeuw. De rechter zijkamer werd een stuk uitgebouwd (verbreed) en kreeg een nieuwe balklaag, zachtboard plafond en schouw. Hier achter kwam de nieuwe keuken. Ook de zijgevel werd hier logischerwijs vernieuwd. Het interieur van de naastgelegen voormalige heerd werd ook gemoderniseerd met een nieuw zachtboard plafond en een nieuwe schouw.

De alkoofachtige ruimte achter de voormalige heerd was destijds in gebruik als bijkeuken, ook wel de geut genoemd. Hier staat nog altijd een aanrecht met gootsteen en keukenkastjes uit deze bouwfase. In dit vertrek plaatste men tevens een vaste zoldertrap naar de in de jaren ’50 gerealiseerde slaapkamers op de zolderverdieping. De zolderruimte boven het woongedeelte werd daartoe uitgebouwd tot boven de bestaande bijkeuken. 

verbouwing schuur
Op 12 maart 1956 kreeg A.S.H. graaf van Rechteren-Limpurg vergunning voor het verbouwen van de schuur tot varkensschuur. De verbouwing omvatte het veranderen van de stalinrichting (het afscheiden van varkenshokken) en het wijzigen van de gevelindeling van de achtergevel en beide zijgevels. 

...
4 afbeeldingen.

1960-heden

latere veranderingen
Tot slot hebben er meer recent nog enkele kleinschalige veranderingen plaatsgevonden. Het betreft ten eerste het vernieuwen van de stalinrichting in het bedrijfsgedeelte van de boerderij en het aanpassen van de beide zijgevels. De bestaande mestdeuren en gietijzeren stalvensters werden vervangen door betonnen stalvensters. Hiervoor kreeg de graaf van Rechteren-Limpurg op 18 april 1972 vergunning. 

Later is de gang een stuk naar achteren doorgetrokken en verbonden met een halletje, een kast en een douche- en toiletruimte. Aan de voorzijde van de gang werd een nieuw, verlaagd plafond aangebracht. Tevens is na 1972 achter de bijkeuken(s) een melkruimte afgescheiden. 

...