Tijdbeeld

Advies en waardering


samenvatting bouwgeschiedenis

De huidige verschijningsvorm van de Grote- of Martinikerk in Sneek is grotendeels tot stand gekomen na herbouw in de late 17e eeuw. Deze locatie markeert in Sneek echter grofweg 1000 jaar aan religiegeschiedenis. Al in de 11e eeuw stond hier een driebeukige tufstenen kerk, die omstreeks 1300 vervangen werd door een aanzienlijk groter bakstenen gebouw. Omstreeks 1500 startte men met de bouw van het huidige koor, waarna ook het schip en de zijbeuken vernieuwd werden (het oude westwerk werd gehandhaafd). In deze fase werd ook het vrijstaande klokkenhuis naar de huidige locatie verplaatst en kort na de voltooiing van de kerk bouwde men tegen de zuidzijde een sacristie. 

In 1681 stortte een deel van het westfront in en bleek dat door verzakkingen en verval het gehele westfront en het middenschip gesloopt moesten worden. Bij de herbouw is de kerk aanmerkelijk ingekort en een stuk verlaagd. Een deel van de bestaande zijbeuken werd in verbouwde vorm gehandhaafd. Op het herbouwde deel van het schip werd de oude 16e-eeuwse kapconstructie herplaatst. Men streefde naar het incorporeren van het concept van centraalbouw en symmetrie binnen het bestaande oost-west georiënteerde kerkgebouw. In plaats van het westwerk werd aan deze zijde het westerkoor opgetrokken en tegen beide koren kwamen entreeportaaltjes te staan. Van het interieur dateren uit deze periode nog de banken van de vroedschap met de verplaatste wapenborden, de preekstoel, enkele Tien-gebodenborden en schilderijen, het orgel van Arp Schnitger en mogelijk een deel van de zerkenvloer.

Na de herbouwfase, die in 1712 werd afgesloten, is de hoofdstructuur van het kerkgebouw niet of nauwelijks gewijzigd. Latere wijzigingen hebben voor wat betreft het exterieur hoofdzakelijk betrekking op de logistiek en de toegang tot de kerk: de bouw van het noorderportaal in 1793, de vernieuwing van het zuiderportaal in 1800 en de sloop van het portaaltje voor het westerkoor in 1890. In het interieur vindt in 1871 een belangrijke ingreep plaats. De kerkmeesters besloten het aantal zitplaatsen uit te breiden, waarvoor in de noordbeuk een galerij gebouwd werd en de kerk een nieuw cirkelvormig bankenplan kreeg. De mogelijkheden die de plattegrond na de 17e-eeuwse herbouw voor centraalbouw bood, werden nu optimaal benut met een bankenopstelling die geheel georiënteerd was op de preekstoel. 

In 1924-’25 werden kerk en consistorie gerestaureerd en werd in de zuidoostelijke binnenhoek aan de Grote Kerkstraat een nieuwe kosterswoning gebouwd. Hier was inmiddels een conglomeraat van aangebouwde woon- en dienstgebouwen ontstaan. In de tweede helft van de 20e eeuw hadden veranderingen vooral betrekking op de herinrichting van het voormalige kerkhof en het verrijzen van nieuwbouw rondom de Martinikerk. Daarnaast vond in 1980-’81 een grondige restauratie van de kapconstructie plaats. 


waardering

De cultuurhistorische waardering van de Grote- of Martinikerk is onderverdeeld in een aantal deelwaarderingen. Daarnaast wordt deze visueel gepresenteerd op ingekleurde waarderingsplattegronden. De plattegronden zijn in hogere resolutie onder het tabblad 'bijlagen' te downloaden. 

faseringplattegronden
blauw = 1489-1682
turquoise = 1682-1712
oranje = 1712-1876
rood = 1876-1900
paars = 1900-heden

waarderingsplattegronden
blauw = hoge monumentwaarden, van cruciaal belang voor de structuur en/of de betekenis van het object.
groen = positieve monumentwaarden, van belang voor de structuur en/of betekenis van het object.
geel = indifferente monumentwaarden, van relatief weinig belang voor de structuur en/of betekenis van het object. 

algemene historische waarden
De Grote- of Martinikerk is vanaf de middeleeuwen tot op heden het religieuze centrum en belangrijkste kerkgebouw van Sneek en de locatie herbergt grofweg 1000 jaar aan religiegeschiedenis. Deze continuïteit maakt de kerk tot het belangrijkste ankerpunt in de historie en identiteitsdrager van de stad Sneek. Daarmee vertegenwoordigt de Martinikerk een hoge, algemene historische waarde. 

Het bewaard gebleven kerkinterieur herinnert op tastbare wijze aan het gebruik van de kerk voor de protestantse eredienst vanaf de reformatie. Aan de hand van opeenvolgende vernieuwingen en vergrotingen van de kerk en de uitbreiding van zitplaatsen is het verhaal te volgen van de groeiende bevolking en geloofsgemeenschap in Sneek. 

stedenbouwkundige waarden en ensemblewaarden
De kerk is vanwege haar omvang en hoogte het voornaamste oriëntatiepunt in het historisch centrum van Sneek en functioneert als landmark. Het gebouw markeert de plaats van de oude nederzetting op de terp rond het Oud Kerkhof en de Galingastraat, het startpunt van de ruimtelijke ontwikkeling van Sneek in de 8e en 9e eeuw. Deze rol is groter en belangrijker geworden door de sloop van aanzienlijke delen van de historische bebouwing in de directe omgeving. 

Oorspronkelijk had de Martinikerk een sterke relatie met de direct aangrenzende buitenruimte. Het terrein met kerk en voormalig kerkhof was fysiek afgescheiden van de rest van de stad. Door opeenvolgende herinrichtingen is het voormalige kerkhof niet meer als zodanig herkenbaar en is het ensemble van kerk en buitenruimte aangetast. Op het plein van het Oud Kerkhof is namelijk geen duidelijke fysieke grens meer aanwezig tussen de gevels van de omliggende bebouwing en de gevels van de kerk. Daarmee is de openbare ruimte ‘opgerukt’ tot aan de buitenmuren van de Martinikerk. Wel vormt de kerk een waardevol en zeldzaam ensemble met het bewaard gebleven, vrijstaande houten klokkenhuis. 

Sinds de 17e eeuw werd het beeld ten oostzijde van de kerk bepaald door de gesloten rooilijn van de Grote Kerkstraat. De sloop van woningen tussen de klokkentoren en de kosterswoning heeft ervoor gezorgd dat hier sprake is van een rafelige rooilijn. Onbedoeld zijn hierbij ‘achterkanten’ van de bij de kerk behorende woon- en dienstwoningen in het zicht gekomen, waardoor een wat rommelig beeld is ontstaan. 

architectuurhistorische- en bouwhistorische waarden
De Martinikerk kent een lange en rijke bouwgeschiedenis en is zeer representatief als laatmiddeleeuws kerkgebouw dat door de eeuwen heen diverse keren verbouwd, vergroot en vernieuwd is. Deze historische gelaagdheid vormt een belangrijk onderdeel van de architectuur- en bouwhistorische waarden. 

De materiële waarde bestaat allereerst uit het casco van de driebeukige kerk, waarvan de oudste delen uit het begin van de 16e eeuw dateren. Concreet gaat het hierbij om het gedifferentieerde exterieur, inclusief de aangebouwde portalen, de driebeukige opzet met ooster- en westerkoor en de relatief gaaf bewaard gebleven kapconstructies van het koor en het middenschip.

Waar in het exterieur nog een oriëntatie in de lengterichting (oost-west) herkenbaar is door het steile dak van het middenschip en de beide koren, domineert in het interieur de centraalbouw. Dit wordt vooral bepaald door het bewaard gebleven architectonische concept uit 1871, bestaande uit het cirkelvormige bankenplan met verlaagde westergalerij, vernieuwde noordergalerij en de oriëntatie van de zitplaatsen op de preekstoel. De conceptuele waarde van de opstelling van het 19e-eeuwse bankenplan is groter dan de waarde van de kerkbanken zelf, die gaaf bewaard bleven maar in materiële zin niet zeldzaam zijn. 

Alle vier de zijden van de kerk hebben een eigen ingang, die bestemd was voor verschillende sociaal-maatschappelijke groepen. Zo was het kleine portaal aan de zuidzijde de ingang van de armen en het noorderportaal de toegang tot de kerk voor de welgestelde kerkgangers. Het ooster- en westerkoor zijn (ruimtelijk) binnen het concept van centraalbouw van ondergeschikt belang en vervullen de rol van toegang, opberg- en restruimte.

Naast de relatief gaaf bewaard gebleven indeling uit de 19e eeuw zijn enkele oudere interieuronderdelen van architectuurhistorische waarde. Hierbij gaat het om het toegangspoortje uit 1652 naar het oosterkoor, de reeds genoemde preekstoel uit 1626, de rijk vormgegeven banken voor de vroedschap en de bijbehorende (verplaatste) wapenborden uit de late 17e eeuw en het orgel van de beroemde orgelbouwer Arp Schnitger uit omstreeks 1711. Verder is het van groot belang om bedacht te zijn op mogelijk bewaard gebleven delen van de zerkenvloer (inclusief grafkelder in westerkoor) onder de huidige houten vloer. 

Ook de aangebouwde consistorie en het vrijstaande, houten klokkenhuis zijn van grote architectuur- en bouwhistorische waarde. Bij de consistorie wordt de waarde vertegenwoordigt door het 16e-eeuwse casco (exterieur, zolderbalklaag, kapconstructie) en het deels authentieke 18e-eeuwse interieur op de begane grond. Speciale vermelding verdient de laatgotische deur van de kerkruimte naar de consistorie. In verhouding tot de Martinikerk, de klokkentoren en de consistorie zijn de aanbouwen in de zuidoostelijke binnenhoek in architectuurhistorisch perspectief relatief armoedig vormgegeven.

Bijlagen

Klik hieronder op de titel van een PDF of afbeelding om deze te bekijken/downloaden.

Bronnen en literatuur

faseringstekening-martinikerk

waarderingstekening-martinikerk

Colofon

 

Grote- of Martinikerk in Sneek
bouwhistorische verkenning
ARCX-rapport 0916

© ARCX 15 augustus 2016

Onderzoek: ARCX Bergstraat 41 6981 DB Doesburg
telefoon 0313 650190    www.arcx.nl

i.s.m. Belfort Cultuurhistorie en Monumenten, Doetinchem  
Adviesbureau RAAP-Oost, Zutphen

Opdrachtgever: Protestantse Gemeente Sneek

Archiefonderzoek: Peter Boer

Veldwerk, tekst en foto's: Peter Boer en Jacco Vromen

Historische afbeeldingen: gemeentearchief Súdwest Fryslan en beeldbank RCE.

ARCX aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Grote- of Martinikerk

Sneek

Introductie


De Grote- of Martinikerk in Sneek is in haar huidige omvang in de 17e eeuw tot stand gekomen. Al in de 11e eeuw stond op deze plaats een tufsteen kerk, die omstreeks 1300 vervangen werd door een aanzienlijk groter bakstenen gebouw. Deze kerk had een imposant westfront dat bestond uit de zware toren uit de 11e eeuw, geflankeerd door twee zadeldaktorens. In het begin van de 16e eeuw startte men met de bouw van het huidige koor en aannemelijk is dat aansluitend het schip en de zijbeuken vernieuwd werden. Voor de bouw moest waarschijnlijk het vrijstaande klokkenhuis van de noordzijde naar de huidige locatie verplaatst worden. Kort na de voltooiing van de nieuwbouw werd aan de zuidzijde tegen de kerk een sacristie gebouwd. In 1681 stortte het middendeel van het westfront in en bleek dat door verzakkingen en verval het middenschip voor een groot deel moest worden gesloopt. Bij de herbouw is de kerk aanmerkelijk ingekort en ook een stuk verlaagd. Op het herbouwde deel van het schip werd de oude 16e eeuwse kapconstructie herplaatst. 

In het begin van de 18e eeuw kreeg de bekende Duitse orgelbouwer Arp Schnitger opdracht voor de bouw van een nieuw orgel. In 1793 verrees aan de noordzijde een fors ingangsportaal in neoclassicistische stijl.

In 1871 besloten de kerkmeesters het aantal zitplaatsen uit te breiden waarvoor in de noordbeuk een galerij gebouwd werd en de kerk een nieuw cirkelvormig bankenplan en nieuwe plafonds kreeg. Vanwege opnieuw verzakkingen was in 1924/’25 een restauratie noodzakelijk. In deze periode werd ook de consistorie gerestaureerd en aan de Grote Kerkstraat een nieuwe kosterswoning gerealiseerd. In 1980/’81 vond een grondige restauratie van de kapconstructie plaats.

onderzoek

Op dit moment worden plannen ontwikkeld voor een breder gebruik van deze kerk. De cultuurhistorische waarde speelt een belangrijke rol in de planvorming. Vanwege de status van rijksmonument worden hoge eisen gesteld aan bouwkundige aanpassingen. Een bouwhistorisch onderzoek moet inzicht geven in de ruimtelijke ontwikkeling van het gebouw, inclusief de daarbij behorende vaste inrichting. De resultaten maken duidelijk waar de bestaande situatie zoveel mogelijk geconsolideerd dient te worden en waar ruimte is voor nieuwe invullingen.

Het onderzoek is begonnen met een inventarisatie en ordening van de bestaande informatie uit de literatuur. Daarnaast is archiefonderzoek uitgevoerd in het archief van de gemeente Sudwest Fryslan en het archief van de RCE. Het accent heeft daarbij gelegen op het gebouw en de gebruiksgeschiedenis daarvan.

Vervolgens is ingezoomd op het gebouw, waarbij op grond van zichtbare bouwsporen en in combinatie met archiefgegevens, de verschillende veranderingen van het interieur en exterieur gedocumenteerd zijn. De op deze wijze ontstane bouwchronologie is chronologisch gerangschikt in een tijdlijn met historische vensters, die ieder een specifiek onderdeel van de bouwgeschiedenis behandelen. Tot slot zijn de bouwfasering en de aanwezige cultuurhistorische waarden van het kerkgebouw in kleur weergegeven op de huidige ondergrond van de kerk. Deze faserings- en waarderingsplattegronden zijn als afbeelding in de rapportage opgenomen en zijn in hogere resolutie als bijlage te downloaden. 

Het onderzoek is door ARCX uitgevoerd in samenwerking met Belfort Bureau voor Cultuurhistorie en Monumenten uit Doetinchem. 

Het veldwerk heeft plaats gevonden op 1 en 2 augustus 2016. De verdieping en de rechter zijde van de begane grond van de kosterswoning zijn niet bezocht. Verder is er geen destructief onderzoek uitgevoerd. 


beschrijving

centrumcoördinaten:
x= 173.190
y= 560.580

De Martinikerk is een driebeukige kerk, gelegen tegen de westelijke rand van het middeleeuwse centrum. De kerk grenst aan de oostzijde met het koor aan de Grote Kerkstraat. De kerk is opgebouwd uit een aantal bouwdelen. Het schip is oost-west georiënteerd en heeft aan de noord- en de zuidzijde lagere zijbeuken met een lessenaardak. Aan de oostzijde wordt het schip afgesloten met een vijfzijdig beëindigd koor, aan de westzijde is het zogenaamde westerkoor driezijdig afgesloten. Aan de noordzijde staat tegen de kerk in het verlengde van de Marktstraat het noorderportaal, tegen de zuidzijde staat tegen de zijbeuk, op de overgang met het koor de consistorie die twee verdiepingen telt onder een zadeldak. 

Aan de zuidzijde van de kerk staat op de hoek van de Grote Kerkstraat een vrijstaande klokkentoren, geheel opgetrokken in hout op een bakstenen basement. De klokkentoren is afgesloten met een schilddak.

In de binnenhoek tussen het koor, de consistorie en de Grote Kerkstraat staat evenwijdig aan de straat de voormalige kosterswoning met daarnaast een kleine tuin. Deze woning is op de begane grond aan de achterzijde met aanbouwen verbonden met het koor en een tegen de consistorie aangebouwde vergaderkamer. Dit deel van het gebouw bevat hoofdzakelijk dienstruimten. Zie voor een gedetailleerde weergave van de huidige indeling de recente opmeting, die als bijlage te downloaden is. 

De onbebouwde buitenruimte rondom de kerk was vanouds ingericht als kerkhof. Dit terrein is in de huidige situatie bij de pleinvormige ruimte van het Oud Kerkhof getrokken. In het verlengde van de zuidgevel is in 1950 een oorlogsmonument opgericht en tegen de westgevel van het noordportaal staat een gietijzeren waterpomp. 

De bescherming als rijksmonument betreft het kerkgebouw met de aangebouwde portalen, de consistorie en het vrijstaande klokkenhuis. De voormalige kosterswoning en de verdiepingloze aanbouwen tussen het koor en de consistorie zijn niet beschreven en vallen buiten de bescherming.
 

De directe link naar deze rapportage op de website www.tijdbeeld.com is: http://www.tijdbeeld.com/beveiligd/40/sneek?token=P6YVJJX7

Bekijk afbeeldingen

3 afbeeldingen.

1050-1300


Sneek is ontstaan in het kader van de ontginning van een veengebied vanaf de 8e eeuw. De bewoners in het gebied vestigden zich op veenterpen ten zuiden van de voormalige Middelzee. In de 8e of 9e eeuw is waarschijnlijk ook de omgrachte terp opgeworpen waarop de huidige Grote- of Martinikerk staat. Het oorspronkelijke centrum van Sneek bevond zich ten zuidoosten van de kerk, ter hoogte van de Galigastraat. Dit is tevens het hoogste punt van het gebied. Het deel met de kerk en het huidige Oud Kerkhof is wat later aangelegd of verder opgehoogd [Schroor 2011, 18-19]. 

een tufstenen kerk uit de 11e eeuw
De oudste restanten van de Grote- of Martinikerk stammen uit de 11e eeuw. Bij opgravingen in 1975 werden rondom het koor funderingsresten gevonden van een driebeukige tufstenen kerk uit 1050-1100. Van een eventuele oudere (houten) voorganger is niets bekend. Het westwerk moet bestaan hebben uit een zware toren met nevenruimten. Aan de noordzijde van de kerk stond een bakstenen klokkenhuis uit ca. 1200. Het feit dat hier al in de 11e eeuw een driebeukig stenen kerkgebouw met fors westwerk werd gebouwd, toont aan dat Sneek in deze periode al een nederzetting van aanzienlijk (geestelijk) belang was. Afgezien van de restanten in de bodem, bleef van het vroegste kerkgebouw niets bewaard [Van Haersma Buma 1982, 37-39.]. 

...
3 afbeeldingen.

1300-1500


Tegen het einde van de 13e eeuw krijgt Sneek stadsrechten (in 1456 vastgelegd) en wordt de stad omgeven door vestingwallen en -grachten. Inmiddels was het belang van Sneek als handelsnederzetting en als religieus centrum toegenomen. In 1284 hadden de Johanniters of Hospitaalridders van St. Jan zich in de stad gevestigd. Zij stichtten een commanderij op een terp ter plaatse van de tegenwoordige algemene begraafplaats en hadden het patronaatsrecht voor verschillende kerken in de regio (recht om iemand voor het pastoorsambt voor te dragen). Ook wordt Sneek tussen 1290 en 1313 tot afzonderlijk dekenaat verheven. Stadsuitbreidingen aan de zuid- en oostzijde in de 15e eeuw hebben ervoor gezorgd dat de Martinikerk aan de westzijde excentrisch kwam te liggen binnen het centrum.

bouw van een bakstenen kerk met torenfront
Omstreeks 1300 werd de tufstenen kerk uit de 11e eeuw gesloopt en vervangen door een groter, driebeukig bakstenen kerkgebouw. Aan weerszijden van de gehandhaafde romaanse toren kwamen twee nieuwe torens te staan, zodat het westwerk voortaan uit een driedubbel torenfront bestond. Dit front is in verbouwde vorm te zien op de tekening van Jan Abrahamsz. Beerstraten uit ca. 1663. De weergegeven galmgaten op de bovenste verdieping van de buitenste torens wijzen erop dat hier klokken gehangen hebben. Aan de zuidzijde stond een groot portaal of transept. Ook van deze bouwperiode van de Martinikerk staat in materiële zin niets meer overeind. 

...

1500-1580


Sneek kende in de loop van de 15e eeuw een bloeiperiode. De stad kreeg in 1427 het waagrecht en ontpopte zich tot regionaal centrum voor de handel in zuivelproducten. Na de stadsuitbreidingen ten oosten en zuiden van de kern rond de Martinikerk, werd het geheel begrensd met een omwalling en grachten. In de 16e eeuw volgde de modernisering van de verdedigingswerken. Sneek werd de enige geheel ommuurde stad van Friesland. Net als in de vorige periode, was de nieuw verworven status en toegenomen welvaart aanleiding tot de vernieuwing van de parochiekerk. 

nieuwbouw van een gotisch kerkgebouw
Het bestaande klokkenhuis aan de noordzijde stond een vergroting van het kerkgebouw in de weg. Daarom werd in 1489 aan de zuidzijde een nieuw houten klokkenhuis opgetrokken. Kort voor 1500 begon men met de bouw van het nieuwe gotische koor. Tegen de noordzijde kwam een traptoren te staan. Vervolgens werd in het begin van de 16e eeuw het bestaande driebeukige schip afgebroken en in aansluiting op het koor in gotische stijl opnieuw opgebouwd. Het torenfront met de drie torens met zadeldaken werd bij de nieuwbouw gehandhaafd. 

De 16e eeuwse kapconstructies van het koor en het middenschip zijn grotendeels bewaard gebleven. Beiden zijn uitgevoerd als eiken sporenkappen, ondersteund door een reeks van drie gestapelde schaargebinten. De vijfzijdige koorsluiting wordt gevormd door vier halve gebinten die tegen een koningsstijl steunen. Opvallend is dat zowel de sporen als de gebinten (in verzwaarde vorm) voorzien zijn van standzonen. Deze standzonen staan niet op een muurplaat of trekbalk, maar op de fliering die bovenop het derde gebint rust. Wellicht is deze oplossing tot stand gekomen na de herbouw van het middenschip (en het hergebruik van deze kapconstructie) aan het eind van de 17e eeuw.

Het is niet bekend wanneer de nieuwe kerk in gebruik werd genomen en of het geheel in één bouwfase tot stand is gekomen. In 1529 is namelijk nog sprake van ‘timmeringhe’ van de Martinikerk en een jaar later worden door de raad 30.000 stenen voor de kerk besteld. Mogelijk gaat het hierbij om de laatste bouwwerkzaamheden, bijvoorbeeld het optrekken van de zijbeuken. 

De lagere zijbeuken sloten met lessenaarsdaken op het hogere middenschip aan. Boven deze aansluiting was de hoofdbeuk voorzien van een lichtbeuk met een groot aantal vensters. Uit opgravingen is gebleken dat de zijbeuken oorspronkelijk zes traveeën telden en later met één travee naar het westen zijn verlengd. De huidige zijbeuken gaan, weliswaar aangepast, ingekort en gemoderniseerd, in oorsprong nog terug op de 16e eeuw. Binnen zijn in beide beuken de aanzetten van stenen gewelven te zien. 

sacristie / consistorie
In de loop van de 16e eeuw is ook de sacristie gebouwd die tegen de zuidbeuk staat en na 1580 als consistorie in gebruik zal zijn genomen. In de literatuur wordt vermeld dat deze later dan de zijbeuken gebouwd moet zijn, omdat het raam in de aansluitende muur van de zijbeuk is dichtgemetseld [Van Haersma Buma 1982, 45]. Hiervan is in de huidige situatie geen enkel spoor te ontdekken. De kapconstructie van de sacristie bleef gaaf bewaard en bestaat uit een eiken sporenkap, ondersteund door vier eiken gebinten. Voor stabiliteit in de lengterichting zijn windschoren aangebracht, aan de bovenzijde gepend, onder gespijkerd. De gebinten zijn genummerd I tot en met IIII met gebroken-gesneden telmerken.

De zolderbalklaag bestaat uit een (gerestaureerde) alternerende eiken balklaag, die om en om voorzien zijn van peerkraalconsoles met een neuslijstje. Onduidelijk is of de tussenbalken in 1924 al aanwezig waren en/of dat de vloer oorspronkelijk kinderbinten had. Op de begane grond wordt de toegang naar de kerk afgesloten met een opgeklampte, laatmiddeleeuwse geroseerde deur, die aan de zijde van de sacristie voorzien is van gotische briefpanelen. De deur is op deze plaats hergebruikt. In 1953 werden bij herstelwerkzaamheden oudere, dichtgezette toegangen naar de verdieping en begane grond van de voormalige sacristie gevonden. 

...

1580-1712


Na de Reformatie wordt de Grote- of Martinikerk in Sneek door de hervormden in gebruik genomen, waarna de diverse altaren en heiligenbeelden uit het interieur verdwijnen. Uit deze periode dateert ook de vroegste vermelding van meubilair in de kerk voor de hervormde eredienst. In de noordbeuk stond vanaf 1584 een bank voor de magistraat en bevond zich in de 17e eeuw een orgelgalerij met orgel. De huidige preekstoel dateert uit 1626. Verder bleven uit deze periode een collectie schilderijen en Tien geboden-borden bewaard. In 1652 werd een nieuw poortje als entree naar het oostkoor aangebracht, dat in de huidige situatie door een later portaaltje aan het oog wordt onttrokken. 

instorting en herbouw
In 1681 wordt de kerk getroffen door rampspoed. Waarschijnlijk door verzakking, stort de middengevel van het westfront in. Na twee latere instortingen tijdens de herbouw, moet het westfront en (een deel van?) het middenschip gesloopt worden. De huidige verschijningsvorm van de Martinikerk is het resultaat van een ingrijpende verbouwing in de jaren 1682-’83 voor f. 37.000,-, waarbij de kerk in sober classicistische vormgeving herbouwd werd. De ingreep was gestoeld op een duidelijk architectonisch concept, waarbij gestreefd werd naar zoveel mogelijk symmetrie en het integreren van centraalbouw in het bestaande oost-west georiënteerde kerkgebouw.  

De werkzaamheden bestonden allereerst uit het volledig opnieuw optrekken en verlagen van het schip, dat sindsdien vier traveeën telt. Men hergebruikte de bestaande kapconstructie en sloot deze opnieuw aan op de kap van het gehandhaafde oostkoor. Aan de westzijde van het schip werd het gesloopte westfront vervangen door een nieuw westkoor. Het metselwerk van het nieuwe westkoor werd doorgetrokken tot over de kopgevels van de bestaande zijbeuken, die een stuk ingekort waren. Rondom werden nieuwe rondboogvensters geplaatst. De plattegrond van de kerk werd na de herbouw gevormd door een vierkant, bestaande uit het schip en de zijbeuken, met aan weerszijden een koor. Uitgebouwde portalen tegen beide koren versterkte de symmetrie.

In het interieur werd het middenschip van de zijbeuken gescheiden door zuilen van de Toscaanse orde. Tussen de zuilen waren ronde scheibogen geslagen en de zijbeuken waren overdekt met stenen gewelven tussen gordelbogen. In het middenschip en in beide koren werden in 1708-’09 spitsboogvormige eikenhouten gewelven aangebracht. De houten gewelven rustten op eiken trekbalken, ondersteund door korbeelstellen.

bankenplan en orgel
Passend bij de nieuwe 'centraalbouw' werden voor belangrijke maatschappelijke groepen en families nieuwe banken gemaakt. Het bankenplan was georiënteerd op de aan de zuidkant staande preekstoel. Een kroniek van de geschiedenis van Sneek uit 1826 geeft hiervan een uitvoerige beschrijving [Napjus 1826, 111-120]. In 1688 wordt het westkoor afgesloten door de banken voor de vroedschap. Deze banken staan hier nog altijd en vormen het enige restant van het 17e-eeuwse bankenplan. De fraaie opzetstukken uit 1690 met snijwerk van zeer hoge kwaliteit van Gerrit Thomas uit Leeuwarden zijn later verplaatst naar het oostkoor.

In de noordbeuk werd in 1698 de nieuwe magistraatsbank geplaatst. ‘Die verheven gestoelte staat in een eenigszins zijdelingsche rigting tegen over den predikstoel aan den noordkant, en wordt ondersteund door drie pijlaren, terwijl aan beide einden een opgang is van tien trappen. Boven dezelve is een luifel met glasraamten, om het licht door te laten, die insgelijks ondersteund wordt door pijlaren.

Aan de Oostkant onder het Orgel zijn de oude Bevelhebbers banken, mede met een doorgang in derzelver midden. Deze zitplaatsen zijn insgelijks gedekt door een kap, welke door versierde pijlaren ondersteund wordt’. De kroniek maakt ook melding van gereserveerde zitplaatsen voor kerkmeesters, leden van de rechtbank en weeskinderen. ‘Deze zitplaatsen worden jaarlijks publiek verhuurd. Anderen behooren in eigendom aan bijzondere personen’. Daarnaast staan in de kerk ook ‘algemene banken’ waar men vrij kan plaatsnemen. Dit gold overigens niet voor vrouwen, waarvoor in het ruim losse stoelen stonden. 

Tussen het schip en het oostkoor werd een nieuwe orgelgalerij gerealiseerd. De bekende orgelbouwer Arp Schnitger legde in 1711 de laatste hand een aan nieuw orgel. De grootschalige herbouw en vernieuwing werd in 1712 afgesloten met de plaatsing van een carillon in de dakruiter. 

zerkenvloer
In de kroniek uit 1826 staat niet alleen veel informatie over het 17e-eeuwse bankenplan, maar gaat de auteur tevens in op de graven in de Martinikerk. ‘In het westerkoor zijn twee grafsteenen, onder welke eene grafkelder is, toebehoorende aan de familie van de Heeren Frieswijk. Voor het overige zijn in deze kerk vele familiegraven, welke meestal met groote zerksteenen gevloerd zijn. Aan sommige derzelve is het zigtbaar, dat de daaronder zijnde graven het eigendom van voorname personen geweest is’. Inmiddels is bekend dat het hier onder andere om 16e-eeuwse grafzerken gaat. In de huidige situatie ligt in de gehele kerk echter een houten vloer. Het is niet bekend of en in hoeverre hieronder nog restanten van een zerkenvloer en de genoemde grafkelder bewaard zijn gebleven. 

 

...
8 afbeeldingen.

1712-1800


vernieuwing van het interieur van de consistorie
In de 18e eeuw vinden er enkele veranderingen en moderniseringen plaats, maar blijft de hoofdstructuur van de kerk ongewijzigd. Zo wordt in 1759 het interieur van de consistoriekamer vernieuwd. Hiervan resteren nu nog (voor een deel gerestaureerd/vernieuwd) het vlakhouten plafond met lijstwerk en forse ornamenten in rococostijl en de kastenwand en wandbetimmering. De 18e-eeuwse schouw is van elders afkomstig en hier in 1924 geïnstalleerd. Het bankenplan werd in de tweede helft van de 18e eeuw uitgebreid met twee banken in rococo-vormgeving. Onderdelen hiervan zijn hergebruikt in twee banken die nu tegen de zuidmuur van de kerk staan.

carillon en noorderportaal
Verdere toevoegingen aan de Martinikerk die van belang zijn in deze periode, betreffen de bouw van een nieuwe dakruiter voor het nieuw gegoten carillon van 26 klokken in 1771 en de bouw van een groot neoclassicistisch noorderportaal in 1793. Het portaal vormde het nieuwe, moderne visitekaartje van de kerk in de richting van de Marktstraat, waar het stadhuis en de woningen van welgestelde burgers stonden.  

De inval van de Fransen in 1795 en de scheiding van kerk in staat had, zoals in veel andere kerken, ook impact op het interieur van de Martinikerk. Wapens werden van grafzerken gehakt en uit gebrandschilderde ramen verwijderd. Tussen 1804 en 1822 zijn alle vensters vervangen door houten ramen. Het stadsbestuur was in het vervolg eigenaar van de traptoren en van de dakruiter. Aan de buitenzijde van de traptoren werd daarom een klein deurtje toegevoegd, zodat deze van buitenaf toegankelijk was. 

...

1800-1876


Sneek was in de 19e eeuw een belangrijk regionaal centrum in een welvarende plattelandsomgeving. De stad had de grootste botermarkt van het land. Door een sterke toename van het aantal gemeenteleden was het aantal zitplaatsen in de Martinikerk ontoereikend. Om hier aan tegemoet te komen werd in 1840 boven de banken van de vroedschap in het westerkoor een galerij geplaatst. Naast deze uitbreiding was de bestaande toegang aan de zuidzijde vervangen door een groter portaal, dat ter plaatse om de steunbeer heen gebouwd werd. 

nieuw cirkelvormig bankenplan
De toevoeging van de westgalerij bleek niet voldoende om het tekort aan zitplaatsen op te vangen. Het ongemak van de staanplaatsen in de kerk vormde de aanleiding voor de aanpassing van de indeling en de opstelling van de banken. De kerkvoogden besloten in 1871 dat door een efficiëntere benutting van de beschikbare ruimte dit probleem opgelost kon worden. Aan de Sneker architect Albert Breunissen Troost (1832-1900) werd opdracht verstrekt om een geheel nieuw bankenplan te ontwerpen. Breunissen Troost begon zijn carrière als medewerker van architect Isaac Warnsinck in Amsterdam. Hij is vooral bekend van de bouwwerken die hij in en om Sneek ontworpen heeft. Vanaf 1859 was hij tevens directeur van de Sneker gasfabriek. 

Troost kwam met een compleet nieuwe indeling gebaseerd op een cirkelvormig bankenplan. Voor dit plan moesten alle bestaande banken, behalve de vroedschapsbanken onder de westergalerij verwijderd worden. Aanvankelijk dacht men dat ook de bestaande banken onder het orgel konden blijven staan maar tijdens de uitvoering bleken deze niet te handhaven. 

Het middelpunt van het nieuwe bankenplan werd gevormd door de bestaande preekstoel. Het gedrukte bestek betreffende deze werkzaamheden bleef in het archief van de gemeente Sudwest Fryslan bewaard. In het schip en de noordbeuk kwamen nieuwe banken in een cirkelvormige opstelling met in het ‘ruim’ van het schip een breed segment voor de opstelling van stoelen. Ook in de zuidbeuk kwamen stoelen te staan. De bank die de binnenste ring direct rond de preekstoel vormde was bedoeld voor de kerkeraad. De hele vloer van de kerk werd voorzien van een verhoogd en naar achteren licht oplopend houten vlonder met verlaagde gangpaden, waarop de banken vast gemonteerd werden, ‘alles van best noords vuren hout’. 

noorder- en westergalerij
De noordbeuk kreeg over de gehele breedte een galerij. De vloer hiervan rustte tussen de pijlers van de kerk op hangwerken, opgebouwd uit ’ … een greenen balk, 2 eiken schoren, 1 eiken ligger, gegoten ijzeren koppelstukken en gesmeed ijzeren bouten …’. Deze hangwerken werden uit het zicht weggewerkt in de dichte balustrade van de galerij. Alleen de gietijzeren opleggingen zijn in het zicht. Voor de toegang tot deze galerij kwam er in de noordmuur van de kerk een opening met deur en in het noorderportaal aan de westzijde een trap. Onder de galerij werd tegen de noordmuur een gang uitgespaard, van de kerk afgeschermd door een houten wand met een glasstrook met gekoppelde rondboogvensters. De vormgeving hiervan was geïnspireerd op de uit 1777 daterende  glazen in de wand achter de vroedschapsbank. Ook achter het orgel werd over de gehele hoogte een houten schot met rondboogvensters aangebracht.

De bestaande galerij in het westerkoor moest vervolgens ook aangepast worden aan de hoogte van de nieuwe noordergalerij. Daartoe moest het voorste gedeelte verlaagd worden zodat de balustraden van beide galerijen op dezelfde hoogte kwamen. In het bestaande houten portaal dat de vloer ondersteunde werd daarvoor een extra tussenbalk aangebracht. Het verlaagde deel van de galerij werd toegankelijk gemaakt met een nieuwe trap vanuit het westerkoor. Voor de inrichting maakte men gebruik van de ‘bestaande banken op deze galerij’, aangevuld met de ‘zogenaamde nieuwe vrouwenbanken in het benedenruim ten westen van de preekstoel en van de overige oude banken’. 

De verlaging van de westergalerij had ook gevolgen voor de daar onder opgestelde vroedschapsbanken. De sloop van de luifel boven deze banken was door de beperktere ruimte noodzakelijk. De hier boven aangebrachte wapenborden uit 1690 bleven wel bewaard en werden later in het oosterkoor opgehangen. 

Onder het houten gewelf van het schip en ook in de zijbeuken werd een stucplafond aangebracht. Met deze ingrepen kreeg het interieur van de kerk een uitgesproken 19e eeuwse verschijningsvorm, met een licht interieur en een bankenopstelling die geheel georiënteerd was op de preekstoel. 

...
10 afbeeldingen.

1876-1924


nieuwbouw kosterswoning
In 1871 werden ook plannen gemaakt voor de nieuwbouw van de kosterswoning aan de Grote Kerkstraat en een uitbreiding van de consistorie met een vergaderzaal. Vanwege de te verwachten kosten zijn deze plannen niet doorgegaan. Een wat bescheidener plan werd in 1876 wel uitgevoerd. Dit plan bestond uit de bouw van een nieuwe kosterswoning aan de zuidzijde van het koor en de uitbreiding van de consistorie aan de oostzijde met een vergaderlokaal onder een lessenaardak.

afbraak westportaal
Waarschijnlijk vanwege verzakkingen moest in 1890 de meest westelijke scheiboog tussen schip en noordbeuk tijdelijk ondersteund worden. In hetzelfde jaar brak men tevens het westportaal af en kwam er een nieuwe toegangspartij naar ontwerp van architect A. Breunissen Troost. De gedenksteen uit 1682, die oorspronkelijk aan de buitenzijde boven het westportaal ingemetseld was, verhuisde bij deze verbouwing naar de binnenzijde van de zuidmuur van het westerkoor. 

sloop van woningen aan de Grote Kerkstraat
De eerder niet doorgegane verbouwing van de kosterswoning en de consistorie blijft de gemoederen bezig houden. In 1909 stelt architect H. Buursma een nieuw plan op dat verdeeld ontvangen wordt door de kerkvoogden en waar de predikanten Horreus de Haas en Van Papendrecht bezwaren tegen inbrengen. Uiteindelijk gaan de plannen opnieuw niet door. In 1915 wordt wel het aanbrengen van een smeedijzeren hek rondom de gehele kerk door de kerkvoogden aanbesteed. Een jaar eerder was een dubbele woning aan de Grote Kerkstraat, gelegen tussen het klokkenhuis en het koor al afgebroken. 

Veemarkt en voormalige kerkhof

Vanouds was de direct aangrezende buitenruimte van de Martinikerk in gebruik als kerkhof. In 1827 werd het echter bij wet verboden om in en om de kerk te begraven. Omstreeks 1900 wordt de zuidzijde van het huidige Oud Kerkhof deels ingezet voor de sterk groeiende veemarkt, die tot 1930 op het Martiniplein plaatsvond. Een schoolgebouw aan de zuidzijde werd in 1886 verbouwd tot (vee)marktgebouw. Ten westen daarvan bouwde men in 1879 het gymnasium. Beide gebouwen hebben lange tijd op het Oud Kerkhof gestaan, maar zijn inmiddels vervangen door nieuwbouw.

In 1915 werd het aanbrengen van een smeedijzeren hek rondom de gehele kerk door de kerkvoogden aanbesteed. Om onbekende redenen moest dit hek al vrij snel wijken voor de aanleg van een laag muurtje.  

 

...

1924-1925


constructief herstel
In 1924/1925 werden de al langer bestaande problemen met de fundering van de kerk op ingrijpende wijze aangepakt. Architect F. de Jong stelde een plan op voor constructief herstel dat vooral betrekking had op het ondermetselen van de funderingen van de pijlers van de kerk en het versterken van de kapconstructie met stalen profielbalken en trekstangen. Verder werden de gordelbogen in de beide zijbeuken verwijderd. Voor deze werkzaamheden was het noodzakelijk de gehele noordgalerij en het grootste deel van het bankenplan in het schip tijdelijk te demonteren. 

In de literatuur is sprake van sloop van het dan nog grotendeels aanwezige houten gewelf boven het stucplafond. De afkomende materialen zouden verwerkt zijn in de lambrisering van het koor. [Van Haersma Buma 1982, 61.] In het bestek uit 1924 is echter slechts sprake van schoonmaken van ‘de gehele kap met balken, onderkant dakbeschot, plafonds enz.’. Het bestek bevat geen gegevens die betrekking hebben op het maken van een lambrisering in het koor. 

Niet alleen de kerk werd aangepakt, ook de consistorie werd naar plannen van De Jong gerestaureerd en de al langer gewenste vernieuwing van de kosterswoning werd tegelijkertijd gerealiseerd. 

restauratie consistorie
Van de restauratie van de consistorie bleef geen bestek bewaard. Aan de hand van de tekeningen in het bouwdossier en foto’s van voor de restauratie valt in grote lijnen wel af te leiden waar de werkzaamheden uit bestonden. Van het exterieur werd de bestaande situatie grotendeels geconsolideerd. Het tegen de westgevel aangebouwde gang die naar het zuidelijke toegangsportaal liep werd gesloopt en op de verdieping reconstrueerde De Jong een kruisvenster. Abraham Beerstraten geeft deze gevel op zijn omstreeks 1662 gemaakte tekening van de kerk ook weer, maar met een kloostervenster op de verdieping. Deze tekening is pas in de jaren ’50 (her)ontdekt, dus De Jong kon destijds hiervan nog niet op de hoogte zijn. Ook in de oostgevel werd op de verdieping een vergelijkbaar venster gereconstrueerd. In het gevelmetselwerk is op de begane grond en net onder de dakrand een opvallend grotere baksteen verwerkt. Waarschijnlijk wijst dit niet op een faseverschil maar op het secundair gebruik van (de grotere) steen.  

De uit 1876 daterende aanbouw (‘bijlokaal’) aan de oostzijde was door de sloop van de woning aan de Grote Kerkstraat in 1914 duidelijker in het zicht komen te liggen. Dit vormde waarschijnlijk de aanleiding voor een ingrijpende modernisering van het exterieur. Dit werd geheel in de toenmalige tijdgeest voorzien van een plat dak met een gevelbeeindiging met een rollaag in siermetselwerk. In afwijking van de tekening kreeg de oostgevel tevens een verticale geleding met twee gemetselde pilasters. De verbindingsdeur tussen bijlokaal en consistoriekamer verlaagde men een stuk en tegen de zuidgevel kwam een stookplaats. 

In de naastgelegen consistoriekamer moest een 19e eeuwse kachelnis wijken voor een 18e eeuwse schouw, waarschijnlijk afkomstig van afbraak elders. De kamer op de verdieping kreeg tegen de zuidgevel een nieuwe schouw in historiserende vormen en de trap naar de zolder werd verplaatst. 

In constructieve zin is het onduidelijk wat precies uitgevoerd is. Volgens de tekening is de gehele verdiepingsbalklaag vernieuwd en die van de zolder gerestaureerd. Behalve het aanbrengen van een dubbele muurplaat die de eiken kapgebinten ondersteunt (die daarvoor een klein stukje afgezaagd moeten zijn) veranderde de kapconstructie niet. 

nieuwbouw kosterswoning
Het aanvankelijke plan voor de vernieuwing van de kosterswoning werd vanwege het platte dak  door de gemeente-architect niet enthousiast ontvangen. Een aangepast plan met een verdiepingloos dwarshuis met een steile mansardedak aan het Grote Kerkstraat werd wel goedgekeurd. Een in de oksel tussen het koor, de zuidbeuk en het bijlokaal bestaand slaapvertrek met een plat dak werd in de nieuwbouw ingepast. Later dat jaar wijzigde De Jong het plan nog een keer en voegde aan de zijde van de kerk een gang, een w.c. en een urinoir toe.

...
9 afbeeldingen.

1925-heden


latere veranderingen
In de loop van de 20e eeuw hebben in en om de kerk nog diverse veranderingen plaatsgevonden. Voor wat betreft het interieur van de kerk werden in 1935 twee nieuwe trappen geplaatst in het noorderportaal, ontworpen door architect B. Leeman. In 1980-’81 vond een grondige restauratie plaats van de kapconstructie, het dak en de dakruiter. Daarbij werden de middenbeuk en het oosterkoor overdekt met een houten tongewelf. In het westerkoor zijn in 1989 toiletten ingebouwd. Met betrekking tot de aanbouwen is de kosterswoning in 1997 gemoderniseerd en is aan de zijde van de consistorie in 2007 een noodtrappenhuis toegevoegd. 

herinrichting Oud Kerkhof
De directe omgeving van de kerk heeft vanaf de tweede helft van de 20e eeuw een modern karakter gekregen. Aan de omliggende straten verrees veel nieuwbouw en omstreeks 1970 werd de ruimte rond de kerk en op het Martiniplein ingericht met parkeerplaatsen. In 1975 werden aan de westzijde bij opgravingen diverse restanten van muurwerk en fundamenten van oudere voorgangers van de huidige kerk ontdekt. Bij de herinrichting van het Oud Kerkhof in 2002 is de locatie van de twee buitenste torens van het oude westwerk gemarkeerd met hardstenen podia. De Deense landschapsarchitect Swen-Ingvar Anderssen ontwierp een pleinachtige omgeving, waarbij in het stratenpatroon aan de noord- en zuidzijde meerdere banen hardsteen (gericht op de preekstoel) werden aangebracht. 

...